BESTEL ‘HANDSCHRIFTEN EN VRIENDEN VAN JACOB BÖHME’
Op het symposion Leer Jacob Böhme kennen, dat op 3 november 2018 werd gehouden op het conferentiecentrum Renova in Bithoven, vertelde Govert Bonnie Snoek over het historische onderzoek dat hij had gedaan naar onder meer de handschriften van de mysticus en ziener Jacob Böhme (1575-1624, fakkeldrager van het Rozenkruis 7). Dat was de dag waarop ook zijn nieuwste boek verscheen. Snoek (1950) studeerde geschiedenis aan de Rijksuniversiteit van Utrecht, waar hij in 1998 promoveerde op zijn dissertatie De Rozenkruisers in Nederland, voornamelijk in de eerste helft van de zeventiende eeuw. Hieronder volgen de inleiding, het begin van hoofdstuk 2 en de inhoudsopgave van ‘Handschriften en vrienden van Jacob Böhme in Leiden en Amsterdam van Leiden naar Linz am Rhein’.
1 INLEIDING
De Bibliotheca Philosophica Hermetica vierde p 26 oktober 2007 vierde in Amsterdam haar vijftigjarige bestaan met een jubileumtentoonstelling: ‘Jacob Böhmes weg in de wereld’ waarbij een begeleidende essaybundel ‘Jacob Böhmes Weg in die Welt’ werd gepresenteerd. Tijdens het begeleidende symposium spraken Günther Bonheim en Matthias Wenzel, bibliothecaris in Görlitz, over het Linzer Archiv.
Dit archief bestond uit handschriften van de Silezische mysticus Jacob Böhme, afschriften daarvan, gedrukte Böhme-uitgaven en geschriften van latere Böhme aanhangers. Het bevond zich vanaf het einde van de negentiende eeuw tot 1941 in Linz am Rhein, een aardig stadje gelegen tussen Bonn en Koblenz en werd beheerd door geestverwanten van Böhme. Over deze gemeenschap van Böhmevrienden is niet veel bekend.
De auteur vroeg zich af of er nadere informatie over deze groep te vinden was. Zijn zoektocht blijkt een spannend relaas te zijn geworden, dat de handschriften volgt op hun reis rond 1630 van Görlitz naar Amsterdam, in de laatste decennia voor 1700 van Amsterdam naar Arnhem, en rond 1750 van Leiden naar Linz am Rhein in Duitsland. Helemaal spannend wordt het rond de tweede wereldoorlog, als de Gestapo beslag komt leggen op het archief.
Deze studie, die nu in boekvorm verschijnt, bevat de achtergrondinformatie over het ontstaan van het Linzer Archiv, dat sinds 1970 voor een deel in de Herzog August Bibliothek in Wolfenbüttel wordt bewaard. Andere delen, die eerder uit het archief was ontvreemd, bevinden zich in Goerlitz en in de Universitätsbibliothek Wroclaw (Polen).
2 BÖHME-VRIENDEN EN -HANDSCHRIFTEN IN AMSTERDAM, WARMOND, LEIDERDORP, LEIDEN. HET WOONHUIS VAN JOHANN WILHELM ÜBERFELD AAN DE STILLE RIJN. KLARENBEEK EN UTRECHT
De Amsterdamse koopman Abraham Willemsz van Beyerland was een gedreven verzamelaar, vertaler en uitgever van de handschriften van Jacob Böhme. Hiervoor stond hij in contact met personen uit Bõhme’s directe omgeving. In de periode 1634-1643 vertaalde Van Beyerland bijna het gehele werk van Böhme in het Nederlands en gaf het op eigen kosten uit met daarnaast nog enige Duitstalige geschriften. Hij vertaalde ook het Corpus Hermeticum, toegeschreven aan Hermes Trismegistus.
De verkoop hield Van Beyerland in eigen hand. Critici als de Utrechtse theoloog Gijsbert Voetius en David Guilbertus, praeceptor afkomstig van Utrecht, die op 29 maart 1638 poorter was geworden in Amsterdam, kregen ze niet. Maar liefhebbers wel zoals Samuel Notte, kwartiermeester-generaal van de cavalerie uit Delft, die via een brief van 31 april 1644 daarom vroeg.
Na Van Beyerlands dood in 1648 bepaalde zijn weduwe Geertruyd van de Poel, in haar testament van 1666, dat haar zoon Willem van Beyerland alle geschreven boeken, dat zijn de hand- en afschriften van Böhme, zou erven. Na haar dood in 1669 werd een inventaris gemaakt van haar bezittingen, met daarin onder meer een schilderij van Van Beyerland en zijn vrouw. Er was naast de huisraad, papier, civet, geld en bibliotheek een voorraad van meer dan 2648 gedrukte exemplarenvan werken van Jacob Böhme en 82 handschriften . De bekende Böhmebibliograaf Werner Buddecke schrijft dat Van Beyerland behalve zeven autografen van
Böhme bijna honderd afschriften bezat .
Michel le Blon ,diplomaat, kunstenaar en auteur van een Antwort, Amsterdam 4 september 1615, aan de rozenkruisers, was goed bevriend met Van Beyerland (’In Herzens – Bekanntschaft’). Hij verzamelde eveneens Böhme hand- en afschriften en stond in contact met Duitse en Engelse Böhmisten. Michel le Blon en zijn vrouw Margriet Houtmans maakten op10 mei 1647 een mutueel testament op. Zij benoemden hun zoons Cornelis en Johannes le Blon tot erfgenamen. Over zijn Böhme-verzameling wordt niets gezegd.
Na de dood van Willem van Beyerland in 1671 kwam de handschriftenverzameling via zijn erfgenamen in 1680/8116 in handen van de welgestelde Willem Gozewijn Huygens. Hij was een nazaat van een Arnhemse familie, oud- burgemeester van Arnhem, lid van de Staten-Generaal en heer van Klarenbeek. In1684 verwierf Huygens ook de Böhme nalatenschap van Michel le Blon. Huygens stelde de handschriften ter beschikking voor de eerste volledige uitgave van de Jacob Böhme werken in het Duits die in 1682 te Amsterdam zou verschijnen. Johann Georg Gichtel, een jurist uit Regensburg, die sinds1668 met een huisgemeenschap in Amsterdam woonde, Alhard de Raedt, kortstondig hoogleraar in de theologie te Harderwijk (1671-1672) en enige tijd aanhanger van de chiliast Johannes Rothé en Johan Goethals waren hierbij betrokken. De Raedt, Goethals en Huygens woonden op dat moment in Warmond met geestverwanten onder wie Jacob de Raedt, een broer van Alhard.
De groep rond de spiritualist Gichtel, bijgenaamd de Engelenbroeders, telde circa 30 broeders en zusters . Er waren in Amsterdam meer aanhangers of volgelingen van Böhme. Zoals bij voorbeeld de bekende doopsgezinde dichter en etser Jan Luyken en Hendrik Beets of Betkius die tussen 1658 en 1678 zevenentwintig werken van Böhme uitgaf. Hij woonde onder meer in de ’Witte Roos’ op de Nieuwendijk tegenwoordig nr. 33.
Over de familieachtergrond van Johan Goethals is niet veel bekend. Daarom volgt
hier enige informatie. Hij was een van de zes kinderen van Jephta Vlietarpius, onder meer predikant in Naaldwijk vanaf 1645 en Ermptje Goethals. Zij was een zuster van de gereformeerde piëtist Johannes Goethals, die vanaf 1640 predikant in Delft was. Hij stond stadhouder Frederik Hendrik bij tijdens diens ziekte en sterven. De kinderen van Ermptje Goethals gebruikten de achternaam van hun moeder en vader. Van die kinderen behoorden Johan en Rombertus tot de Böhme-vrienden.
Johan Goethals studeerde theologie in Leiden vanaf 1668 . Zijn broer Rombertus Vlietarpius Goethals werd in1669 door zijn oom ds. Johannes Goethals, om de boekhandel te leren, voor vier jaar besteed bij Johannes van Someren, boekverkoper in Amsterdam. In 1684 trouwde hij met diens dochter Sara van Someren. Vanaf waarschijnlijk1687 trad Rombertus toe tot een compagnie van uitgevers.
