Muziek en tekst van de Matthäus Passion, oratorium van Johann Sebastian Bach

BESTEL DE MATTHÄUS-PASSION

De Matthäus Passion is het door Johann Sebastian Bach (1685-1750) op muziek gezette bijbelverhaal uit de hoofdstukken 26 en 27 van het Evangelie van Mattheüs, Deze muziek trekt jaarlijks duizenden toehoorders. En dat is geen wonder, want in de lange rij van werken die dit drama tot onderwerp hebben gekozen, staan Bachs werken aan de spits.

Bach componeerde meerdere passionen, waaronder de Johannes Passion. De laatste in een rij is een gigantisch meesterwerk naar het evangelie van Mattheüs, Bach voerde dit werk maar één keer uit: op goede vrijdag van het jaar 1729. Toen het koel en zonder begrip werd ontvangen, zag hij van verdere uitvoeringen af. Pas honderd jaar later vond een jonge, geniale musicus de partituur terug. Deze musicus heette Felix Mendelssohn-Bartholdy. Hij was het die dit grote meesterwerk aan de mensheid teruggaf.

BESTEL DE MATTHÄUS-PASSION

Johann Sebastian Bach, die op 21 maart 1685, als telg van een toen al bekend muzikantengeslacht, te Eisenach werd geboren, stamt uit een zeer talrijke familie. Meer dan tachtig leden ervan zijn bekend, vanaf het begin van de zestiende tot diep in de negentiende eeuw. Toen Johann Sebastian tien jaar oud was, stierf zijn vader; zijn moeder was reeds daarvóór overleden.

De jongen vond onderdak bij zijn oudste broer Johann Christoph, die hem muzieklessen gaf. In Lüneberg werd Johann Sebastian in 1700 koorzanger onder Böhm door wie hij sterk werd beïnvloed. Ook bestudeerde hij het werk van Vivaldi, Buxtehude, Sweelinck en vele anderen.

In Leipzig zijn Bachs Passiemuzieken ontstaan. De Passie naar het Evangelie van Marcus is goeddeels verloren gegaan. Er bestaat echter wel een reconstructie van, die overigens zelden wordt uitgevoerd. Bachs auteurschap van een andere – de Lucas Passion – wordt betwijfeld. Maar de Johannes en Matthäus Passion zijn onweerlegbaar van zijn hand. Door de grotere omvang, de toepassing van dubbelkoor en de milde beschouwende zin van het werk heeft de Matthäus Passion een grotere plaats van waardering bij uitvoerenden en publiek verworven, dan de Johannes Passion.

Het verhaal wordt ons verteld door de evangelist (is de verteller), die vertolkt wordt door een tenor. De evangelist is naast Jezus de belangrijkste solopartij. Als in een hoorspel worden de diverse deelnemers door aparte stemmen opgevoerd. Zo is daar natuurlijk Jezus (bas). Verder de discipelen Petrus en Judas (bassen), Pilatus ( bas) en zijn vrouw (sopraan), diverse dienaressen (sopraan en alt) en getuigen (tenor en bas). Ook groepen (discipelen, priesters, soldaten , volk) komen voor en worden vertolkt door twee koren. Het verhaal wordt op gezette tijden onderbroken door bespiegelende momenten in recitatieven en aria’s door solisten en in koralen door het koor.

Hieronder volgende teksten in het Duits en in het Nederlands.

Mattheus Passion Johann Sebastian Bach

ERRSTER TEIL

1.Chor I und II

Kommt ihr Töchter helft mir klagen.
Sehet—wen?—den Bräutigam,
Seht ihn—wie?—als wie ein Lamm,
Sehet—was?—seht die Geduld,
Seht—wohin?—auf unsre Schuld.
Sehet ihn aus Lieb’ und Huld
Holz zum Kreuze selber tragen.
Choral (Soprano di ripieno)
O Lamm Gottes, unschuldig
Am Stamm des Kreuzes geschlachtet,
Allzeit erfund’n geduldig,
Wiewohl du warest verachtet,
All’ Sünd’ hast du getragen,
Sonst müssten wir versagen.
Erbarm’ dich unser, o Jesu!

2.Evangelium (Mattäus XXVI)

Evangelist
Da Jesus diese Rede vollendet hatte, sprach er zu seinen Jüngern:

Jesus
Ihr wisset, dass nach zweien Tagen Ostern wird und des Menschen Sohn wird überantwortet werden, dass er gekreuziget werde.

3.Choral (Chor I und II)

Herzliebster Jesu, was hast du verbrochen,
Dass man ein solch scharf Urteil hat
gesprochen. Was ist die Schuld? In was für
Missetaten Bist du geraten?

EERSTE DEEL

1.Koor I en II
Komt o dochters, helpt mij klagen.
Ziet Hem—wie?—de Bruidegom.
Ziet Hem—hoe?—zoals een lam.
Ziet dan—wat?—ziet Zijn geduld.
Ziet—waarheen?—op onze schuld.
Ziet Hem uit liefde en genade
zelf het kruishout dragen.
Koraal (Jongenskoor, eenstemmig)
O Lam van God onschuldig,
Dat aan het kruishout werd geslacht.
Gij was altijd geduldig,
hoewel Gij werd veracht.
Alle zonden hebt Gij gedragen
en daardoor ons van de dood ontslagen.
O Jezus, ontferm u over ons!

2.Evangelie (Matthäus (26)

Evangelist
Toen Jezus deze woorden gesproken had, zei hij tot zijn leerlingen:

Jezus
Gij weet dat het over twee dagen Pasen is, dan zal de Mensenzoon worden overgeleverd om
gekruisigd te worden.

3.Koraal (Koor I en II)

Liefdevolle Jezus, wat hebt Gij misdaan
dat men zo’n hard vonnis heeft getekend?
Wat is Uw schuld? Welke misdaden
worden U aangerekend?

In het openingskoor van de Matthäus Passion vragen de “dochters van Zion”, gezongen door koor 1, aan de gelovigen, gezongen door koor 2, om uit te zien naar Christus (den Bräutigam) die geduldig als een lam het kruis draagt en daarmee boet voor onze zonden. In deze melodie is ook het koraal “O Lamm Gottes, unschuldig” verwerkt. Het wordt uitgevoerd door “soprani in ripieno” (sopranen in toevoeging). De ijle kinderstemmen uit het kinderkoor komen als uit de hemel tot ons. In de uitvoering wordt koor 1 en 2 gemengd met het kinderkoor.

De evangelist vertolkt de hoofdrol in de Matthäus Passion. Hij is de verteller en zingt de letterlijke tekst van het evangelie van Matthäus. De uitvoeringsvorm is het recitatief (voorgedragen met de toonval en het ritme van de gesproken rede). De rol van de verteller wordt, waar de personages in het evangelie sprekend worden ingevoerd, afgewisseld met andere solisten of met het koor. De priesters en oudsten spannen samen tegen Jezus, maar spreken af niets te doen tijdens het paasfeest, om te voorkomen dat het volk in opstand zou komen.

4a. Evangelist

Da versammleten sich die Hohenpriester und Schriftgelehrten und die Ältesten im Volk in den Palast des Hohenpriesters, der da hieß Kaiphas; und hielten Rat, wie sie Jesum mit Listen griffen und töteten. Sie sprachen aber:

4b. Chor I und II
Ja nicht auf das Fest, auf daß nicht ein Aufruhr werde im Volk.

4c. Evangelist
Da nun Jesus war zu Bethanien, im Hause Simonis des Aussätzigen, trat zu ihm ein Weib, die hatte ein Glas mit köstlichem Wasser und goß es auf sein Haupt, da er zu Tische saß. Da das seine Jünger sahen, wurden sie unwillig und sprachen:

4d. Jünger (Chor I)
Wozu dienet dieser Unrat? Dieses Wasser hatte mögen teuer verkauft und den Armen gegeben werden.

4e. Evangelist
Da das Jesus merkete, sprach er zu ihnen:

Jesus
Was bekümmert ihr das Weib? Sie hat ein gut Werk an mir getan! Ihr habet allezeit Arme bei euch, mich aber habt ihr nicht allezeit. Daß sie dies Wasser hat auf meinen Leib gegossen, hat sie getan, daß man mich begraben wird. Wahrlich, ich sage euch: wo dies Evangelium geprediget wird in der ganzen Welt, da wird man auch sagen zu ihrem Gedächtnis, was sie getan hat.

4a. Evangelist
Toen kwamen de Opperpriester, schriftgeleerden en oudsten van het volk bijeen in het paleis van de hogepriester, die Kajafas heette, en beraadden zich om Jezus door een list gevangen te nemen en te doden.
Maar ze zeiden:

4b. Koor I en II
Niet op het feest, want anders kan er oproer ontstaan onder het volk.

4c. Evangelist
Terwijl Jezus nu te Bethanië in het huis van Simon de melaatse was, kwam er een vrouw naar Hem toe met een albasten kruik vol kostelijk reukwater. Ze goot het uit over Zijn hoofd, terwijl Hij aan tafel zat. Toen de
leerlingen dit zagen zeiden ze verontwaardigd:

4d. Leerlingen (Koor I)
Waarom deze verkwisting? Dat reukwater had duur verkocht kunnen worden ten bate van de armen!

