BESTEL BEWUSTZIJN – ELEMENTAIRE DEELTJES 80
Een korte, heldere beschrijving van bewustzijn is vrijwel onmogelijk te geven, maar we weten allemaal hoe het ‘voelt’ om ons ergens van bewust te zijn. Hersenwetenschappers en filosofen proberen dit raadsel te ontrafelen door uit te zoeken hoe het bewustzijn werkt en wat het precies doet. In de bovenstaande video gaan cognitiewetenschapper Jolien Francken een cognitiefilosoof Marc Slors daar dieper op in. Zij schreven samen het boek ‘Bewustzijn’. In die uitgave van de reeks Elementaire Deeltjes geven zij een actueel overzicht van de belangrijkste overwegingen, argumenten, theorieën en experimenten over het bewustzijn.
HOOFDSTUK 1 – DE DIAMANT IN DE KOLENMIJN
1 Waarom de wetenschap de filosofie nodig heeft
Op 18 augustus 2022 twitterde een van de grondleggers van het neurowetenschappelijke onderzoek naar bewustzijn, Bernard Baars, het volgende: ‘Veel mensen vragen om een definitie van bewustzijn. Echter, vragen om een definitie van “bewustzijn” is niet behulpzaam op dit moment. In plaats daarvan moeten we kijken naar de grote verzameling observeerbare processen die ons vertellen wanneer iemand bewust is.’
Volgens Baars weten we goed genoeg wat bewustzijn is om het te kunnen onderzoeken; daar is geen scherpe definitie voor nodig. Veel onderzoekers zijn het met Baars eens. En niet alleen onderzoekers van nu: ‘Wat we met “bewustzijn” bedoelen,’ schreef Sigmund Freud ongeveer een eeuw geleden, ‘hoeven we niet te bespreken; dat staat buiten elke twijfel.’
De houding van Baars is begrijpelijk. Met ons bewustzijn zijn we nu eenmaal diep vertrouwd. Dus is het verleidelijk om te denken dat een scherpe definitie niet het belangrijkste punt op de agenda van de bewustzijnsonderzoeker is. De echte uitdaging zit toch zeker in het ontrafelen van het mysterie hoe zoiets als bewustzijn überhaupt kan bestaan? Hoekan een binnenwereld van gedichten dromen, geuren en kleuren voortkomen uit anderhalve kilo vet en water in onze schedel? Hoe kan het dat alleen ik toegang heb not mijn eigen binnenwereld, terwijl mijn brein door iedere wetenschapper onderzocht kan worden? Dit zijn de echte vragen.
Een van de dingen die we in die boekje duidelijk willen maken is dat we niet ver komen met deze vragen als we niet ook kritisch kijken naar het idee dat we eigenlijk al weten wat bewustzijn is. Sterker nog de vraag naar een heldere omschrijving van wat bewustzijn is, is misschien wel de belangrijkste vraag. Op zich is het niet vreemd dat we soms wel weten wat iets is maar (nog) niet hoe we het kunnen verklaren. De meesten van ons weten bijvoorbeeld wel wat magnetisme is maar niet hoe het werkt.
Het probleem is alleen dat we zonder een heldere afbakening van een fenomeen niet zeker kunnen weten of we het over hetzelfde hebben. Het is als of we naar een magneet wijzen die een stuk ijzer aantrekt en zeggen: ‘Dat is magnetisme’. Maar wat is dat? De ene toeschouwer kan denken aan het zich vanzelf bewegende stuk ijzer, de andere aan het feit dat twee objecten naar elkaar toe bewegen. Die onduidelijkheid maakt het onmogelijk om te bepalen of een voorgestelde verklaring echt een verklaring van het fenomeen magnetisme is.
Zowel Freud als Baars hanteren daarom wel degelijk een impliciet begrip van bewustzijn waarvan ze aannemen dat de meeste mensen dat zullen delen. Ze schrijven over bewustzijn als een soort mentaal privédomein waarin we denken en voelen, waarin onze waarnemingen en onze herinneringen zich afspelen, waarin we dromen, ons dingen voorstellen en plannen maken.
