Cor Damme, een belangrijke kracht achter de groei van de School van het Rozenkruis in de vooroorlogse periode

De orde van het Rozenkruis verbindt zich altijd met een impuls die puur is, met aspiratie, vriendschap en verdieping, in een streven dat zowel vol eenvoud is en zuiver. En tegelijk ontmaskerend. Op mensen die blijk geven van een potentiële geschiktheid komen golven van inzicht en inspiratie af, uit het oorspronkelijke veld, de wereld van het abstracte denken. Alle krachten van het Licht omhullen hen, doordat zij erop gericht blijven om ze in de samenleving door te laten werken. Precies dat gebeurde bij de broers Wim Leene (1892-1938) en Jan Leene (1896-1968, burgerlijke naam van J. van Rijckenborgh), en een aantal vrienden van hen, onder wie Cor Damme (1897-1966). Ieder van hen had een eigen inbreng voor wat zou uitgroeien tot de School van het Gouden Rozenkruis.

Cor Damme was geboren in Rotterdam, als derde zoon van Bernard Damme, die in de negentiende eeuw Spinoza bekend maakte in de Rotterdamse en Nederlandse arbeidersbeweging. Bij hun thuis kwamen mannen op bezoek als F. Domela Nieuwenhuis, A.J.E. van den Bogaert, Van den Bergh van Eysinga, dominee Schermerhorn, Willem Meng en anderen. Deze Bernard Damme was een nobel mens, wiens lijfspreuk was: ‘zaaiende voortgaan’. 

Cor Damme zelf was bevriend met schrijvers als Henri Borel en André Peters. Hij was goed onderlegd in astrologie en experimenteerde met de kracht van gedachten. Dat was iets dat Peters, lid van de Rosicrucian Fellowship, met lede ogen aanzag. In combinatie met Cors dynamische geest zag hij daarin een potentieel gevaar en hij wilde diens vurige karakter (sterrenbeeld Leo) in goede banen leiden. Vandaar dat hij hem waarschuwde: ‘Je moet je talenten niet zo versmijten, je kunt je kennis beter in dienst van de mensheid stellen. Ik zal je in contact brengen met Wim en Jan Leene, die zijn in Haarlem met een nieuw werk begonnen.’

Cor Damme is een dynamische persoonlijkheid en heeft een scherpe pen. In de vooroorlogse jaren belichaamt hij de derde zijde van het voortvarende driemanschap dat het werk gestalte en vaart geeft. Damme is ook één van de beste vrienden van Wim Leene. Onder andere om zijn diepgaande esoterische kennis maakt hij al gauw deel uit van de kerngroep en wordt hij opgenomen in het bestuur van de (Nederlandse) organisatie. Dat hij bovendien ook kok was in Hotel Centraal aan de Lange Poten in Den Haag, kwam tijdens de rozenkruis-kampen die vanaf 1934 begonnen op het terrein in de bossen bij Doornspijk dat nu bekend staat als Noverosa, uitstekend van pas. 

Vanaf 1927 tot 1948, eenentwintig jaar lang, is Cor Damme voorzitter geweest van het centrum Den Haag van het Rozekruisers Genootschap. Maar bovenal was hij een hartsvriend van Z.W. Leene. Zij kwamen over en weer bij elkaar over de vloer. Als Jan en Wim Leene in Den Haag waren, bleven zij vaak overnachten. Onder de maaltijden bespraken ze uitgebreid de filosofie, de kosmologie en de universele leringen, ‘zodat wij kinderen ook met dit alles doordrenkt werden’. Ook bleek, als zij hun lezingen vergeleken, dat zij gedrieën hetzelfde onderwerp hadden besproken. 

Cor schreef zijn gedachten in geconcentreerde vorm op en legde het onderwerp dan tijdens de lezing of cursus uitgebreider uit. Zijn vrouw Josina C. Damme-Mouwen schrijft: ‘Het was vanzelfsprekend, dat Jan de boeken schreef, want hij kon het eenvoudiger uitleggen voor de mensen. De zomers waren op de Haere. Cors bijdragen tot het spirituele succes van “het kamp” waren de geregelde lezingen, de dienstleidingen en de vele gesprekken met mensen, die problemen en vragen hadden. Tot het materiële succes droeg de organisatie van de vegetarische keuken op internationaal niveau bij. Dat waren heel mooie jaren.’

En verder: ‘Er ging van elke lezing en cursus een kopie naar Jan Leene, en zij werkten heel harmonisch samen. Alles was voor het “Grote Werk” en het was geweldig; in die tijd was alles goed wat ze deden. Het was hard werk om iets op te bouwen. Natuurlijk werden er fouten gemaakt, maar dat is menselijk.’

In de gloed van die vriendschap, die zoveel meer was dan met elkaar optrekken, riep het driemanschap zo’n geestelijke hittebrand op dat er zich een brandpunt vormde, waarin het bloedzegel van CRC de nieuwe impuls als een laaiend vuur ontstak. 

Begin 1938 kreeg Cor Damme een aanbieding om manager van een kunstzaal in New York te worden, maar Wim en Jan Leene vroegen hem in Nederland te blijven. Gedrieën vormden zij immers de kern van het Nederlandse werk, en van die nieuwe impuls. Van hen was Cor Damme de man die zijn talen sprak. Hij had als jongen van veertien bij de Holland-Amerika-Lijn aangemonsterd, ging in New York van boord en trok in de jaren daarna door Noord-Amerika. Vandaar reisde hij naar China, Japan en Nederlands-Indië. 

Hij was een man van de wereld, toen hij de beide broers leerde kennen. Hij was het dan ook die hen naar Duitsland leidde, naar Frankrijk en naar Moskou om met eigen ogen de dreigende wereldontwikkeling te zien. Op zijn initiatief reisden zij naar Londen. Hij was het, die voor overleg naar Oceanside reisde, naar het hoofdkwartier van de Rosicrucian Fellowship, toen in 1934 het geestelijke klimaat onder een ander gesternte kwam te staan. En in 1946, toen zij Elckerlyc (dat later Renova werd genoemd) aankochten, was hij het, die voor de School de naam Lectorium Rosicrucianum voorstelde. 

Cor Damme is absoluut instrumenteel geweest in het geheel; hij was vurig, vol markante humor en beschikte over een meer dan scherpzinnige pen. Z.W. Leene was in die jaren in alle opzichten de leidsman van de jonge beweging. En samen met zijn broer Jan belichaamden zij het aspect van het grote mededogen met al die zoekers, die vastliepen, in een krakende samenleving of in spirituele organisaties.

Na de oorlog emigreert Damme naar Brazilië, en later vinden we hem terug in Las Vegas en in Califorenia, aan de Amerikaanse West Coast. Hij is dan werkzaam als een succesvol antiquair en handelaar in Aziatische kunst.

Bronnen:
Geroepen door het wereldhart door Peter Huijs
De vuurgloed van de ontstijging door Peter Huijs
Op vleugels van vuur, symposionreeks 29