4e. Evangelist
Maar Jezus bemerkte het en zei:

Jezus
Waarom valt gij deze vrouw lastig? Zij heeft immers een goede daad aan Mij gedaan? Want de armen hebt gij altijd bij u, maar Mij niet. Door dit reukwater over Mijn lichaam uit te gieten heeft zij Mijn begrafenis voorbereid. Voorwaar, ik zeg u: overal ter wereld waar dit Evangelie zal worden verkondigd, zal ook tot
haar gedachtenis gesproken worden over wat zij gedaan heeft.

De discipelen zijn geïrriteerd door een dienares van Simon, die Jezus zalft. Dit is een symbool voor
Jezus’ naderende einde. Ze vinden het maar zonde “Wozu dienet dieser Unrat”. In zijn reactie merkt Jezus op dat de kostbare stofgoed besteed is, want “Ihr habet allezeit Armen bei euch, mich aber habt ihr nicht allezeit”. Luisterend naar het volgende recitatief is te horen hoe Bach het orkest de tranen laat verbeelden
door het staccato spelen van de instrumenten.

5.Rezitativ (Alt, 2 Flöten)
Du lieber Heiland, du,
Wenn deine Jünger töricht streiten,
Daß dieses fromme Weib
Mit Salben deinen Leib
Zum Grabe will bereiten,
So lasse mir inzwischen zu
Von meiner Augen Tränenflüssen
Ein Wasser auf dein Haupt zu gießen.

6.Arie (Alt, 2 Flöten)
Buß und Reu’
Knirscht das Sündenherz entzwei,
Daß die Tropfen meiner Zähren
Angenehme Spezerei,
Treuer Jesu, dir gebären.

7.Evangelist
Da ging hin der Zwölfen einer, mit Namen Judas Ischarioth, zu den Hohenpriestern, und sprach:

Judas
Was wollt ihr mir geben? Ich will ihn euch verraten.

Evangelist
Und sie boten ihm dreißig Silberlinge. Und von dem an suchte er Gelegenheit daß er ihn verriete.

8.Arie (Sopran)
Blute nur, du liebes Herz!
Ach, ein Kind, das du erzogen,
Das an deiner Brust gesogen,
Droht den Pfleger zu ermorden,
Denn es ist zur Schlange worden.

9a. Evangelist
Aber am ersten Tage der süßen Brot’ traten die Jünger zu Jesu, und sprachen zu ihm:

9b. Jünger (Chor I)
Wo willst du, daß wir dir bereiten das Osterlamm zu essen?

Recitatief (Alt, twee fluiten)
O liefdevolle Verlosser
terwijl Uw leerlingen redetwisten
omdat deze vrome vrouw
het teken stelt van de rouw
die Uw dood spoedig brengen zal
sta mij dan intussen toe
dat ik U hetzelfde doe
door met mijn tranen Uw hoofd te zalven.

6.Aria (Alt, 2 fluiten)
Boete en smart
breken het zondige hart.
Geef toch, dat de tranen van mijn ogen
voor U zoete balsem wezen mogen,
o trouwe Jezus.

7.Evangelist
Toen ging een van de twaalf, Judas Iskariot genaamd, naar de Opperpriester en zei:

Judas
Wat is het u waard als ik Hem aan u uitlever?

Evangelist
En zij gaven hem dertig zilverlingen. Vanaf dat moment zocht hij naar een gelegenheid om Hem
te verraden.

8.Aria (Sopraan)
Bloed nu maar, o moederhart,
Ach, een kind dat gij hebt grootgebracht,
dat eens aan uw borst heeft gelegen,
dreigt nu zijn Heer te gaan vermoorden
want het is tot slang geworden.

9a. Evangelist
Op de eerste dag van het feest der ongedesemde broden kwamen de leerlingen bij Jezus en vroegen:

9b. Leerlingen (Koor I)
Waar wilt Gij dat wij voorbereidingen gaan treffen om het paasmaal te gebruiken?

In de volgende aria met het thema “vermoorden”(ermorden) brengt Bach de emotie en smart in
de muziek door het lang, luid en snel te zingen. Het notenverloop bij het woord “Schlange” heeft
ook een kronkelige en enge notatie.

9c. Evangelist
Er sprach:

Jesus
Gehet hin in die Stadt zu einem und sprecht zu ihm: Der Meister läßt dir sagen: Meine Zeit ist hier, ich will bei dir die Ostern halten mit meinen Jüngern.

Evangelist
Und die Jünger täten wie ihnen Jesus befohlen hatte, und bereiteten das Osterlamm. Und am Abend satzte er sich zu Tische mit den Zwölfen. Und da sie aßen, sprach er:

Jesus
Wahrlich, ich sage euch: Einer unter euch wird mich verraten.

9d. Evangelist
Und sie wurden sehr betrübt, und huben an ein Jeglicher unter ihnen, und sagten zu ihm:

9e. Jünger (Chor I)
Herr, bin ich’s?

10.Choral (Chor I und II)
Ich bin’s, ich sollte büßen,
An Händen und an Füßen
Gebunden in der Höll’;
Die Geißeln und die Banden
Und was du ausgestanden,
Das hat verdienet meine Seel’

9c. Evangelist
Hij zei:

Jezus
Gaat in de stad naar degene die Ik u noemen zal en zeg tegen hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij, bij u houd Ik met Mijn leerlingen het paasmaal.

Evangelist
En de leerlingen deden zoals Jezus hun gezegd had en zij maakten het paasmaal gereed. Toen het avond geworden was ging Hij met de twaalf leerlingen aan tafel. En terwijl zij aten, zei Hij:

Jezus
Voorwaar, ik zeg u: één van u zal Mij verraden.

9d. Evangelist
Zij werden diep bedroefd en begonnen ieder aan Hem te vragen:

9e. Leerlingen (Koor I)
Ben ik het, Heer?

10.Koraal (Koor I en II)
Ik ben het, ik zou moeten boeten,
aan handen en voeten
gebonden in de hel.
Want de boeien en de geselslagen
en alles wat Gij hebt gedragen
droeg Gij, o Heer, om mij.

Alle stemmen zingen de volgende zin driemaal, behalve de bassen (tweemaal). Dat wil zeggen dat elf van de twaalf discipelen de vraag stellen. De twaalfde, Judas, durft het niet aan om naar de bekende weg te vragen.
In het volgende koraal zingen beide koren een psalm op een bestaande tekst en melodie, maar wel door Bach meerstemmig geharmonieerd. In de koralen is de gelovige gemeente gerepresenteerd, die op afstand een commentaar op de gebeurtenissen geeft.
Treffend is het koraal “Ich bin’s, ich sollte büssen” dat direct volgt op de vraag van de discipelen “Herr, bin ich’s?” als Jezus het komende verraad aankondigt. Dit is eigenlijk de onuitgesproken bekentenis van Judas.

11.Evangelist
Er antwortete und sprach:

Jesus
Der mit der Hand mit mir in die Schüssel
tauchet, der wird mich verraten. Des
Menschen Sohn gehet zwar dahin, wie von ihm
geschrieben stehet, doch wehe dem Menschen,
durch welchen des Menschen Sohn verraten
wird. Es wäre ihm besser, daß derselbige
Mensch noch nie geboren wäre.

Evangelist
Da antwortete Judas, der ihn verriet, und sprach:

Judas
Bin ich’s, Rabbi?

Evangelist
Er sprach zu ihm:

Jesus
Du sagests.

Evangelist
Da sie aber aßen, nahm Jesus das Brot, dankete und brach’s und gab’s den Jüngern, und sprach:

Jesus
Nehmet, esset, das ist mein Leib.

Evangelist
Und er nahm den Kelch und dankete, gab ihnen den, und sprach:

Jesus
Trinket alle daraus, das ist Mein Blut des neuen Testaments, welches vergossen wird für viele, zur Vergebung der Sünden. Ich sage euch: Ich werde von nun an nicht mehr von diesem Gewächs des Weinstocks trinken bis an den Tag, da ich’s neu trinken werde mit euch in meines Vaters Reich.

11.Evangelist
Hij antwoordde hun:

Jezus
Degene die zijn hand met Mij in de schotel doopt zal Mij verraden. De Mensenzoon gaat heen zoals van Hem geschreven staat, maar wee de mens door wie de Mensenzoon verraden wordt. Het zou beter voor hem zijn geweest als hij niet geboren was.

Evangelist
Toen zei Judas, Zijn verrader:

Judas
Ben ik het, Heer?

Evangelist
Hij zei tot hem:

Jezus
Gij zegt het.

Evangelist
En terwijl zij aten, nam Jezus het brood, zegende het, brak het en gaf het aan Zijn leerlingen met de woorden:

Jezus
Neemt en eet hiervan, dit is Mijn lichaam.

Evangelist
En Hij nam de beker, sprak een dankgebed uit en reikte hem aan hen over met de woorden:

Jezus
Drinkt allen hieruit, want dit is Mijn bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten zal worden tot vergeving van de zonden. En Ik zeg u: van nu af aan zal Ik niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken, tot op de dag dat Ik ze hernieuwd met u zal drinken in het rijk van Mijn Vader. Bij het woord “tauchet”( dopen) in het volgende deel heeft Bach de tekst weer een dalende notatie meegegeven. Bij “dahin” echter hoort men een stijgende melodie om daarmee naar de hemel te verwijzen.

12.Rezitativ (Sopran, 2 Oboi d’amore)
Wiewohl mein Herz in Tränen schwimmt,
Daß Jesus von mir Abschied nimmt,
So macht mich doch sein Testament erfreut:
Sein Fleisch und Blut, o Kostbarkeit,
Vermacht er mir in meine Hände,
Wie er es auf der Welt mit denen Seinen,
Nicht böse können meinen,
So liebt er sie bis an das Ende.

13.Arie (Sopran, 2 Oboi d’amore)
Ich will dir mein Herze schenken,
Senke dich, mein Heil, hinein,
Ich will mich in dir versenken,
Ist dir gleich die Welt zu klein,
Ei, so sollst du mir allein
Mehr als Welt und Himmel sein.

14.Evangelist
Und da sie den Lobgesang gesprochen hatten, gingen sie hinaus an den Ölberg. Da sprach Jesus zu ihnen:
Jesus In dieser Nacht werdet ihr euch alle ärgern an mir. Denn es stehet geschrieben: Ich werde den Hirten schlagen, und die Schafe der Herde werden sich zerstreuen. Wann ich aber auferstehe, will ich vor euch hingehen in Galiläam.

15.Choral (Chor I und II)
Erkenne mich, mein Hüter,
Mein Hirte, nimm mich an;
Von dir, Quell’ aller Güter,
Ist mir viel Guts getan.
Dein Mund hat mich gelabet
Mit Milch und süßer Kost,
Dein Geist hat mich begabet
Mit mancher Himmelslust.

16.Evangelist
Petrus aber antwortete und sprach zu ihm:

12.Recitatief (Sopraan, 2 hobo’s d’amore)
Hoewel mijn hart bedroefd is
nu Jezus van mij afscheid neemt
ben ik toch blij om wat Hij mij geeft:
Zijn vlees en bloed, waarin Hij leeft,
laat Hij na in mijn handen.
Zoals Hij op aarde steeds de Zijnen
omringde met een goedheid zo groot,
Zo heeft Hij hen nu lief tot in de dood.

13.Aria (Sopraan, 2 hobo’s d’amore)
Ik wil U mijn hart geven
O Heer, vervul het van U.
Ik wil slechts vanuit U leven
en helemaal opgaan in U.
En is deze wereld misschien te klein,
dan zult Gij voor mij hemel en aarde zijn.

14.Evangelist
En na de lofzang gezongen te hebben, gingen zij op weg naar de Olijfberg. Toen zei Jezus tot hen:

Jezus
In deze nacht zult gij allen aanstoot aan Mij nemen, want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen der kudde zullen verstrooid worden. Maar wanneer Ik zal zijn verrezen, zal Ik u voorgaan naar Galilea.

15.Koraal (Koor I en II)
Erken mij, mijn Behoeder,
mijn Herder, neem mij aan.
Door U, bron van al ’t goede,
is mij veel goeds gedaan.
Uw mond heeft mij gelest
met melk en zoete honing.
Uw geest schonk mij de vreugde
uit de heerlijke hemelwoning.

16.Evangelist
Petrus gaf Hem ten antwoord:

Bij “gingen sie hinaus an den Ölberg” heeft Bach in de volgende tekst een stijgende notatie
gebruikt om het beklimmen van de berg te benadrukken.

Petrus
Wenn sie auch alle sich an dir ärgerten, so will ich doch mich nimmermehr ärgern.

Evangelist
Jesus sprach zu ihm:

Jesus
Wahrlich, ich sage dir: In dieser Nacht, ehe der Hahn krähet, wirst du mich dreimal verleugnen.

Evangelist
Petrus sprach zu ihm:

Petrus
Und wenn ich mit dir sterben müßte, so will ich dich nicht verleugnen.

Evangelist
Desgleichen sagten auch alle Jünger.

17.Choral (Chor I und II)
Ich will hier bei dir stehen,
Verachte mich doch nicht!
Von dir will ich nicht gehen,
Wenn dir dein Herze bricht.
Wenn dein Herz wird erblassen,
Im letzten Todesstoß,
Alsdenn will ich dich fassen
In meinen Arm und Schoß.

18.Evangelist
Da kam Jesus mit ihnen zu einem Hofe, der hieß Gethsemane, und sprach zu seinen Jüngern:

Jesus
Setzet euch hier, bis daß ich dort hingehe und bete.

Evangelist
Und nahm zu sich Petrum und die zweien Söhne Zebedäi, und fing an zu trauern und zu zagen. Da sprach Jesus zu ihnen:

Petrus
Al zouden allen aanstoot aan u nemen, ik nooit!

Evangelist
Jezus sprak tot hem:

Jezus
Voorwaar. Ik zeg u:In deze nacht, nog voor de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen.

Evangelist
Petrus antwoordde:

Petrus
Zelfs al moest ik met U sterven, nooit zou ik U verloochenen.

Evangelist
En zo spraken ook de andere leerlingen.

17.Koraal (Koor I en II)
Ik wil hier bij U blijven,
verwerp mijn bijzijn niet.
Ik wil U niet verlaten,
U, die mij nooit verliet.
Wanneer Uw hart zal breken
in het uur van de dood,
zal ik Uw hoofd bergen
in mijn armen en mijn schoot.

18.Evangelist
Toen kwam Jezus met hen aan op een plaats, Gethsemane geheten,en sprak tot zijn leerlingen:

Jezus
Ga hier zitten, terwijl Ik verderop ga bidden.

Evangelist
En Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeüs mee en begon bedroefd en angstig te
worden. Hij zei tot hen:

Jesus
Meine Seele ist betrübt bis an den Tod; bleibet hier und wachet mit mir.

19.Rezitativ (Tenor und Chor)

Tenor
O Schmerz! hier zittert das gequälte Herz!
Wie sinkt es hin, wie bleicht sein Angesicht!

Choral (Chor II)
Was ist die Ursach’ aller solcher Plagen?

Tenor
Der Richter führt ihn vor Gericht.
Da ist kein Trost, kein Helfer nicht.

Choral (Chor II)
Ach, meine Sünden haben dich geschlagen!

Tenor
Er leidet alle Höllenqualen, Er soll vor fremden
Raub bezahlen.

Choral (Chor II)
Ich, ach Herr Jesu, habe dies verschuldet,
was du erduldet.

Tenor
Ach könnte meine Liebe dir, Mein Heil, dein
Zittern und dein Zagen Vermindern oder helfen
tragen, Wie gerne blieb’ ich hier.

20.Arie (Tenor, Oboe und Chor)
Tenor
Ich will bei meinem Jesu wachen.
Jezus
Mijn ziel is bedroefd tot stervens toe. Blijft hier
en waakt met Mij.

19.Recitatief (Tenor en koor)

Tenor
O droefheid, hoe beeft het bange hart, hoe
krimpt het samen, hoe bleek wordt Zijn gezicht!

Koraal (Koor II)
Wat is de oorzaak van al deze kwellingen?

Tenor
De rechter voert Hem voor het gericht.
Er is geen troost, geen redding in zicht.

Koraal (Koor II)
Ach, mijn zonden hebben U geslagen!

Tenor
Hij moet helse pijnen lijden om anderen van hun
schuld te bevrijden.

Koraal (Koor II)
Ach Heer, om mijn schulden moet Gij dit dulden.

Tenor
Ach, als toch mijn liefde, Heer, Uw angsten en
plagen verminderen kon of helpen dragen, wat
zou ik dan graag bij U blijven.

20.Aria (Tenor, hobo, koor)

Tenor
Ik wil bij mijn Jezus waken.
In het volgende duet tussen tenor en koor spreekt de angst die Jezus voelt bij zijn naderende
terechtstelling. Het koor speelt weer de rol van de gemeenschap.
In het volgende duet tussen tenor en koor 2 wordt aangegeven dat het waken met Jezus de
zonden kan doen inslapen.

Chor II
So schlafen unsere Sünden ein.
Tenor
Meinen Tod
Büßet seine Seelen Not;
Sein Trauren machet mich voll Freuden.

Chor II
Drum muß uns sein verdienstlich Leiden
recht bitter, und doch süße sein.

21.Evangelist
Und ging hin ein wenig, fiel nieder auf sein Angesicht und betete, und sprach:

Jesus
Mein Vater, ist’s möglich, so gehe dieser Kelch von mir; doch nicht wie ich will, sondern wie du willst.

22.Rezitativ (Baß)
Der Heiland fällt vor seinem Vater nieder;
Dadurch erhebt er mich und alle von unserm
Falle hinauf zu Gottes Gnade wieder.
Er ist bereit,
den Kelch, des Todes Bitterkeit zu trinken,
In welchen Sünden dieser Welt
gegossen sind und häßlich stinken,
Weil es dem lieben Gott gefällt.

23.Arie (Baß und Violinen)
Gerne will ich mich bequemen,
Kreuz und Becher anzunehmen,
Trink’ ich doch dem Heiland nach.
Denn sein Mund,
Der mit Milch und Honig fließet,
Hat den Grund
Und des Leidens herbe Schmach,
Durch den ersten Trunk versüßet.

Koor II
Dan slapen onze zonden in.

Tenor
Omwille van mijn dood
is Zijn lijden nu zo groot.
Zijn droefheid brengt voor mij vreugde.

Koor II
Daarom moet Zijn dienstbaar lijden
bitterzoet voor ons allen zijn.

21.Evangelist
En Hij ging een weinig verder, wierp Zich voorover op de grond en bad:

Jezus
Mijn Vader, als het mogelijk is, laat dan deze beker aan Mij voorbijgaan. Echter, niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede.

22.Recitatief (Bas)
De Heer valt voor Zijn Vader neer,
waardoor Hij mij en allen die waren gevallen
laat opstaan in genade weer.
Hij is bereid
de bittere kelk van de dood te drinken
waarin de zonden van de mensen
gegoten zijn; Hij zal hem drinken
om te voldoen aan Zijn Vaders wensen.

23.Aria (Bas en violen)
Graag wil ik mij bereid verklaren
om het kruis en de beker te aanvaarden.
Dan doe ik hetzelfde als mijn Heer.
Want Zijn mond
die overstroomt van melk en honingvloed
heeft de wrange
smaak van het lijden
door de eerste teug reeds verzoet.

Jezus aanvaardt zijn lot: hij is bereid de beker des doods te drinken; de beker waarin de zonden
van deze wereld gegoten zijn (die vreselijk stinken!), om te voldoen aan de wensen van zijn Vader.

24.Evangelist
Und er kam zu seinen Jüngern und fand sie schlafend, und sprach zu ihnen:

Jesus
Könnet ihr denn nicht eine Stunde mit mir wachen? Wachet und betet, dass ihr nicht in Anfechtung fallet. Der Geist ist willig, aber das Fleisch ist schwach.

Evangelist
Zum andernmal ging er hin, betete und sprach:

Jesus
Mein Vater, ist’s nicht möglich, daß dieser Kelch von mir gehe, ich trinke ihn denn; so geschehe dein Wille.

25.Choral (Chor I und II)
Was mein Gott will, das g’scheh’ all’zeit,
Sein Will, der ist der beste;
Zu helfen den’ er ist bereit,
Die an ihn gläuben feste;
Er hilft aus Not, der fromme Gott,
Und züchtiget mit Maßen.
Wer Gott vertraut, fest auf ihn baut,
Den will er nicht verlassen.

26.Evangelist
Und er kam und fand sie aber schlafend, und ihre Augen waren voll Schlaf’s. Und er ließ sie und ging abermal hin, und betete zum drittenmal, und redete dieselbigen Worte. Da kam er zu seinen Jüngern und sprach zu ihnen:

Jesus
Ach! wollt ihr nun schlafen und ruhen? Siehe, die Stunde ist hie daß des Menschen Sohn in der Sünder Hände überantwortet wird. Stehet auf, lasset uns gehen: siehe, er ist da, der mich verrät.

24.Evangelist
Nu ging Hij terug naar Zijn leerlingen en vond hen in slaap. Hij zei tot hen:

Jezus
Kunt gij dan niet één uur met Mij waken? Waakt en bidt, opdat gij niet in verleiding komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.

Evangelist
Opnieuw ging Hij heen en bad:

Jezus
‘Vader, als het niet mogelijk is dat deze beker aan mij voorbijgaat zonder dat ik eruit drink, laat het dan gebeuren zoals u het wilt.’

25.Koraal (Koor I en II)
Wat God wil, gebeurt altijd.
Niets gaat Zijn wil te boven.
Hij is altijd tot hulp bereid
voor degenen die in Hem geloven.
Hij helpt in nood, de goede God,
en straffen doet Hij met mate.
Wie God vertrouwt en vast op Hem bouwt,
die zal Hij niet verlaten.

26.Evangelist
En toen Hij terugkwam vond Hij hen weer in slaap, want hun oogleden waren zwaar geworden. Nogmaals verliet Hij hen en ging heen, en bad voor de derde maal met dezelfde woorden. Toen keerde Hij bij Zijn leerlingen terug en sprak tot hen:

Jezus
Liggen jullie nog steeds te slapen en te rusten? Zie, het uur is nabij waarop de Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen van de zondaars. Sta op, laten we gaan, want hij die mij verraden zal is vlakbij.

Evangelist
Und als er noch redete, siehe, da kam Judas, der Zwölfen einer, und mit ihm eine große Schar mit Schwertern und mit Stangen, von den Hohenpriestern und Ältesten des Volks. Und der Verräter hatte ihnen ein Zeichen gegeben und gesagt: Welchen ich küssen werde, der ist’s, den greifet. Und alsbald trat er zu Jesum und sprach:

Judas
Gegrüsset seist du, Rabbi!

Evangelist
Und küssete ihn. Jesus aber sprach zu ihm:

Jesus
Mein Freund, warum bist du kommen?

Evangelist
Da traten sie hinzu, und legten die Hände an Jesum, und griffen ihn.

27a. Duett (Sopran und Alt, Chor I und II)

Sopran und Alt
So ist mein Jesus nun gefangen.

Chor II
Laßt ihn, haltet, bindet nicht!
Sopran und Alt
Mond und Licht
ist vor Schmerzen
untergangen,
Weil mein Jesus ist gefangen.
Sie führen ihn, er ist gebunden!

Evangelist
En terwijl Hij nog sprak, zie: daar kwam Judas, een van de twaalf, vergezeld van een grote bende met zwaarden en stokken, gestuurd door de Opperpriester en oudsten van het volk. De verrader had hun een teken gegeven en gezegd: Die ik zal kussen, Hij is het, grijpt Hem. En onmiddellijk liep hij op Jezus toe met de woorden:

Judas
Wees gegroet, Rabbi!

Evangelist
En hij kuste Hem. Maar Jezus zei tot hem:

Jezus
Vriend, waartoe zijt gij gekomen?

Evangelist
Nu kwamen ze toelopen en maakten zich van Jezus meester.

27a. Duet (Sopraan en alt, Koor I en II)
Sopraan en alt
Zo is mijn Jezus dan gevangen.

Koor II
Laat Hem, hou op, bind Hem niet vast!

Sopraan en Alt
Het maanlicht
is van droefheid
ondergegaan,
omdat Jezus is gevangen.
Ze voeren Hem weg, Hij is gebonden!

In de volgende aria treden sopraan en alt in een duet op. Ze klagen dat Jezus nu gevangen
genomen is. Zelfs de maan kan het treurige schouwspel niet verdragen. Het koor vertolkt de
aangegrepen menigte die niet goedkeurt wat hier gebeurt: “Lasst ihm, haltet, bindet nicht!”.
Tot drie keer toe klinkt deze oproep, met toenemende vertwijfeling.

27b. Chor I und II
Sind Blitze, sind Donner in Wolken
verschwunden?
Eröffne den feurigen Abgrund, o Hölle!
Zertrümmre, verderbe, verschlinge, zerschelle
Mit plötzlicher Wut
Den falschen Verräter, das mörd’rische Blut!
28.Evangelist
Und siehe, einer aus denen, die mit Jesus waren, reckete die Hand aus, und schlug des Hohenpriesters Knecht, und hieb ihm ein Ohr ab. Da sprach Jesus zu ihm:

Jesus
Stecke dein Schwert an seinen Ort, denn wer das Schwert nimmt, der soll durch’s Schwert umkommen. Oder meinest du, daß ich nicht könnte meinen Vater bitten, daß er mir zuschicke mehr denn zwölf Legion Engel? Wie würde aber die Schrift erfüllet? Es muß also gehen.

Evangelist
Zu der Stund’ sprach Jesus zu den Scharen:

Jesus
Ihr seid ausgegangen als zu einem Mörder, mit Schwerten und mit Stangen, mich zu fahen; bin ich doch täglich bei euch gesessen und habe gelehret im Tempel und ihr habt mich nicht erfüllet würden die Schriften der Propheten.

Evangelist
Da verließen ihn alle Jünger und flohen.

27b. Koor I en II
Zijn bliksem en donder in de wolken verdwenen? Open uw vurige afgrond, o hel! Verbrijzel, verwoest, verslind en breek met één woedend gebaar de valse verrader, de moordenaar!

28.Evangelist
En zie: een van hen die bij Jezus waren, strekte zijn hand uit, trok zijn zwaard en trof daarmee de slaaf van de hogepriester en sloeg hem een oor af. Maar Jezus sprak tot hem:

Jezus
Steek uw zwaard weer bij u, want allen die naar het zwaard grijpen zullen door het zwaard omkomen. Of dacht gij dat Mijn Vader Mij niet onmiddellijk meer dan twaalf legioenen engelen zou sturen als Ik Hem daarom vroeg? Maar hoe zouden anders de Schriften in vervulling kunnen gaan, die zeggen dat het zo moet gebeuren?

Evangelist
Nu sprak Jezus tot de bende:

Jezus
Als tegen een rover zijt gij uitgetrokken met zwaarden en stokken om Mij gevangen te nemen. Dagelijks zat Ik in de tempel te onderwijzen, en gij hebt Mij niet gegrepen. Maar dit alles is gebeurd opdat de Schriften der
profeten in vervulling zouden gaan.

Evangelist
Toen lieten alle leerlingen Hem in de steek en vluchtten.

Na de gevangenneming van Jezus protesteert de natuur met onweer. In deze zeer effectvol gecomponeerde fuga verbeelden de her en der uit het koor opstijgende “Blitze!” de bliksems, terwijl het langgerekt “Do-oo-o-nner!” uit de bassen de rollende donder voorstelt. De dubbele kooropstelling versterkt het effect, omdat zowel de bliksem als de donder uit meerdere richtingen komen.

29.Choral (Chor I und II)

O Mensch, bewein’ dein’ Sünde groß,
Darum Christus sein’s Vaters Schoß
Äussert’ und kam auf Erden.
Von einer Jungfrau rein und zart
Für uns er hie geboren ward,
Er wollt’ der Mittler werden.
Den Toten er das Leben gab,
Und legt’ darbei all’ Krankheit ab,
Bis sich die Zeit herdrange
Daß er für uns geopfert würd’,
Trüg’ unsrer Sünden schwere Bürd’
Wohl an dem Kreuze lange.

29.Koraal (Koor I en II)
O mens, beween uw grote zonden,
waarom Christus naar de aarde werd gezonden
en de schoot van Zijn Vader verliet.
Uit een maagd werd Hij geboren
om voor ons, die waren verloren,
tot bemiddelaar te zijn.
Doden riep Hij weer tot leven,
zieken heeft Hij doen genezen
tot ten slotte kwam de tijd
waarop Hij Zijn leven gaf voor allen,
de zonden op Zich nam van allen
en tot het kruishout was bereid.

In het slotkoor; net als in de koralen, zijn de beide koren 1 en 2 gelijk behandeld. Wel is
er een aparte rol voor de sopranen, samen met het kinderkoor. Zij zingen de tekst op een
kooraalmelodie, die als van een engelenkoor boven de andere stemmen hangt.

PAUZE

ZWEITER TEIL

30.Arie (Alt, Chor II)

Alt
Ach, nun ist mein Jesus hin!

Chor II
Wo ist denn dein Freund hingegangen,
O du Schönste unter den Weibern?

Alt
Ist es möglich? Kann ich schauen?

Chor II
Wo hat sich dein Freund hingewandt?

Alt
Ach mein Lamm in Tigerklauen!
Ach! wo ist mein Jesus hin?

Chor II
So wollen wir mit dir ihn suchen.

TWEEDE DEEL

30.Aria (Alt, Koor II)

Alt
Ach, nu is mijn Jezus heen!

Koor II
Waar is uw Vriend dan heengegaan,
o gij schoonste onder de vrouwen?

Alt
Is het mogelijk dit te aanschouwen?

Koor II
Waar is uw Vriend dan heengegaan?

Alt
Ach, mijn Lam in tijgerklauwen, ach, waar is mijn Jezus heen?

Koor II
Dan willen wij Hem met u zoeken.

Alt
Ach! was soll ich der Seele sagen,
Wenn sie mich wird ängstlich fragen:
Ach! wo ist mein Jesus hin?

31.Evangelist
Die aber Jesum gegriffen hatten, führeten ihn zu dem Hohenpriester Kaiphas, dahin die Schriftgelehrten und Ältesten sich versammlet hatten. Petrus aber folgete ihm nach von ferne, bis in den Palast des hohenpriesters, und ging hinein, und satzte sich bei die Knechten, auf daß er sähe wo es hinaus wollte. Die Hohenpriester aber und Ältesten und der ganze Rat suchten falsches Zeugnis wider Jesum, auf daß sie ihn
töteten, und funden keines.

32.Choral (Chor I und II)
Mir hat die Welt trüglich gericht’
Mit Lügen und mit falschem G’dicht,
Viel Netz’ und heimlich’ Strikke.
Herr, nimm mein wahr
In dieser G’fahr,
B’hüt mich für falschen Tücken.

33.Evangelist
Und wiewohl viel falsche Zeugen herzutraten, funden sie doch keins. Zuletzt traten herzu zweien falsche Zeugen und sprachen:

Zeugen
Er hat gesagt: Ich kann den Tempel Gottes abbrechen und in dreien Tagen denselben bauen.
Evangelist
Und der Hohepriester stund auf und sprach zu ihm:

Hohepriester
Antwortest du nichts zu dem, das diese wider dich zeugen?

Evangelist
Aber Jesus schwieg stille.

Alt
Ach, hoe kan mijn ziel verdragen dat zij angstig mij moet vragen: ach, waar is mijn Jezus heen?

31.Evangelist
Zij die Jezus gegrepen hadden, voerden Hem weg naar Kajafas, de hogepriester, bij wie de oudsten en schriftgeleerden bijeengekomen waren. Petrus volgde Hem van verre, tot in de voorhof van de hogepriester, en binnengekomen ging hij tussen de dienaars zitten om te zien hoe het af zou lopen. De Opperpriester en heel de Hoge Raad zochten naar een valse aanklacht tegen Jezus om Hem ter dood te brengen. Maar
zij vonden er geen.

32.Koraal (Koor I en II)
De wereld heeft Mij ten onrechte
door leugens en bedrog beschuldigd,
uit afgunst en misdadigheid.
Heer, zie naar
Mij om in dit gevaar.
Behoed Mij voor valse aanklachten.

33.Evangelist
Hoewel vele valse getuigen naar voren kwamen vonden zij niets. Maar ten slotte traden er twee naar voren die verklaarden:

Getuigen
Hij heeft gezegd: Ik kan de tempel van God afbreken en binnen drie dagen weer opbouwen.

Evangelist
De hogepriester stond op en zei tot Hem:

Hogepriester
Geeft Gij geen antwoord op wat zij tegen U inbrengen?

Evangelist
Maar Jezus bleef zwijgen.

34.Rezitativ (Tenor, Oboi, Viola da gamba)
Mein Jesus schweigt zu falschen Lügen stille,
Um uns damit zu zeigen,
Daß sein erbarmensvoller Wille
Vor uns zum Leiden sei geneigt,
Und daß wir in dergleichen Pein
Ihm sollen ähnlich sein,
Und in Verfolgung stille schweigen.

35.Arie (Tenor, Oboi, Viola da gamba)
Geduld, Geduld!
Wenn mich falsche Zungen stechen,
Leid’ ich wider meine Schuld
Schimpf und Spott,
Ei, so mag der liebe Gott
Meines Herzens Unschuld rächen.

36a. Evangelist
Und der Hohepriester antwortete und sprach zu ihm:

Hohepriester
Ich beschwöre dich bei dem lebendigen Gott, daß du uns sagest, ob du seiest Christus, der Sohn Gottes?

Evangelist
Jesus sprach zu ihm:

Jesus
Du sagest’s. Doch sage ich euch: Von nun an wird’s geschehen, daß ihr sehen werdet des Menschen Sohn sitzen zur Rechten der Kraft, und kommen in den Wolken des Himmels.

Evangelist
Da zerriss der Hohepriester seine Kleider und sprach:

Hohepriester
Er hat Gott gelästert, was dürfen wir weiter Zeugnis? Siehe, stat habt ihr seine Gotteslästerung gehöret. Was dünket euch?

34.Recitatief (Tenor, hobo’s, viola da gamba)
Jezus zwijgt op valse aanklachten stil,
om ons daarmee te bewijzen
dat Zijn liefdevolle wil
voor ons tot lijden is bereid,
en dat wij, in dergelijke pijn,
navolgers dienen te zijn
door bij vervolging ook stil te zwijgen.

35.Aria (Tenor, hobo’s, viola da gamba)
Geduld, geduld!
Als onrecht van valse tongen Mij tart
moet Ik lijden zonder schuld.
Laster en spot,
o, dat de goede God
de onschuld zal wreken van Mijn hart!

36a. Evangelist
De hogepriester zei tot Hem:

Hogepriester
Ik bezweer U bij de levende God, dat Gij ons
zegt of Gij de Christus zijt, de Zoon van God?

Evangelist
Jezus zei tot hem:

Jezus
Gij zegt het. Maar Ik zeg u: van nu af aan zult gij de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van de Machtige en Hem zien komen op de wolken des hemels.

Evangelist
Toen scheurde de hogepriester zijn kleren en zei:

Hogepriester
Hij heeft God gelasterd! Waarvoor hebben wij nog getuigen nodig? Zie, nu hebt gij de godslastering gehoord. Wat denkt u ervan?

Evangelist
Sie antworteten und sprachen:

36b. Chor I und II
Er ist des Todes schuldig!

36c. Evangelist
Da speieten sie aus in sein Angesicht
und schlugen ihn mit Fäusten. Etliche aber
schlugen ihn ins Angesicht, und sprachen:

36d. Schriftgelehrten (Chor I und II)
Weissage uns, Christe, wer ist’s der dich schlug?

37.Choral (Chor I und II)
Wer hat dich so geschlagen,
Mein Heil, und dich mit Plagen
So übel zugericht?
Du bist ja nicht ein Sünder,
Wie wir und unsre Kinder,
Von Missetaten weisst du nicht.

