Het sabbatsjaar, de verzoendag, het jubeljaar en bazuingeschal – Leviticus 25: 1-22 uit de Herziene Statenvertaling

 

BESTEL DE BIJBEL, HERZIENE STATENVERTALING

Het sabbatsjaar (Leviticus 25: 1-7)

De Heere sprak tot Mozes bij de berg Sinaï: Spreek tot de Israëlieten, en zeg tegen hen: Wanneer u gekomen bent in het land dat Ik u geven zal, dan moet het land rust krijgen, een sabbat voor de Heere. Zes jaar mag u uw akker bezaaien, zes jaar mag u uw wijngaard snoeien en de opbrengst ervan inzamelen. Maar in het zevende jaar moet het voor het land sabbat zijn, een periode van volledige rust, een sabbat voor de Heere. 

Uw akker mag u niet bezaaien en uw wijngaard mag u niet snoeien. Wat er na uw laatste oogst nog opkomt, mag u niet oogsten, en de druiven van uw ongesnoeide wijnstok mag u niet plukken. Het is een jaar van volkomen rust voor het land. De opbrengst van de sabbat van het land zal voor u als voedsel dienen: voor u en uw slaaf en uw slavin, uw dagloner en uw bijwoner, die bij u als vreemdeling verblijven. Ook voor uw vee en voor de wilde dieren die in uw land leven, mag heel de opbrengst ervan als voedsel dienen.

Het jubeljaar (Leviticus 25: 8-22)

Verder moet u voor uzelf zeven sabbatsjaren tellen, zeven keer zeven jaar, zodat de perioden van de zeven sabbatsjaren negenenveertig jaar voor u zijn. Dan moet u in de zevende maand, op de tiende dag van de maand, bazuingeschal laten klinken. Op de Verzoendag moet u de bazuin in heel uw land laten klinken.

U moet het vijftigste jaar heiligen en vrijlating in het land uitroepen voor alle bewoners ervan. Het is jubeljaar voor u: ieder zal terugkeren naar zijn eigen bezit en ieder zal terugkeren naar zijn familie. Elk vijftigste jaar moet jubeljaar voor u zijn. U mag dan niet zaaien, niet oogsten wat er na uw laatste oogst nog opkomt, en de druiven van uw ongesnoeide wijnstok mag u niet plukken, want het is jubeljaar. Het moet heilig voor u zijn. U mag van de akker eten wat hij uit zichzelf opbrengt. In dit jubeljaar mag u terugkeren, ieder naar zijn eigen bezit.

Wanneer u dan aan uw naaste iets verkoopt wat verkocht kan worden, of iets uit het bezit van uw naaste koopt, mag u elkaar niet uitbuiten. Overeenkomstig het aantal jaren vanaf het jubeljaar moet u van uw naaste kopen en overeenkomstig het aantal opbrengstjaren moet hij het aan u verkopen. Bij een groot aantal jaren moet u de prijs ervan hoger stellen, en bij een klein aantal jaren moet u de prijs ervan verlagen, want hij verkoopt u het aantal opbrengsten. En niemand mag zijn naaste uitbuiten. Vrees echter uw God, want Ik ben de Heere, uw God.

U moet Mijn verordeningen houden en Mijn bepalingen in acht nemen en ze houden. Dan zult u onbezorgd in het land wonen. En het land zal zijn vruchten geven, zodat u tot verzadiging toe kunt eten. U zult er onbezorgd kunnen wonen. En wanneer u zegt: Wat moeten wij in het zevende jaar eten? Zie, wij mogen niet zaaien en onze opbrengst niet inzamelen! – dan zal Ik Mijn zegen over u in het zesde jaar gebieden, zodat het een opbrengst geeft, genoeg voor drie jaar, zodat u het achtste jaar opnieuw kunt zaaien, terwijl u van de oude opbrengst kunt eten tot het negende jaar toe. Tot de nieuwe opbrengst van het land binnenkomt, kunt u van de oude eten.

Bron: Bijbel, Herziene Statenvertaling

BESTEL BIJBEL, HERZIENE STATENVERTALING