Bewustzijn is onze subjectieve binnenwereld. Anders dan bij onbewuste processen kunnen we over bewuste processen spreken. Misschien kunnen we niet alle nuances onder woorden brengen, misschien zijn de meeste bewuste ervaringen zelfs wel helemaal niet onder woorden te brengen. Maar we kunnen altijd aangeven dat we ons bewust zijn van iets; dat ‘het licht aan is’ in onze binnenwereld. Bewustzijn is rapporteerbaar, zoals dat heet.
Maar als dit impliciete begrip van bewustzijn zo makkelijk expliciet te maken is, waar doen Freud en Baars dan moeilijk over? Niet over deze omschrijving. Wat zij proberen te vermijden, of tenminste tijdelijk terzijde te schuiven, is een gedetailleerde discussie over wat zo’n subjectieve binnenwereld nou eigenlijk is en wat er de eigenschappen van zijn. Die discussie wordt gevoerd in de filosofie. En die discussie is niet alleen eindeloos, en eindeloos ingewikkeld, maar vooral is het pleit nog steeds niet beslecht. Veel wetenschappers, Baars voorop, willen gewoon aan het werk.
Hoewel er heel goed onderzoek naar bewustzijn wordt gedaan zonder dat we beschikken over een messcherpe definitie, willen we in dit boekje laten zien dat de filosofische discussie van fundamenteel belang is om vooruit te komen in het begrijpen en verklaren van bewustzijn in de wetenschap. Maar wat we ook willen laten zien is dat het mes aan twee kanten snijdt: wetenschappelijk onderzoek naar bewustzijn kan de filosofische zoektocht naar de betekenis van ‘bewustzijn’ verder helpen. Die zoektocht zit namelijk vast omdat er sprake is van een schijnbaar onmogelijk dilemma. En het zou goed kunnen dat juist het wetenschappelijk onderzoek van mensen als Baars kan helpen om daaraan te ontsnappen.
Kunnen we ooit begrijpen hoe uit elektrische activiteit in de grijze cellen van ons brein een rijke binnenwereld van kleuren, geuren en gedachten ontstaat? Of blijft bewustzijn een wetenschappelijk mysterie?
2 Filosofie en het qualiadilemma
‘Bewustzijn’ zegt de neuroloog Robert Joynt, ‘is als de heilige drie-eenheid: als het zo wordt uitgelegd dat je het snapt, weet je zeker dat de uitleg niet klopt.’ Hij verwoordt daarmee, een beetje gechargeerd, de stand van zaken in de filosofische discussie. Filosofen zien het als hun taak om uit te leggen wat bewustzijn is, en wel op zo’n manier dat we snappen dat het een onderdeel is van de wereld zoals die beschreven wordt door de wetenschap. Er is wat dat betreft geen tegenstelling tussen filosofie en wetenschap. Het is dan ook een misvatting om te denken dat de meeste filosofen hechten aan het idee van een immateriële ziel als drager van bewustzijn. Want, zo redeneren ze, hoe groot het mysterie van bewustzijn ook is, het wordt alleen maar groter wanneer we denken dat bewustzijn wordt voortgebracht door een medium waarvan we – in tegenstelling tot de hersenen – niets weten. Maar dat betekent niet dat het doel dat filosofen zichzelf stellen zonder meer haalbaar is.
Om het filosofische dilemma te begrijpen is het belangrijk om in te zien dat we het begrip ‘bewustzijn’ op uiteenlopende manieren gebruiken. Grofweg kun je zeggen dat we ons van iets bewust zijn als we er adequaat op kunnen reageren. Tijdens een wandeling in het bos loop ik met een boog om een regenplas. Waarom? Omdat ik me bewust ben van plas. En als iemand me vraagt waarom ik die bocht maak, die kan ik zeggen dat ik probeer die plas te vermijden. Dat is de rapporteerbaarheid die we hierboven al hebben genoemd. Maar bewustzijn kan ook bestaan uit mijn subjectieve beleving van die plas en het bos. Dan gaat het om de geuren en kleuren die ik ervaar en de associaties die ze bij mij oproepen. Dat tweede aspect van bewustzijn – niet de rapporteerbaarheid, maar het subjectieve belevingskarakter ervan zorgt voor het filosofische dilemma.
