Gnosis (of innerlijk weten, kennis van het hart, de kennis van het goddelijke) begeleidt de mensheid al gedurende haar hele ontwikkelingsweg op aarde. Gnosis wekt een nieuw bewustzijn dat leidt tot het ontwaken van de geest. Na lange voorbereiding wordt de mens ontvankelijk om deze oorspronkelijke energie van het leven op te nemen. De andere onderwerpen in dit boek zijn o.a. de zeven chakra’s en gnosis, het slangenvuur en gnosis, kerk en gnosis, het mysterie van het endura.
Wanneer wij lezen, of horen spreken, over de gnosis (dit begrip betekent letterlijk ‘kennis’), dan associëren wij dit begrip over het algemeen met ‘verborgen kennis’ en dan rubriceren wij al het mysterieuze en dus voor de grove natuurmens ‘verborgene’, met de benaming ‘gnostiek’.
Oorspronkelijk was de gnosis evenwel de samenvatting vande oer-wijsheid, de samenbundeling van alle kennis die direct heenwees naar het oorspronkelijke, goddelijke leven van een werkelijk onaards-goddelijke menselijke levensgolf. De hiërofanten van de gnosis waren de afgezanten, en zijn het nog, van het Onbeweeglijk Koninkrijk, die de goddelijke wijsheid brachten aan een verloren mensheid en de ene weg wezen aan hen, die als verloren zonen terug wilden keren tot het oorspronkelijke Vaderland.
Deze gnosis, zoals die door de hiërofantale boodschappers werd gebracht, werd nimmer te boek gesteld. Zij werd slechts mondeling overgedragen van leraar aan leerling. En niemand mag veronderstellen, dat deze mondelinge doorgave van de gnosis, zo maar zonder meer volledig was.
Er was een groepscontact en een contact met de kandidaat zelf. En in beide contacten werd geheel en al rekening gehouden met de staat-van-zijn van de betrokkenen, werd de gnosis daarbij geheel en al aangepast en daarvan slechts dat geopenbaard, wat voor de kandidaat nuttig en noodzakelijk kon worden genoemd.
Zo kan men met zekerheid zeggen, dat er niemand is in de dialectische dreven, die de gnosis in haar volledigheid heeft geopenbaard. Wie zegt te kennen, weet het niet – en wie de gnosis kent spreekt niet! Dat is een wet van de universele mysteriën; een wet die zeer streng wordt nageleefd sedert er sprake is van een dialectische natuurorde.
De dialectische mens heeft namelijk tengevolge van zijn ik-centraliteit, tengevolge van zijn geest-verloren bewustzijn, de eigenschap om alles wat hij grijpen en assimileren kan, op hoger of lager niveau tot versteviging van de eigen staat aan te wenden. En dientengevolge zou de openbaring van de gnosis aan dergelijke entiteiten niet tot hun heil, doch tot hun eeuwig verderf leiden.
Daarom wordt de gnosis in haar volheid nimmer te boek gesteld en daarom wordt zij ook nimmer in haar volheid mondeling doorgegeven, omdat velen zeer vlot en gemakkelijk mentaal prepareren en dus zichzelf en anderen dezelfde schade zouden kunnen toebrengen. Aldus mogen wij inzien, dat de openbaring van de gnosis een proces is, dat zich ontwikkelt met dezelfde snelheid waarmee de leerling het pad gaat. Het is uitgesloten dat de gnosis als een zekere volledigheid, als een stelsel, kan worden geopenbaard en uitgegeven.
De dialectische wet: ‘eerst weten en dan doen’ is hier dus slechts zeer gedeeltelijk van toepassing. Om de gnosis te mogen bezitten, om de hemelse bruid te mogen naderen, dient de leerling eerst te doen. Dit doen is dan een bij iedere stap verantwoorde, intelligente handeling. Deze intelligente handeling wordt nauwgezet gadegeslagen. De hiërofanten kunnen nimmer worden misleid.