38a. Evangelist
Petrus aber saß draußen im Palast, und es trat zu ihm eine Magd und sprach:

Magd I
Und du warest auch mit dem Jesu aus Galiläa.

Evangelist
Er leugnete aber vor ihnen allen, und sprach:

Petrus
Ich weiss nicht was du sagest.

Evangelist
Als er aber zur Tür hinausging, sahe ihn eine andere, und sprach zu denen die da waren:

Evangelist
Zij antwoordden:

36b. Koor I en II
Hij is schuldig en verdient de doodstraf!

36c. Evangelist
Toen spuwden zij Hem in het gezicht en sloegen Hem met hun vuisten. Weer anderen sloegen Hem in het gezichten zeiden:

36d. Schriftgeleerden (Koor I en II)
Profeteer ons, Christus: wie heeft U geslagen?

37.Koraal (Koor I en II)
Wie heeft U zo geslagen, mijn Redder, en met plagen U zoveel aangedaan? Gij zijt geen zondaar zoals wij
slechts liefde en geluk bracht Gij. Geen enkel kwaad hebt Gij gedaan.

38a. Evangelist
Terwijl Petrus buiten in de voorhof zat, kwam er een dienstmeisje naar hem toe en zei tot hem:

Dienstmeisje I
Jij was ook bij Jezus, de Galileeër.

Evangelist
Maar hij ontkende het ten aanhore van allen en zei:

Petrus
Ik weet niet waarover je het hebt.

Evangelist
Toen hij naar het portaal ging merkte een ander hem op en zei tot de aanwezigen:
Het volk is opgehitst door de hogepriester en veroordeelt Jezus.
Het volk is door het dolle heen en belaagt Jezus. Ze bespuwen en stompen hem. Enkelen slaan
hem in zijn gezicht en dagen hem uit.

Magd II
Dieser war auch mit dem Jesu von Nazareth.

Evangelist
Und er leugnete abermal und schwur dazu:

Petrus
Ich kenne des Menschen nicht.

Evangelist
Und über eine kleine Weile traten hinzu, die da
stunden, und sprachen zu Petro:

38b. Kriegsknechte (Chor II)
Wahrlich, du bist auch einer von denen, Denn
deine Sprache verrät dich.

38c. Evangelist
Da hub er an sich zu verfluchen und zu schwören:

Petrus
Ich kenne des Menschen nicht.
Evangelist
Und alsbald krähete der Hahn. Da dachte Petrus an die Worte Jesu, da er zu ihm sagte: „Ehe der Hahn krähen wird, wirst du mich dreimal verleugnen”, und ging heraus und weinete bitterlich.

39.Arie (Alt und Violine)
Erbarme dich, Mein Gott,
Um meiner Zähren willen!
Schaue hier,
Herz und Auge weint vor dir
Bitterlich.

Dienstmeisje II
Deze man was ook bij Jezus van Nazareth.

Evangelist
En opnieuw ontkende hij het met een eed:

Petrus
Ik ken die man niet.

Evangelist
Maar even later kwamen de omstanders naar Petrus toe en zeiden:

38b. Krijgsknechten (Koor II)
Zeker, ook jij hoort bij Hem, want je uitspraak verraadt je.

38c. Evangelist
Toen begon hij te vloeken en te zweren:

Petrus
Ik ken die man niet.

Evangelist
En onmiddellijk kraaide er een haan. Toen herinnerde Petrus zich de woorden die Jezus had gesproken: “Nog voor de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen”, en hij ging naar buiten en weende bitter.

39.Aria (Alt, viool)
Heb medelijden, Heer,
omwille van mijn tranen.
Zie hoe hart en ogen
om U wenen
zo bitter.

Petrus wordt keer op keer herkend door de dienaren. Steeds ontkent hij Jezus te kennen. Het koor
representeert de inmiddels aangegroeide menigte, die hem zegt:

Deze aria, een van de mooiste stukken van de Matthäus Passion, sluit direct aan op het verdriet
van Petrus, nadat hij moest ervaren, Jezus driemaal achter elkaar verloochend te hebben.
40.Choral (Chor I und II)
Bin ich gleich von dir gewichen,
Stell’ ich mich doch wieder ein.
Hat uns doch dein Sohn verglichen,
Durch sein’ Angst und Todespein.
Ich verleugne nicht die Schuld.
Aber deine Gnad’ und Huld
Ist viel größer als die Sünde,
Die ich stets in mir befinde.

41a. Evangelist
Des Morgens aber hielten alle Hohenpriester und die Ältesten des Volks einen Rat über Jesum, daß sie ihn töteten. Und bunden ihn, führeten ihn hin, und überantworteten ihn dem Landpfleger Pontio Pilato. Da das
sahe Judas, der ihn verraten hatte, daß er verdammt war zum Tode, gereuete es ihn, und
brachte her wieder die dreißig Silberlinge den Hohenpriestern und Ältesten, und sprach:

Judas
Ich habe übel getan, daß ich unschuldig Blut verraten habe.

Evangelist
Sie sprachen:

41b. Hohepriester (Chor I und II)
Was gehet uns das an? Da siehe du zu!

41c. Evangelist
Und er warf die Silberlinge in den Tempel, hub sich davon, ging hin, und erhängete sich selbst. Aber die Hohenpriester nahmen die Silberlinge und sprachen:

Priester
Es taugt nicht, daß wir sie in den Gotteskasten legen, denn es ist Blutgeld.

42.Arie (Baß, Violine)
Gebt mir meinen Jesum wieder!
Seht, das Geld, den Mörderlohn,
Wirft euch der verlor’ne Sohn
Zu den Füßen nieder.

40.Koraal (Koor I en II)
Mocht ook ik van U afgedwaald zijn
dan keer ik mij weer tot U.
Uw zoon heeft alles goedgemaakt nu
door Zijn angst en stervenspijn.
Ik ontken niet mijn schuld,
maar Uw genade en geduld
zijn veel groter dan de zonden
waarmee ik mij weet verbonden.

41a. Evangelist
Toen het morgen geworden was, namen alle Opperpriester en oudsten van het volk het besluit om Jezus te doden. Zij boeiden Hem, voerden Hem weg en leverden Hem uit aan Pilatus, de landvoogd. Toen Judas, die Hem verraden had, zag dat Hij veroordeeld was, kreeg hij spijt, bracht de dertig zilverlingen naar de Opperpriester en oudsten terug en zei:

Judas
Ik heb gezondigd door onschuldig bloed te verraden.

Evangelist
Zij zeiden:

41b. Opperpriesters (Koor I en II)
Wat gaat ons dat aan? Dat moet u verantwoorden.

41c. Evangelist
Maar hij wierp de zilverlingen in de tempel, vluchtte weg en hing zich op. De Opperpriesters raapten de zilverlingen op en zeiden:

Opperpriesters
Wij mogen die niet in de offerkist doen, want het is bloedgeld.

42.Aria (Bas, viool)
Geef mij toch mijn Jezus weer!
Zie, het geld, het moordenaarsloon
werpt nu de verloren zoon
voor uw voeten neer.

Wanneer Judas spijt krijgt van zijn verraad, brengt hij zijn dertig zilverlingen terug naar de
hogepriester en oudsten. Die zijn niet onder de indruk van zijn spijt en zingen:

43.Evangelist
Sie hielten aber einen Rat und kauften einen Töpfersacker darum, zum Begräbnis der Pilger. Daher ist derselbige Acker genennet der Blutacker bis auf den heutigen Tag. Da ist erfüllet das gesagt ist durch den Propheten Jeremias, da er spricht: Sie haben genommen dreißig Silberlinge, damit bezahlet ward der
Verkaufte, welchen sie kauften von den Kindern Israël; und haben sie gegeben um einen Töpfersacker, als mir der Herr befohlen hat. Jesus aber stand vor dem Landpfleger; und der Landpfleger fragte ihn, und sprach:

Pilatus
Bist du der Juden König?

Evangelist
Jesus aber sprach zu ihm:

Jesus
Du sagests.

Evangelist
Und da er verklagt ward von den Hohenpriestern und Ältesten antwortete er nichts. Da sprach
Pilatus zu ihm:

Pilatus
Hörest du nicht, wie hart sie dich verklagen?

Evangelist
Und er antwortete ihm nicht auf ein Wort, also, daß sich auch der Landpfleger sehr erwunderte.

44.Choral (Chor I und II)
Befiehl du deine Wege,
Und was dein Herze kränkt,
Der allertreusten Pflege
Dess, der den Himmel lenkt;
Der Wolken, Luft und Winden
Gibt Wege, Lauf und Bahn,
Der wird auch Wege finden,
Da dein Fuß gehen kann.

43.Evangelist
En zij besloten daarvoor het land van de pottenbakker te kopen als begraafplaats voor vreemdelingen. Daarom wordt die akker tot op de dag van vandaag bloedakker genoemd. Zo werd vervuld wat de profeet Jeremia gezegd had: en zij namen de dertig zilverlingen, de prijs waarop de kinderen van Israël Hem
hadden geschat, en gaven die voor de akker van de pottenbakker, zoals de Heer mij had opgedragen. Toen Jezus voor de landvoogd stond ondervroeg deze Hem en zei:

Pilatus
Zijt Gij de koning van de Joden?