Neem als voorbeeld mijn ervaring van de geuren en kleuren in het bos. Als we met een wetenschappelijke blik naar kleuren kijken, dan bestaan ze in feite uit gereflecteerde lichtfrequenties die lichtgevoelige cellen in onze ogen prikkelen, hun beurt weer hersenprocessen in werking zetten. die op En geuren zijn, wetenschappelijk gezien, niets meer dan gassen die receptoren in onze neus activeren. De wetenschappelijke blik ontdoet de wereld van de kwalitatieve nuances van onze subjectieve beleving. Die maken plaats voor kille, kwantitatieve objectiviteit. Dat is op zichzelf al een moeilijk gegeven en iets dat we ons letterlijk niet kunnen voorstellen – omdat onze voorstelling nu eenmaal met kleuren en geuren werkt.
Maar het wordt pas echt lastig als we met een wetenschappelijke bril naar bewustzijn zelf gaan kijken.
Hoe kun je uitleggen dat er een subjectieve binnenwereld van kleuren en geuren bestaat als je de wereld kil, kwantitatief, kwaliteitsloos en objectief beschrijft? De zoektocht naar bewustzijn in een dergelijke wereld lijkt op het zoeken naar een diamant in een kolenmijn: naar iets dat anders is dan al het andere in de wereld. Er zijn filosofen die het probleem precies zo zien. Er is volgens hen iets aan bewustzijn dat het fundamenteel anders maakt dan alle andere verschijnselen in de wereld, iets dat bewuste processen subjectief maakt terwijl alle andere processen in de wereld objectief bestaan. De kleuren en geuren die we direct ervaren zijn iets fundamenteel anders dan de lichtfrequenties en gassen van de natuurwetenschappers. Het zijn zelfstandig bestaande basiselementen waaruit subjectieve ervaring is opgebouwd. Die basiselementen worden ‘qualia’ genoemd (enkelvoud: quale).
In hoofdstuk 3 gaan we uitgebreid in op dat begrip. We zullen zien dat het nauw aansluit bij de ideeën die de mees te mensen hebben over hun eigen bewustzijn. Door bewustzijn te beschrijven in termen van qualia geven we ruimte aan het idee dat het ‘van binnenuit’ op een bepaalde manier voelt om een bewuste ervaring te hebben. Subjectieve beleving staat dus voorop. Maar qualia zijn op z’n zachtst gezegd omstreden. Hoezeer sommige argumenten ook lijken te ‘bewijzen’ dat ze bestaan, het is onbegonnen werk om uit te leggen hoe ze in ons huidige wetenschappelijke wereldbeeld passen. Terwijl de natuurwetenschap de wereld beschrijft als een kolenmijn moeten we aantonen dat er naast kolen nog iets heel anders bestaat: diamanten. Dat betekent dat we ons natuurwetenschappelijke wereldbeeld moeten aanpassen. Het probleem daarmee is dat, zoals we in hoofdstuk 4 zullen laten zien, de voorstellen daarvoor allesbehalve overtuigend zijn.
En dat is precies de reden dat veel filosofen een andere optie kiezen. Op de één of andere manier zullen we moeten uitleggen dat diamanten (bewustzijn) en kolen (fysische en chemische processen in ons brein) tot hetzelfde domein behoren. Dat kan ook, zeggen ze. Zowel kolen als diamanten bestaan namelijk uit koolstof. Het verschil zit in de ordening van koolstofatomen. Bij diamanten vormen die een veel dichter netwerk dan bij kolen. Uitleggen hoe diamanten kunnen bestaan, is laten zien hoe die dichte ordening van
gaat op zoek naar een pijnstiller. We kunnen uitleggen wat die pijn is door uit te leggen wat het doet: informatie over zodanig verwerkt dat je stembanden in beweging worden weefselschade in je vinger gaat naar je brein en wordt daar gezet en je op zoek gaat naar pijnstillers. Maar is dat alles? Wordt hier niet iets heel belangrijks weggelaten? Vrijwel iedereen zou zeggen dat in deze beschrijving de subjectieve ervaring ontbreekt. Pijn is een negatieve ervaring. Het voelt
naar. Het doet zeer. En dat zit niet in een verhaal over informatieverwerking.
Dus zitten we met een dilemma, zoals we in de loop van de eerste vier hoofdstukken uitgebreid zullen laten zien: bewustzijn verklaren lukt niet met qualia, maar het is moeilijk te begrijpen hoe we zonder kunnen.
