Geert Groote, grondlegger van de moderne devotie

 

Geert Groote werd de inspirator van een beweging, die later ‘de moderne devotie’ zou worden genoemd en die zich over Nederland, Duitsland en Scandinavië zou uitstrekken. De aanhangers noemden zich ‘broeders en zusters van het gemene leven’. Zij stelden een praktische en vooral ook nuchtere weg van zelfverloochening in het dagelijkse leven. 

Geert Groote was afkomstig uit Deventer. Na zijn studie in Parijs was hij op 28-jarige leeftijd in een geestelijke crisis geraakt, waardoor hij ernstig ziek werd. Een ontmoeting met een kartuizer monnik, Hendrik van Kalkar, bracht bij Groote een radicale verandering in zijn levenshouding teweeg. Hij besloot zich in een klooster van de kartuizers terug te trekken en zijn woning in Deventer af te staan aan ‘arme luiden die God willen dienen, tot eeuwig onderdak en woning’. Hieruit kwam de eerste gemeenschap van de moderne devotie voort. 

Grootes ideaal stoelde op twee pijlers: ten eerste de praktische verwezenlijking van de evangelische waarheden in het volksleven, en ten tweede de eenvoudige handenarbeid ter verwerving van het benodigde levensonderhoud. Het stichten van een nieuwe kloosterorde stond hem niet direct voor ogen; zeker niet van een bedelorde zoals die van de franciscanen en dominicanen. Zijn belangrijkste inspirator was Johannes van Ruusbroec, die hij in 1378 ontmoette in zijn kleine gemeenschap in de stilte van de uitgestrekte bossen rond Brussel. 

Van Ruusbroec begroette Geert Groote als ‘zijn toekomstige leerling’, wat hij maar ten dele geworden is. De stichter van de moderne devotie zou zich niet als mysticus terugtrekken, maar hij bleef actief als een even beroemd als gevreesd prediker. Zijn grote persoonlijkheid van een geleerd en vermogend man maakte indruk, doordat deze doortrokken was van eenvoud en deemoed. 

Ook vanwege zijn nadruk op arbeid, die naast de zelfstandigheid van denken en de vrijwillige intreding in zijn broederschap des gemenen levens gepropageerd werd, stond Groote midden in de middeleeuwse samenleving. Naast de broederschap, de kern van zijn gemeenschap, ontstonden als de vrucht van zijn werk de Windesheimer kloosterorde en de nonnenkloosters. De verbreiding van de moderne devotie liep later vooral langs de lijnen van de schoolbeweging, die in Zwolle ontstond. De onder Johannes Cele en Alexander Hegius opbloeiende schoolbeweging was opgezet om priesters een bredere basisopleiding te geven en eigen en zelfstandig begrip te stimuleren. De belangrijkste vernieuwing in dit onderwijs school in de innerlijke vorming van de leraren, allen broeders van het gemenen leven. Hun leven was één voortdurende oefening in zelfkennis en zelfopvoeding. In die zin waren zij voor hun leerlingen een levend voorbeeld. 

De nieuwe scholen die hieruit ontstonden, verspreidden zich weldra over geheel Europa: Straatsburg, Münster, Maagdenburg en Parijs. Opvallend is het grote aantal mensen die uit deze schoolbeweging voortkwamen en later toonaangevend voor hun omgeving waren: de humanisten Erasmus en Agricola, de hervormer Luther, en in indirecte zin ook Calvijn, Zwingli, Paracelsus (fakkeldrager van het Rozenkruis 1)en de stichter van de orde der jezuïeten, Ignatius de Loyola. 

Een speciale plaats nam Thomas á Kempis in. Zijn veel gelezen boek De navolging van Christus gaf de geest van de moderne devotie nog het beste weer. Het bijzondere en moderne aan dit geschrift, dat na de bijbel het bekendste en meest gedrukte christelijke boek is, ligt in het ontbreken van leerstelligheden en scholastische spitsvondigheden. Ook geestdrijverij en retoriek zal men er niet in aantreffen. De lezer wordt bij de hand genomen en door middel van aanmoedigingen en zakelijk aandoende overwegingen uitgenodigd Christus op zijn pad na te volgen. 

Bron: Syllabus Van wijsheidstromingen naar innerlijke wijsheid