Een pseudo-intelligente handeling is zuivere speculatie, waarbij het ik verdoken in een hoek ligt te loeren; een pseudo-intelligente handeling is een pose, toneelmatig dus …. En zulk een handeling wordt steeds doorzien. Hoe kan een in nacht en donkerte ploeterende mens komen tot intelligente handeling die de weg tot de gnosis openbreekt?
Om de mens daarin en daartoe te helpen zijn de hiërofanten onder ons gekomen. Al wordt de gnosis niet geopenbaard, er wordt wel ‘over’ haar gesproken en geschreven. Alles wat terzake door de hiërofanten wordt gedaan, is ruimschoots voldoende om de adspirant tot primaire intelligente handeling te voeren.
Tallozen veronderstellen dat de dusgenaamde Heilige Taal de taal van de gnosis zou zijn. Niets is minder waar! Ook de Heilige Taal getuigt VAN en OVER de gnosis, zij wijst heen naar God. En evenmin is het zo, dat men door allerlei occulte en kabbalistische methoden en sleutels de Heilige Taal op een andere wijze, op een meer verdiepte wijze, kan leren lezen.
De kabbalistiek en dergelijke wetenschappen, zoals de astrologie, behoren tot de valse gnosis, waarbij we het begrip ‘vals’ niet direct behoeven te verstaan als slecht, als misdadig, doch als zuiver dialectisch, als tot deze natuur behorend. Wie er aan toe is … die weet. Wie er nog niet aan toe is, behoeft ook niet te weten. Hij zou niet weten wat er mee te doen, behalve ik-centrale blufmakerij.
Staat er dan niet veel verborgens in de Heilige Taal? Natuurlijk wel, doch niemand kan het verborgene gebruiken wanneer hij niet in het innerlijke ontsluierd is. Veel in de Heilige Taal is optekening van gesprekken tussen leraren en leerlingen. Als u zelf volgens de eis van de wet werkelijk leerling wordt, zult u ook niet de neiging hebben om de verborgen diepte kabbalistisch te stelen.
Alle kennis die aldus verzameld wordt, is geen kennis die vrijmaakt, en geen wijsheid die alle verstand te boven gaat. Als u het pad gaat, wordt alles u om niet geschonken en zult u hoogstens in klankbeeld en schriftbeeld bevestigd vinden, wat u reeds om niet ontvangen heeft.
We kunnen dan ook vragen: heeft de Heilige Taal dan ook wel enige zin? De Heilige Taal heeft alleen dán zin, als zij haar roeping, haar taak, vervult, vervullen kan. De auteurs van de Heilige Taal hebben de roeping direct te wekken en te stuwen tot de gnosis, door de dialectische mens, zonder omhaal van woorden, direct aan te grijpen in zijn naakte werkelijkheid.
De boodschappers van de Gnosis richten zich met hetzelfde klank- en schriftbeeld tegelijkertijd tot verschillende groepen van mensen, dat wil zeggen niet tot verschillende groepen die vanwege onderscheidene landsaard en bloedstoestand een verschillend bewustzijnspeil hebben, doch tot groepen, die zich op verschillende spiralen van zoekend leven bevinden. Elk van die groepen puurt uit het klank- en woordbeeld hetgeen voor haar bestemd is.
En daarom is het in hoge mate verkeerd te noemen, iemand die tot een andere groep behoort, lastig te vallen met een roepstem die niet voor hem of haar bestemd is, die onmogelijk voor de betrokkene helpend kan zijn. Daarom, wat voor u niet bestemd is, doet zich aan u voor als gesluierd, u begrijpt er niets van en u behoeft dat ook niet.
Zorg er voor dat u dit gesluierde niet mentaal steelt, of mystiek parodieert, of occultistisch tracht vast te grijpen. Zulk een gnosis is voor u niet bestemd. Grijpt u haar toch, dan wordt zij voor u een loden last en onverteerbare kost. De Gnosis komt tot een ieder in voor hem of haar verstaanbare taal, wijst een ieder het pad en kan door een ieder worden benaderd in primaire intelligente handeling.
Bron: De Universele Gnosis van Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri