Machtsdroom en esoterie – studie van Jo Bogaert over De aanbidding van het Lam Gods van Jan van Eyck

HET BOVENSTAANDE BOEK IS NIET MEER IN DRUK BESCHIKBAAR

De ontstaansgeschiedenis van het indrukwekkende veelluik Het Lam Gods van Jan van Eyck uit is anders dan de meeste boeken en internetsites daarover vermelden. Dat betoogt Jo Bogaert in zijn in 2010 verschenen boek ‘Van Eyck, De aanbidding van het Lam Gods, machtsdroom en esoterie’ op basis van eigen historisch onderzoek. Zijn bevindingen worden ook vermeld in het gratis online-programma Het nieuwe Jeruzalem in jezelf van Pentagram boekwinkel. 

Wat is de betekenis van dit imposante altaarstuk? Op die vraag wil Bogaert het antwoord geven. Zijn zoektocht voert naar de historische omgeving waarin het Lam Gods is ontstaan. Naar de oorspronkelijke opdrachtgever, Willem VI van Beieren, graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen en diens ridderorde van Sint-Antonius-in-Barbefosse. Naar de Duitse keizer Sigismund, het Westerse Schisma en de Honderdjarige Oorlog.

Tenslotte wordt een andere betekenis zichtbaar waarin de christelijke esoterie, de magie, het ridder- en keizerideaal, de kruistocht- en politieke machtsdromen van Willem VI een rol blijken te spelen. Een betekenis die grondig afwijkt van wat de kunstgeschiedenis ons leert. Hieronder volgt een gedeelte uit hoofdstuk 5 over de opdrachtgevers en de koper.

V DE EENHEID VAN HET SAMENGESTELDE VEELLUIK

1. De opdrachtgevers en de koper

Tijdens mijn zoektocht naar de achtergronden van het Lam Gods werd het me steeds duidelijker hoezeer mijn conclusies afwijken van de overgeleverde opvattingen. Ik zag Joos Vijd niet langer als de opdrachtgever, maar slechts als de schenker van het Lam Gods of hoogstens de opdrachtgever van de buitenzijde. Ik geloofde niet in het bestaan van Hubert Van Eyck, de vermeende broer van Jan, die met het Lam Gods zou zijn begonnen. En tenslotte was ik gaan twijfelen j aan de bestaande interpretaties die het veelluik vanuit het katholieke dogma pogen te verklaren.

Laat ik eerst het probleem van de opdrachtgever toelichten. Meestal gaat men ervan uit dat het Lam Gods in opdracht van Joos Vijd werd geschilderd, hij staat immers afgebeeld op de buitenzijde. Vijd was zonder enige twijfel de schenker van het Lam Gods, hij was degene die het kocht, maar hij was in geen geval de oorspronkelijke opdrachtgever.

Zoals ik uitvoerig heb trachten aan te tonen was het Willem VI die het werk bestelde. Toen deze in 1417 onverwacht stierf, was het Lam Gods nog niet voltooid. Van Eyck zal niet betaald zijn geweest en bijgevolg zal hij de panelen bewaard hebben. Bij wijze van aandenken aan zijn overleden opdrachtgever schilderde hij de fatale datum op de rode hoed. Pas tal van jaren later slaagde hij erin de panelen te gelde te maken toen hij ze aan Joos Vijd verkocht.

Dat gebeurde na de dood van Jan van Beieren in 1425 bij wie Jan van Eyck in dienst was en die eveneens onverwacht was overleden, wellicht door vergiftiging. Opnieuw bleef Jan Van Eyck met een aantal onafgewerkte opdrachten zitten, met name een en deësis (Maria, God en Johannes de Doper) en twee panelen met de Zangers en Muzikanten die mogelijk voor een orgel waren bestemd. Die panelen maken nu deel uit van het bovenregister van het Lam Gods, De kinderloze Jan van Beieren werd opgevolgd door Filips de Goede, hertog van Bourgondië’ en graaf van Vlaanderen. Van Eyck trad bij hem in dienst. Tijdens de machtsovername door Filips de Goede maakte Joos Vijd deel uit van een Bourgondisch gezantschap naar Den Haag, de stad waar Van Eyck toen werkte.