Evangelist
Jezus antwoordde hem:

Jezus
Gij zegt het.

Evangelist
Maar op de beschuldigingen van de opperpriesters en oudsten antwoordde Hij niets. Toen zei Pilatus tot Hem:

Pilatus
Hoort Gij dan niet, wat zij tegen U getuigen?

Evangelist
Maar Hij antwoordde Hem op geen enkele vraag, zodat de landvoogd zeer verwonderd was.

44.Koraal (Koor I en II)
Leg gerust uw leven
en al wat uw hart bezwaart
in de handen van Degene
Die hemel en aarde bewaart,
Die wolken, lucht en winden
leidt in de goede baan,
en Die zeker de weg zal vinden
die uw voeten moeten gaan.

45a. Evangelist
Auf das Fest aber hatte der Landpfleger Gewohnheit dem Volke einen Gefangenen loszugeben, welchen sie wollten. Er hatte aber zu der Zeit einen Gefangenen, einen sonderlichen vor andern, der hieß Barrabas.
Und da sie versammlet waren, sprach Pilatus zu ihnen:
Pilatus
Welchen wollet ihr, dass ich euch losgebe? Barrabam oder Jesum, von dem gesagt wird, er sei Christus?

Evangelist
Denn er wußte wohl, daß sie ihn aus Neid überantwortet hatten. Und da er auf dem Richtstuhl saß, schickete sein Weib zu ihm und ließ ihm sagen:

Pilati Weib
Habe du nichts zu schaffen mit diesem Gerechten, ich habe heute viel erlitten im Traum von seinetwegen.

Evangelist
Aber die Hohenpriester und die Ältesten überredeten das Volk, dass sie um Barrabam bitten sollten, und Jesum umbrächten. Da antwortete nun der Landpfleger und sprach zu ihnen:

Pilatus
Welchen wollt ihr unter diesen zweien, den ich euch soll losgeben?

Evangelist
Sie sprachen:

Das Volk (Chor I und II)
Barrabam!

Evangelist
Pilatus sprach zu ihnen:

45a. Evangelist
Nu was het de gewoonte van de landvoogd om op feestdagen een gevangene vrij te laten naar de keus van het volk. Zij hadden nu een beruchte gevangene, Barabbas genaamd, en omdat ze nu toch bijeen waren zei Pilatus tot hen:

Pilatus
Wie wilt gij dat ik vrijlaat: Barabbas of Jezus, die Christus genoemd wordt?

Evangelist
Want hij wist dat zij Hem uit afgunst hadden overgeleverd. Terwijl hij nu op de rechtersstoel zat, zond zijn vrouw hem de boodschap:

Pilatus’ vrouw
Vergrijp u niet aan deze rechtvaardige, want ik heb vannacht in een droom veel om Hem geleden.

Evangelist
Maar de Opperpriester en oudsten hitsten het volk op dat zij om Barabbas moesten vragen en Jezus ter dood moesten laten brengen. Nu nam de landvoogd het woord en sprak:

Pilatus
Wie van de twee wilt gij dat ik loslaat?

Evangelist
Zij zeiden:

Het volk (Koor I en II)
Barabbas!

Evangelist
Pilatus zei tot hen:

55.Evangelist
Und da sie ihn verspottet hatten, zogen sie ihm den Mantel aus, und zogen ihmseine Kleider an, und führeten ihn hin, daß sie ihn kreuzigten. Und indem sie hinausgingen, funden sie einen Menschen von Kyrene, mit Namen Simon; den zwungen sie, daß er ihm sein Kreuz trug.

56.Rezitativ (Baß, Flöten, Viola da gamba)
Ja! freilich will in uns das Fleisch und Blut
Zum Kreuz gezwungen sein;
Je mehr es uns’rer Seele gut,
Je herber geht es ein.

57.Arie (Baß, Viola da gamba)
Komm, süßes Kreuz, so will ich sagen,
Mein Jesu, gib es immer her!
Wird mir mein Leiden einst zu schwer,
So hilf du mir es selber tragen.

58a. Evangelist
Und da sie an die Stätte kamen mit Namen Golgatha, das ist verdeutschet: Schädelstätt’, gaben sie ihm Essig zu trinken mit Gallen vermischet; und da er’s schmeckete, wollte er’s nicht trinken. Da sie ihn aber gekreuziget hatten, teilten sie seine Kleider und wurfen das Los darum, auf daß erfüllet würde, das gesagt ist durch den Propheten: sie haben meine Kleider unter sich geteilet, und über mein Gewand haben sie das Los geworfen. Und sie saßen allda und hüteten sein. Und oben zu seinen Häupten hefteten sie die Ursach’ seines Todes beschrieben, nämlich: Dies ist Jesus, der Jüdenkönig. Und da wurden zweien Mörder
mit ihm gekreuziget, einer zur Rechten und einer zur Linken. Die aber vorüber gingen, lästerten ihn, und schüttelten ihre Köpfe und sprachen:

58b. Das Volk (Chor I und II)
Der du den Tempel Gottes zerbrichst und bauest
ihn in dreien Tagen, hilf dir selber! Bist du Gottes
Sohn, so steig’ herab vom Kreuz!

55.Evangelist
En toen zij Hem bespot hadden, trokken zij Hem de mantel weer uit, deden Hem zijn eigen kleren aan en voerden Hem weg om Hem te kruisigen. Terwijl ze de stad uit trokken, ontmoetten ze een man uit Cyrene, Simon geheten, die zij dwongen het kruis te dragen.

56.Recitatief (Bas, fluiten, viola da gamba)
Ja graag willen wij gedwongen zijn
om het kruis te dragen.
Hoe zwaarder de last en hoe groter de
pijn, des te lichter zal onze ziel dan zijn.

57.Aria (Bas, viola da gamba)
Kom, o zoet kruis, zo wil ik vragen.
Mijn Jezus, maak het voor mij klaar!
En wordt mij mijn lijden eens te zwaar,
Help Gijzelf het mij dan dragen.
58a. Evangelist
En zij kwamen aan een plaats, Golgotha genaamd, dat betekent: Schedelplaats, en zij gaven Hem wijn vermengd met gal te drinken. Maar toen Hij die proefde wilde Hij niet drinken. Nadat zij Hem gekruisigd hadden verdeelden zij Zijn kleren door er om te loten, opdat vervuld zou worden wat door de profeet gezegd is: Zij hebben Mijn kleding onder elkaar verdeeld, en Mijn bovenkleed hebben zij verloot. Terwijl zij daar zaten bewaakten ze Hem, en boven Zijn hoofd brachten zij op schrift de beschuldiging tegen Hem aan: Dit is Jezus, de Koning der Joden. Er werden toen met Hem twee rovers gekruisigd, één aan Zijn rechterzijde en één aan Zijn linkerzijde.En de voorbijgangers belasterden Hem, schudden hun hoofd en zeiden:

58b. Het volk (Koor I en II)
Gij, die de tempel afbreekt en in drie dagen weer
opbouwt, red nu Uzelf als Ge Gods Zoon zien kom van het kruis af!

De moeizame, struikelende gang, die met het dragen van het kruis gepaard gaat, wordt in de volgende aria verheeld door de ‘viola di gamba’.

Wanneer Jezus eenmaal gekruisigd is, zeggen de omstanders hoofdschuddend “so steig herab
vom Kreuz” op de dalende toon reeksen, waarmee Bach het afstappen benadrukt.

58c. Evangelist
Desgleichen auch die Hohenpriester spotteten sein, samt den Schriftgelehrten und Ältesten, und sprachen:

58d. Hohepriester (Chor I und II)
Andern hat er geholfen, und kann ihm selber
nicht helfen. Ist er der König Israel, so steige er
nun vom Kreuz, so wollen wir ihm glauben.
Er hat Gott vertrauet, der erlöse ihn nun, lüstets
ihn; denn er hat gesagt: Ich bin Gottes Sohn.

58e. Evangelist
Desgleichen schmäheten ihn auch die Mörder, die mit ihm gekreuziget waren.

59.Rezitativ (Alt, Oboi da caccia)
Ach Golgatha, unsel’ges Golgatha!
Der Herr der Herrlichkeit muß
schimpflich hier verderben,
Der Segen und das Heil der Welt
Wird als ein Fluch ans Kreuz gestellt.
Der Schöpfer Himmels und der Erden
Soll Erd’ und Luft entzogen werden.
Die Unschuld muß hier schuldig sterben.
Das gehet meiner Seele nah’,
Ach Golgatha, unsel’ges Golgatha!

60.Arie mit Chor (Oboi de caccia)

Alt
Sehet Jesus hat die Hand,
Uns zu fassen ausgespannt.
Kommt

Chor II
Wohin?

Alt
In Jesu Armen sucht Erlösung,
Nehmt Erbarmen, suchet!

58c. Evangelist
Zo spotten ook de Opperpriester en de schriftgeleerden en oudsten, en zij zeiden:

58d. Opperpriester (Koor I en II)
Anderen heeft Hij gered, maar Zichzelf kan Hij
niet redden. Hij is de Koning van Israël: laat
Hem nu van het kruis afkomen, dan zullen wij in
Hem geloven. Hij heeft Zijn vertrouwen op God
gesteld: laat Die Hem nu verlossen als Hij Hem
genegen is. Hij heeft immers gezegd: Ik ben
Gods Zoon.