Buddecke kwam tot de conclusie dat Huygens en niet Coenraad van Beuningen, burgemeester van Amsterdam, de drukkosten en uitgave van de Böhme-editie van 1682, ter grootte van fl. 6000, bekostigde uit de nalatenschap van zijn zuster die bij de labadisten gestorven was. Dat zal zijn oudere ongehuwde halfzuster Louise Huygens zijn die op 30 januari 1680 in Wieuwerd bij delabadisten overleden was. De uitgevers zochten nu iemand in Duitsland om het werk van
Böhme te verspreiden. Door bemiddeling van dr. Schmidberger (Smidsbergen), over wie later meer, kwamen ze in contact met Johann Wilhelm Überfeld, een koopman uit Frankfort am Main. Hij kreeg ter verspreiding 200 exemplaren.
Überfeld kwam in juni1683 voor het eerst naar Amsterdam om Gichtel te bezoeken en werd al vlug zijn vertrouweling. Hij woonde na Pinksteren 1684 op de hofstede Hoogkranen en op het buitenhuis Overdoes, bij Leiderdorp, waar hij Isaac Passavant, een boekhouder en Beatrix zum B. (Berge), een adellijke juffrouw, als huisgenoten ontving. In de Allgemeine Staats-Kriegs-Kirchen und Gelehrten Chronicke Bd.13, p. 303 staat nog:
‘Passavant, war Buchhalter bei einem Kauffman, und hieng sich an Gichteln und Uberfelden, welche ihn zu sich ins Haus nahmen, bis er endlich wieder eine Condition annahm, und darinnen starb. Er war der einzige, der, da die andern abgiengen, am beständigsten beij ihnen blieb, und soller nach dem Tode beijden gedachten Lehrmeistern erschienen seijn, und seine grosse Freude im Himmel, gemeldet haben, worüber diese dergestalt entzückt worden, dass ihr beijder Geist bald von Mund auf gen. Himmel gefahren währe, wennn sie nicht geschwinde von den Knien, auf welchen sie im Gebet gelegen, aufgesprungen und sich recolligeret hätten.’
Over Beatrix zum Berge: ‘Beatrix von Bergen, ein adliches Fräulein welche, wie Uberfeld redet, Gott im Ziel unter der Sexe ergriffen, wurde von ihren Freunden erbloss gemacht, und hielt sich lange Zeit beij Uberfelden in Leijden auf, wo sie der Welt dermassen abgestorben, dass sie ihre Natur fast soll verlohren haben. Sie starb auch daselbst, und soll sie nach dem Tode Uberfelden, in grosser Klarheit erschienen seijn’.
In september 1684 ontstond er een breuk tussen de Raedt en Gichtel mede door zijn slechte verhouding met Überfeld. Huygens en zijn vrienden vertrokken nu naar het landgoed Klarenbeek bij Arnhem.
Er waren dus twee van elkaar gescheiden groepen Böhme-aanhangers. Die in Arnhem bezat de Böhme-handschriften. Uberfeld betrok in1709 een nieuwe woning in Leiden: ‘am Rhein gegen das Rotterdamer-Veer über ligend.’ Het Rotterdammer veerhuis stond op de Aalmarkt. Bijgevolg stond het huis aan de Stille Rijn. De Duitse kerkhistoricus Wilhelm Goeters, over wie later meer, maakte van dat huis in1902 [?], al of niet naar werkelijkheid, een ruwe schets. Hij situeert het huis, met een bord met opschrift of naamplaat (Schild), aan de Rijn in de buurt van een van de steegjes die naar de Haarlemmerstraat gaan. Goeters baseert zich vermoedelijk op de plattegrond van het huis waar Überfeld woonde.
Daar staat bij geschreven dat het aan de Rijn in de stad Leiden ligt. En verder dat er een smalle steeg is langs het huis van de buurman die naar de Haarlemmerstraat gaat (‘Eine schmale Gasse, oder sogenannter Steg beij Seiten des Nachbarn Hauses welcher hinten aus auf in Härlemer Strasse geht’).