Het is heel goed mogelijk dat Vijd bij die gelegenheid de schilder heeft ontmoet, zijn atelier heeft bezocht en met hem heeft gesproken over een altaarstuk voor zijn kapel in de Sint-Janskerk in Gent. Van Eyck zag zijn kans schoon om een aantal van zijn nog niet te gelde gemaakte panelen te verkopen. Met het grote psychologische inzicht, waarvan. zijn portretschilderijen getuigen, zal hij de mentaliteit van de ijdele Vijd snel hebben ingeschat. Hij zou hem een altaarstuk leveren, zo groot en imposant dat zelfs prinsen hem zouden benijden.

De beschilderde oppervlakte van Het Lam Gods is naar de 15de-eeuwse maatstaven enorm. Een retabel met dergelijke afmetingen, zoals bijvoorbeeld ook het retabel voor het Hotel-Dieu in Beaune door Van der Weyden, was in die tijd uitzonderlijk. Het is op zijn minst merkwaardig dat een zakenman als Joos Vijd het grootste altaarstuk uit zijn tijd bezat. Was het betaalbaar of kocht hij het tegen een gunstprijs?

Tenslotte bestond het voor de helft uit panelen die Van Eyck al jarenlang bewaarde en die overbodig waren geworden door de dood van de opdracht-gevers. Opdrachtgevers, niet opdrachtgever, want de deësis uit het bovenregister is zoals gezegd waarschijnlijk in opdracht van Jan van Beieren gemaakt, terwijl het benedenregister een opdracht van Willem VI was. Van Eyck voegde er een aantal nieuwe beeltenissen aan toe, onder meer de gehele buitenzijde met Vijds portret en dat van zijn echtgenote, Sint-Jan de Doper en Sint-Jan de Evangelist, de Aankondiging. Adam en Eva werden aan de binnenzijde toegevoegd. Vandaar het opvallende verschil tussen de eentonig bruingetinte buitenzijde en Adam en Eva enerzijds en de zee van kleuren en details van de binnenzijde anderzijds. Zo kan het gegaan zijn.

Hoe komt het dan dat men steeds beweert dat Joos Vijd de oorspronkelijke opdrachtgever van het Lam Gods was?

  1. Meestal was de schenker niet alleen degene die het werk kocht, maar ook degene die het bestelde. Aangezien Joos Vijd het Lam Gods wel degelijk kocht en er als schenker op afgebeeld staat, gaat men ervan uit dat het oorspronkelijk in zijn opdracht werd gemaakt.
  2. De tau in het midden van het schild verwijst naar Willem VI en de Orde van Sint-Antonius-in-Barbefosse. Het is geen versiersel of een letter zonder betekenis. Als men zoals de meeste kunsthistorici aan de tau voorbijgaat, kan men nooit vermoeden dat Willem van Beieren de oorspronkelijke opdrachtgever was. Men kan dan blijven beweren dat Vijd de opdrachtgever was.
  3. Vele auteurs geloven in de authenticiteit van het kwatrijn dat op de lijst van het Lam Gods staat geschilderd. Vijd wordt daarin als eigenaar vermeld. Een chronogram in het viervers vormt het jaar 1432 en dat zou de datum van de inauguratie zijn. Aangezien Van Eyck tot 1425 hofschilder was van Jan van Beieren, gaat men ervan uit dat het Lam Gods pas nadien werd geschilderd, tussen 1425/1426 en 1432. In dat geval kan Willem VI onmogelijk de oorspronkelijke opdrachtgever zijn aangezien hij stierf in 1417.

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER HET LAM GODS