3 Waarom de filosofie van bewustzijn wetenschap nodig heeft
Een kleine groep filosofen denkt dat we alleen aan dit dilemma kunnen ontsnappen door flink te sleutelen aan ons wetenschappelijke wereldbeeld. Ze wijzen daarmee in feite al het huidige wetenschappelijke onderzoek naar bewustzijn af. Een grotere groep filosofen kiest een andere weg: als we het idee hebben dat een beschrijving van wat bewustzijn doet niet genoeg ruimte laat voor subjectieve ervaring, dan is die beschrijving niet precies genoeg en niet volledig. En dus is er werk aan de winkel.
We bespreken een drietal voorstellen om zo precies mogelijk te beschrijven wat bewustzijn doet in hoofdstuk 5. De bedoeling van die beschrijvingen is om bewustzijn zo te definiëren dat het subjectieve beleving omvat, en tegelijk beschreven wordt als een proces dat in de hersenen kan plaatsvinden. Een groot deel van het filosofische debat over bewustzijn bestaat uit het uitmaken welke van de voorgestelde beschrijvingen de beste is. Die discussie is complex en nog lang niet beslecht. Dit is de discussie die Baars en zijn collega-wetenschappers willen omzeilen.
In de tweede helft van dit boekje willen we laten zien dat die wetenschappers de discussie eigenlijk helemaal niet omzeilen. Integendeel, ze nemen er gewoon aan deel. Wetenschappers die zich bezighouden met hoe het brein bewustzijn voortbrengt zoeken namelijk niet, zoals soms wordt gedacht, naar verborgen metafysische processen die uitleggen hoe materie iets schijnbaar immaterieels als bewustzijn kan voortbrengen. Ze proberen uit te vinden welke processen in ons brein alleen optreden wanneer we ons ergens van bewust zijn. Dat zijn de processen waarvan we kunnen aannemen dat ze verantwoordelijk zijn voor bewuste ervaring. In feite doen wetenschappers daarmee wat filosofen die qualia willen vermijden óók doen: bewustzijn begrijpen als iets wat het brein doet. Maar ze doen dat met radicaal andere methodes dan filosofen.
Filosofen gaan uit van onze ideeën over bewuste ervaring en proberen die te analyseren. Wetenschappers niet. Die kijken liever naar hoe mensen zich gedragen wanneer ze zich ergens van bewust zijn en welke hersenprocessen bij dat gedrag betrokken zijn. Om dat te kunnen bepalen heb je slim opgezette experimenten nodig. Om te snappen wat wetenschappers over bewustzijn zeggen is het dus goed om iets te weten over die experimenten en over de achtergronden daarvan. In hoofdstuk 6 bespreken we daarom de achtergronden van bewustzijnsonderzoek, in hoofdstuk 7 een aantal belangrijke experimentele opzetten en in hoofdstuk 8 de methodes die gebruikt worden om hersenactiviteit te meten.
In hoofdstuk 9 bespreken we de vijf voornaamste theorieën over bewustzijn die uit het neurowetenschappelijk onderzoek voortkomen. Een aantal daarvan neemt belangrijke ideeën of onderscheiden uit de filosofie over, maar voor het grootste gedeelte zijn de wetenschappelijke voorstellen over wat bewustzijn in ons brein doet anders: ze zijn minder sterk gestuurd door vooropgezette ideeën over wat bewustzijn wel of niet zou moeten doen en daardoor in veel gevallen ook verrassender. Er zijn zelfs experimenten gedaan die laten zien dat bewustzijn niet kan zijn wat we denken dat het is.
In hoofdstuk 10 betogen we dat deze wetenschappelijke theorieën niet slechts theorieën zijn die uitleggen welke hersenactiviteit samengaat met bewustzijn; het zijn theorieën die net als de filosofische theorieën uit hoofdstuk 5 de ambitie hebben om bewustzijn te definiëren in termen van wat het doet. Daarmee zijn we aangekomen bij de huidige stand van zaken in het gedeelde filosofisch-wetenschappelijke onderzoek naar bewustzijn. Wetenschappelijke theorieën kunnen bestaande filosofische theorieën aanvullen en verrijken, en in sommige gevallen misschien zelfs vervangen. Wetenschappers en filosofen nemen deel aan dezelfde zoektocht. We eindigen daarom met een kort pleidooi voor betere integratie van filosofie en wetenschap.