Ik heb de ligging niet met honderd procent zekerheid kunnen bepalen maar het gaat waarschijnlijk, zoals nog zal blijken, om het huis aan de Stille Rijn nr.16 en16A. Het bord met opschrift of naamplaat met de tekst: ‘De liefde (of de waarheid) vermoeit nie’’ bleek niet overgebracht te zijn naar de Lakenhal waar veel gevelstenen bewaard worden. Rechts van nr.16 ligt het woonhuis nr.15 met daarnaast een smalle steeg die naar de Haarlemmerstraat gaat, afgesloten door een muur met een deur. Hierboven een gevelsteen van 1644 met daarop een paard en een os met tekst. Dat klopt dus aardig met de aantekening op de plattegrond van het woonhuis van Überfeld.
Prof. Goeters had al vroeg belangstelling voor Jacob Böhme en stond vanaf 1908 in contact met de Bö hme-vrienden in Linz am Rhein. Hij heeft een grote verzameling brieven, afschriften, boeken, kopieën en dergelijke bijeengebracht die betrekking heeft op Böhme en zijn latere aanhangers. Deze collectie bevindt zich sinds1996 in het archief van de Evangelische Kirche im Rheinland in Düsseldorf. Voor een studie als deze is daar veel interessant nog niet eerder onderzocht materiaal te vinden zoals bleek bij een bezoek in oktober 2009. Hierin is ook ondergebracht de correspondentie met de Böhme bibliograaf Werner Buddecke vanaf 1924. Dat is een geluk bij een ongeluk want het archief van Buddecke is in de jaren 90 door een ongeluk verloren gegaan. Dietrich Meyer, gepensioneerd directeur van het zoëven genoemde archief in Düsseldorf, maakte ook gebruik van de verzameling van Wilhelm Goeters en diens zoon voor zijn in 2013 gepubliceerde artikel.
De vondst van een omvangrijk boeken- en handschriftenbestand van Böhme-vrienden of Gichtelianen in het Zürcher Oberland, begin 2001, leverde eveneens veel interessant materiaal op. J. Jürgen Seidel, hoogleraar in de nieuwere kerkgeschiedenis in Zürich, heeft hiervan gebruik gemaakt voor een boek en diverse artikelen.
Huygens stierf in 1699. Zijn vrienden gingen in 1702 vanwege oorlogsdreiging van Klarenbeek naar Utrecht waar al twee geestverwanten woonden: Loth Fischer, afkomstig uit Neurenberg, en Michael Andreae uit Riga, die de illustraties vervaardigde voor de uitgave van de Böhme-editie van1682.
In het Utrechtse archief zijn verschillende notariële akten op naam van Goethals en de Raedt die voor een deel al vermeld werden. Goethals kocht in 1707 een ‘hoff en huysjen, groot 120 roeden’ gelegen aan de zuidzijde van de Maliebaan. In hetzelfde jaar gaf Goethals procuratie aan Willem van Ruyven, rentmeester en thesaurier in Delft om bij de WIC, kamer van de Maas, akte te transporteren aan Jacob Goeree Janz.
Alhart de Raedt, machtigt in 1707 zijn zwager Hilling van Velsen, meester chirurgijn te Amsterdam, die getrouwd was met zijn zuster Janneken de Raedt, om bij de VOC te Hoorn het tegoed van hun broer Jacobus de Raedt, overleden op het schip Bredehoff, te innen. Jacobus de Raedt had tot 1685 in de kring van Gichtel verkeerd, maar niet tot genoegen van de laatste. Rombertus Goethals, die sinds1691 weduwnaar was, stopte in1709 met zijn uitgeverij en boekhandel en vertrok naar Utrecht. Daar woonden zijn broer en geestverwanten sinds 1702. Vanaf 1707 verbleven ze in een huis in de Herenstraat op de hoek van de Kamp. In 1710 kocht Johannes Goethals dat huis.
