HYMNE 1 – HYMNE 2 – HYMNE 3 – HYMNE 4 – HYMNE 5 – HYMNE 6 – HYMNE 7 – HYMNE 8 – HYMNE 9 – HYMNE 10 – HYMNE 11 – HYMNE 12 – HYMNE 13 – HYMNE 14 – HYMNE 15 – HYMNE 16 – HYMNE 17
De metgezel woont in ons wezen,
als wonder uit de Rozenhof
Zijn stem spreekt van het ene leven,
juicht in ons wijd nirwana’s lof.
Laat ons die stem als baken volgen,
de weg gaan die dit roepen wijst.
Dan zingt na nacht, in licht verzwolgen
het lied dat overwinning prijst.
Drie-enig moet het zielenleven
in ’t godsatoom ontwaken gaan.
Twee-enig nu, in heel zijn wezen,
ziet ’t Al in ons de helper aan.
Zelfofferand’ van dat wat eindig,
aan dood en stof gebonden is,
zal dan onsterfelijk en heilig
zich heffen uit de duisternis.
En ziet ze gaan de witte scharen
in eenheid naar het nieuwe land.
Hun deren generlei gevaren.
zij houden zonder weifeling stand.
Hun wachten d’oude broederkringen,
Aurora schalt hun blij ten groet.
En jubelend klinkt ’t luide zingen
d’ontheven vrienden tegemoet.
BELUISTER LANGSPEELPLATEN EN CD VAN HET GOUDEN ROZENKRUIS IN ZWITSERLAND