De opperste Goedheid is als water, strofe 8 van de Daodejing en een commentaar

Daodejing.008

BESTEL MYSTERIËN VAN TAO EN DE DAODEJING

De opperste Goedheid is als water.
Water is goed, doet goed aan alle dingen, en twist niet.

Het woont in plaatsen die de mensen verachten.
Daarom komt (de Wijze, die als water is) dicht bij Tao.

Hij woont (vanzelf) op de goede plaats.
Hij houdt ervan dat zijn hart diep is als een afgrond.
Als hij weldoet meent hij het in menslievendheid.
Als hij spreekt, spreekt hij goed de waarheid.
Als hij regeert, houdt hij goed orde.
Als hij zaken heeft, doet hij ze goed.
Als hij beweegt is het op de rechte tijd.

(Maar alleen) als hij niet met anderen in strijd komt, is er niets in hem te laken.

Bron: Mysteriën van Tao en de Daodejing

Het water is een zeer universeel en verheven symbool om de krachtradiaties van het nieuwe leven aan te duiden. Zoals de persoonlijkheidsmens de natuur des doods ervaart en het heelal des doods kent, zo is er ook een natuur des levens, een goddelijk universum, een geheel ander heelal. De levens- en stralingssubstantie van dat goddelijke heelal is waarlijk levend water, zuivere, goddelijke oersubstantie. Deze goddelijke oersubstantie is – tijdruimtelijk beschouwd – niet ver van ons verwijderd, doch zij is hier en in het nu alles doordringend, zij is nader dan handen en voeten. Het levende water is alom en houdt verblijf op alle plaatsen, ook in de oorden die door mensen veracht worden.

De juiste levenshouding voor een bevrijding en verlossing zoekende persoonlijkheidsmens is gelijk aan het water. Zoals de persoonlijkheidsmens geheel in het elektromagnetische stralingsveld van de dialectiek staat, zo zal de leerling die de bevrijdende binding met de geest van de vallei, met de God-in-hem, door zelfofferande verkregen heeft, eveneens geheel en al leven, binnenkomen, in het nieuwe elektromagnetische stralingsveld. Het is werkelijk levend water dat over hem wordt uitgestort en dat alle plaatsen van zijn existentie vult. Hij wordt in die nieuwe krachtstroom een nieuwe schepping, een nieuw schepsel. Hij ervaart een nieuwe Genesis, een nieuw begin; zo is er sprake van een nieuw magnetisch stelsel, dat hem een geheel ander, een geheel nieuw persoonlijkheidsbewustzijn doet verkrijgen. Hij wordt opnieuw bezield door zijn enige God.

Wie niet langer in het robotbewustzijn staat, doch deel krijgt aan het bewustzijn van de Gnosis, verkrijgt een nieuw handelingswezen, dat tot in alle bijzonderheden is afgestemd op de aard en het wezen van het heilige werk, op Tao. Verbonden met de waarheid is de wijze altijd gericht op het doel en is hij altijd op de juiste plaats. Hij is een dienaar die steeds op het juiste moment in het leven van een zoeker verschijnt en getuigt van zijn waarheid. Er is in de wijze een steeds rijper wordend volkomen begrip voor ieders mateloze ellende, groot in mededogen, onpeilbaar in liefde. Daarom beoordeelt de wijze een sterveling niet naar zijn straf- en zonderegister, doch naar zijn werkelijke dorst.

Wie dorst naar de wateren, ontvangt het water des levens om niet. Dat is een magnetische wet. Wie aldus rein wordt, bezit als signatuur een grondeloos diep hart. Daarom is zijn liefde volkomen. Het is een liefde die uit het nieuwe stralingsveld stamt en daarin wortelt. Het is een liefde die geen haat en wraak oplevert. Het is een liefde die reeds ondenkbaar lange tijden met de gevallen mens voortgaat, door dik en dun, hem niet verlatend, om te redden wat verloren is.

De waarheid is een levensveld. Wie in de Gnosis geborgen is, staat in de goddelijke waarheid. Dat is een vibratie, een toestand-van-zijn, waaruit de wijze leeft en is. Hij zal in die waarheid vibreren, hij zal haar uitstralen. Indien u een waarheidszoeker bent in die zin, dan zult u eenmaal, op zoek naar Tao, de straling van deze waarheid proeven en herkennen. Dan zult u horen de roep: ‘Kom tot mij die vermoeid en beladen zijt, en ik zal u rust geven.’

Bron: hoofdstuk 8 van De Chinese Gnosis van J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri

BESTEL MYSTERIËN VAN TAO EN DE DAODEJING