BESTEL ‘HANDSCHRIFTEN EN VRIENDEN VAN JACOB BÖHME’
INHOUDSOPGAVE
Een woord vooraf
1 Inleiding
2 Böhme-vrienden en -handschriften in Amsterdam, Warmond, Leiderdorp, Leiden. Het woonhuis van Johann Wilhelm Uberfeld aan de Stille Rijn. Klarenbeek en Utrecht
2.1 Alhard de Raedt in de ’Stichtze Almanach’
2.2 Vervolg Johannes en Rombertus Goethals in Utrecht en Haarlem. Veiling Böhme-handschriften in 1728
3 De Böhme-vrienden in Leiden voor 1750. Hooglandse of St. Pancraskerk Leiden
3.1 Isaac Schmidberger in Den Haag
3.2 De bibliotheek van Isaac Schmidberger
3.3 Vervolg Böhme-vrienden in Leiden voor 1750
4 De Böhme-handschriften van Leiden naar Berlijn ca. 1750. De Böhme-vrienden in Leiden en Amsterdam na 1750 tot 1827
4.1 Het woonhuis van de Böhme-vrienden in Amsterdam. Latere liefhebbers
5 De Böhme-handschriften van Pammin naar Linz am Rhein. Ds. Helmut Schmidt, Carl van Thiel, August Schulte en verwanten uit Beyenburg
5.1 De gemütliche Freunde. Ds. Helmut Schmidt. De jonkvrouw Sophia. ’The Friend’ (1953). Johann Michael Hahn. August en Eugen Schulte en verwanten. Emilie Eckhardt
6 Wilhelm Goeters, ‘Mein Weg zu Jacob Böhme.’ Toenadering tot Eugen Schulte, de leider van de Böhme-vrienden in Linz am Rhein. Plan voor nieuwe Böhme-editie
6.1 Jacob Böhme herdenking in 1924. Wilhelm Goeters, Christian Nagel, Werner Buddecke en correspondentie
6.2 Het handschrift van Jacob Böhme vastgesteld. Werner Buddecke 123 naar Linz am Rhein en zijn bibliografisch werk (1933, 1934 en 1937). Wilhelm Goeters leent Böhme-handschriften (1934, 1935). Auguste Kralemann. Wilhelm Goeters naar Münster. Overeenkomst Wilhelm Goeters en Eugen Schulte. Leendert Brummel. Heinrich Bornkamm. Toegang tot het Linzer archief. Georg Rehfuss. Wilhelm Goeters doet onderzoek voor artikel. Testament Eugen Schulte (1939). Vraagt Wilhelm Goeters samen te werken met Werner Buddecke
6.3 August Brüssel in Niklashausen. Het overlijden van Eugen Schulte (1939). Wilhelm Goeters adviseert de Böhme-vrienden de hulp van Georg Rehfuss aan te nemen
7 Werner Buddecke stelt Wilhelm Goeters voor samen te werken voor een nieuwe Böhme-uitgave juni 1939. Wilhelm Goeters reageert niet
7.1 Perikelen in Linz am Rhein met erfgenaam Hans Müller
7.2 Auguste Kralemann brengt het Linzer archief in gevaar. Georg Rehfuss schrijft naar het kantongerecht en Werner Buddecke. Alex von Franckenberg und Ludwichsdorff
7.3 De Gestapo rooft het Linzer archief november 1941. Ds. Heinrich Wilhelm Brandt in Linz am Rhein schrijft aan Görlitz. Hulp van Wilhelm Goeters en aankoop van het Linzer archief op 16 januari 1942. Notaris Carl Heymann. Friedrich Pietsch archiefraad in Görlitz.
7.4 Conceptbrief van Wilhelm Goeters aan de Gestapo over de teruggave van het Linzer archief. Zijn problemen met de Gestapo. Invloed van Paracelsus op Jacob Böhme. Korrespondentie Werner Buddecke met Emilie Eckhardt. Brieven van Frl. Kralemann. ’Die Seele ist aus dem Hause’. Moord op Auguste Kralemann 1944. Berta Nix en de gezusters Walter in Greifenhagen naar Linz am Rhein 1945.
8 Werner Buddecke informeert Wilhelm Goeters over de lotgevallen van het Linzer archief 25 november 1945. August Faust een nationaal-socialist. Friedrich Pietsch in Görlitz. Het RSHA in Berlijn brengt het Linzer archief over naar Görlitz. München versus Berlijn?
9 Wilhelm Goeters op zoek naar het schilderij van Johann Wilhelm Uberfeld. Probeert in 1946 via het Military Government of Germany zijn eigen boeken en het Linzer archief terug te krijgen. Hij bezoekt Werner Buddecke in 1951 en belooft hem de geleende Böhme-handschriften over te dragen om die te publiceren. Plannen Wilhelm Goeters niet gerealiseerd en zijn dood in 1953
10 Contact Werner Buddecke met Gerhard Goeters, Emilie Eckhardt en Georg Rehfuss over de Böhme-handschriften in Wickrathberg
10.1 Werner Buddecke naar Wickrathberg 24 juli 1953. Overeenkomst Werner Buddecke en Gerhard Goeters. Inventaris overzicht originele Böhme-handschriften en -fotokopieën in Wickrathberg. Böhme-handschriften naar Göttinger stadsspaarkas 1953. ’The Jacob Böhme society quarterly’ 1953.
10.2 ’Vom übersinnlichen Leben’ naar Gerhard Goeters 1954. Ziekte Werner Buddecke. Einde gezusters Walter in Linz am Rhein. Bibliografie van de Böhme-vertalingen door Werner Buddecke 1957.
10.3 Brief notaris Carl Heymann in 1958 aan Cornelius Goeters over de opheffing van het verkoopverdrag van het Linzer archief op 16 januari 1942. Conceptbrief Cornelius Goeters aan Gerhard Goeters. Böhme-handschriften in Breslau terechtgekomen. Ernst-Heinz Lemper in Görlitz aan Gerhard Goeters 1959. Familie van Wilhelm Goeters? Oberfinanzdirektion Koblenz 1959. Bundesrückerstattunggesetz. Op zoek naar de Böhme-handschriften in Breslau. Emilie Eckhardt in 1961 over de verkoopakte van 16 januari 1942
11 Publicatie van de Urschriften door Werner Buddecke 1963-1966. Overlijden Werner Buddecke 1967
11.1 Wolfram Buddecke aan Gerhard Goeters. Emilie Eckhardt krijgt geld van verkoopverdrag terug in 1967. Overdracht Linzer archief op 5 december 1970 in Balingen aan de bibliotheek in Wolfenbüttel. Schenkingsverdrag. Bewogen rede van Georg Rehfuss
11.2 De nalatenschap van Wilhelm Goeters in Düsseldorf. Wolfram Buddecke brengt Gerhard Goeters op de hoogte van de schenking 1971.
11.3 Wolfram Buddecke schrijft ter afsluiting: ’Die Jacob-Böhme-autographen’ 1972. Overlijden van generatiegenoten Gerhard Goeters in 1996 en Wolfram Buddecke in 2009. Waldemar Rehfuss over zijn oom Georg Rehfuss (gestorven 1977) en diens medebroeders en zusters in Balingen. Ds. Helmut Schmidt en Hermann Schürhoff-Goeters over de gemütliche Freunde in Linz am Rhein. Overlijden van Emilie Eckhardt in 1983 en Berta Nix in 1990. Grafveld van Thiel met 22 gestorven gemütliche Freunde. Einde Böhme-vrienden in Linz am Rhein
12 Schilderijen uit het bezit van de Böhme-vrienden. Johann Wilhelm Uberfeld, Adolph Emanuel von Schlegel, Johann Heinrich Potthof geschilderd door Joachim Martin Falbe. Ds. Helmut Schmidt vertelt over het schilderij van Jacob Böhme. Naar Amsterdam.
13 Herinneringen aan de Gichtelianen of Engelenbroeders in Pammin
14 De ontsluiting van het Linzer archief
15 Samenvatting
16 Zusammenfassung
Bijlage: Alhard de Raedt en geestverwanten volgens zijn aantekeningen in de Stichtze Almanach van 1710 in chronologische volgorde
Literatuur
Ongedrukte bronnen
Afkortingen
Personenregister