58e. Evangelist
Op dezelfde wijze bespotten ook de rovers Hem die met Hem gekruisigd waren.

59.Recitatief (Alt, hobo’s da caccia)
Ach Golgotha, onzalig Golgotha!
De Heer der heerlijkheid moet hier in schande
sterven.
De zegen en het heil van de wereld
wordt als een vloek aan het kruis gehangen.
De Schepper van hemel en aarde
schijnt aan beide onwaardig te zijn.
Hier moet de onschuld schuldig sterven.
O, dat breekt mijn hart.
Ach Golgotha, onzalig Golgotha!

60.Aria met koor (Hobo’s da caccia)

Alt
Zie hoe Jezus zijn handen
naar ons uitstrekt.
Kom!

Koor II
Waarheen?

Alt
In Jezus’ armen. Zoek verlossing,
vraag vergeving, vraag het!

De alt wijst op Jezus’ uitgestrekte handen die klaar staan om ons te ontvangen. De onwetende
massa- het koor- moet hier expliciet op gewezen worden.

Chor II
Wo?

Alt
In Jesu Armen.
Lebet, sterbet, ruhet hier,
Ihr verlaß’nen Küchlein ihr, Bleibet

Chor II
Wo?

Alt
In Jesu Armen.

61a. Evangelist
Und von der sechsten Stunde an ward eine Finsternis über das ganze Land, bis zu der neunten Stunde. Und um die neunte Stunde schriee Jesus laut, und sprach:

Jesus
Eli, Eli, lama asabthani?

Evangelist
Das ist: Mein Gott, mein Gott, warum hast du mich verlassen? Etliche aber, die da stunden, da sie das höreten, sprachen sie:

61b. Das Volk (Chor I)
Der rufet den Elias.

61c. Evangelist
Und bald lief einer unter ihnen, nahm einen Schwamm und füllete ihn mit Essig und steckete ihn auf ein Rohr, und tränkete ihn. Die andern aber sprachen:

61d. Das Volk (Chor II)
Halt, laß sehen ob Elias komme und ihm helfe!

61e. Evangelist
Aber Jesus schriee abermal laut und verschied.

Koor II
Waar?

Alt
In Jezus’ armen.
Leef nu, sterf nu, rust nu maar
gij verlaten kinderen, blijf maar.

Koor II
Waar?

Alt
In Jezus’ armen.

61a. Evangelist
En van het zesde uur af viel er duisternis over heel het land, tot het negende uur toe. Omstreeks het negende uur riep Jezus met luide
stem:

Jezus
Eli, Eli lama sabachtani?

Evangelist
Dat is: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Sommigen van de omstanders echter die het hoorden zeiden:

61b. Het volk (Koor I)
Hij roept Elia.

61c. Evangelist
Onmiddellijk kwam één van hen naar voren, nam een spons, drenkte die in zure azijnwijn, stak hem op een rietstok en gaf Hem te drinken. Maar de anderen zeiden:

61d. Het volk (Koor II)
Wacht, laat ons eens zien of Elia Hem komt bevrijden.

61e. Evangelist
Nogmaals riep Jezus met luide stem en gaf de geest.

62.Choral (Chor I und II)
Wenn ich einmal soll scheiden,
So scheide nicht von mir;
Wenn ich den Tod soll leiden,
So tritt du denn herfür!
Wenn mir am allerbängsten
Wird um das Herze sein,
So reiß mich aus den Ängsten,
Kraft deiner Angst und Pein.

63a. Evangelist
Und siehe da, der Vorhang im Tempel zerriß in zwei Stück’, von oben an bis unten aus. Und die Erde erbebete, und die Felsen zerrissen, und die Gräber täten sich auf, und stunden auf viel Leiber der Heiligen, die da schliefen; und gingen aus den Gräbern nach seiner Auferstehung, und kamen in die heilige Stadt, und erschienen vielen. Aber der Hauptmann und die bei ihm waren und bewahreten Jesum, da sie sahen das
Erdbeben und was da geschah, erschraken sie sehr und sprachen:

63b. Die Kriegsknechte (Chor I und II)
Wahrlich, dieser ist Gottes Sohn gewesen.

63c. Evangelist
Und es waren viel Weiber da, die von ferne zusahen, die da waren nachgefolget aus Galiläa, und hatten ihm gedienet, unter welchen war Maria Magdalena und Maria, die Mutter Jacobi und Joses, und die Mutter der Kinder Zebedäi. Am Abend aber kam ein reicher Mann von Arimathia; der hieß Joseph, welcher auch ein
Jünger Jesu war. Der ging zu Pilato, und bat ihn um den Leichnam Jesu. Da befahl Pilatus, man
sollte ihm ihn geben.

64.Rezitativ (Baß)
Am Abend, da es kühle war,
Ward Adams Fallen offenbar.
Am Abend drücket ihn der Heiland nieder;
Am Abend kam die Taube wieder,
Und trug ein Ölblatt in dem Munde.
O schöne Zeit, o Abendstunde!
Der Friedensschluss ist nun mit Gott
gemacht, Denn Jesus hat sein Kreuz vollbracht
Sein Leichnam komtt zur Ruh.
Ach liebe Seele, bitte du,
Geh, lasse dir den toten Jesum schenken.
O heilsames, o köstlich’s Angedenken!

62.Koraal (Koor I en II)
Wanneer ik eens moet sterven,
blijf dan heel dicht bij mij.
Als ik doodsangst moet lijden,
o, wees mij dan nabij.
Als het mij het allerbangste
om het hart zal zijn
bevrijd mij van mijn angsten
door Uw eigen angst en pijn.

63a. Evangelist
En zie: het voorhangsel van de tempel scheurde in tweeën, de aarde beefde en de rotsen scheurden, de graven openden zich en vele lichamen van gestorven heiligen verrezen. Zij verlieten de graven, en kwamen na Zijn opstanding in de heilige stad, waar zij aan velen verschenen. Toen nu de hoofdman en degenen
die met hem Jezus bewaakten de aardbeving en wat er verder gebeurde zagen, schrokken zij hevig en zeiden:

63b. De soldaten (Koor I en II)
Waarlijk, Hij was de Zoon van God.

63c. Evangelist
Veel vrouwen die Jezus van Galilea af waren gevolgd om Hem te dienen, stonden van verre toe te zien. Onder hen waren Maria Magdalena, Maria de moeder van Jakobus en Jozef, en de moeder van de zonen van Zebedeus. Toen het avond geworden was kwam er een rijk man uit Arimathea, Jozef geheten, die eveneens een leerling van Jezus was. Deze ging naar Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus. Toen beval Pilatus het hem te geven.

64.Recitatief (Bas)
’s Avonds in de koele tuin is Adam eens gevallen.
’s Avonds knielde de Verlosser neer,
’s avonds keerde de vredesduif weer,
en droeg een olijfblad in zijn bek.
O weldaad na het zonnevuur,
oschone tijd, o avonduur.
Nu is de vrede tot stand gebracht,
want Jezus heeft Zijn kruis volbracht.
Zijn lichaam komt tot rust.
Ach mijn hart, ga nu gerust
u aan de dode Jezus schenken.
Ontvang dit heerlijke aandenken.

Met het beeld van de avond, en de serene rust die bij dit tijdstip hoort, wordt de afloop van de
verschrikkelijke gebeurtenissen aangegeven. Er klinkt in het volgende recitatief berusting door.

65.Arie (Bass, Oboi da caccia)
Mache dich, mein Herze, rein,
Ich will Jesum selbst begraben,
denn er soll nunmehr in mir,
Für und für,
Seine süsse Ruhe haben,
Welt, geh’ aus, lass Jesum ein!

66a. Evangelist
Und Joseph nahm den Leib und wickelte ihn in ein rein Leinwand und legte ihn in sein eigen neu Grab, welches er hatte lassen in einen Fels hauen, und wälzete einen grossen Stein vor die Tür des Grabes, und ging davon. Es war aber allda Maria Magdalena und die andere Maria, die setzten sich gegen das Grab. Des andern Tages, der da folget nach dem Rüsttage, kamen die Hohenpriester un Pharisäer sämtlich zu
Pilato, und sprachen:

66b. Hohepriester (Chor I unt II)
Herr, wir haben gedacht dass dieser Verführer sprach, da er noch lebete: Ich will nach dreien Tagen wieder auferstehen. Darum befiehl, dass man das Grab verwahre bis and den dritten Tag, auf dass nicht seine Jünger kommen, und stehlen ihn, und sagen zu dem Volk: Er ist auferstanden von den Toten, und werde der
letzte Betrug ärger denn der erste.

66c. Evangelist
Pilatus sprach zu ihnen:

Pilatus
Da habt ihr die Hüter; gehet hin, und erwahrets wie ihr wisset.

Evangelist
Sie gingen hin, und verwahreten das Grab mit Hütern, und versiegelten den Stein.

67.Solo-Stimmen mit Chor

Baß
Nun ist der Herr zur Ruh’ gebracht.

65.Aria (Bas, hobo’s da caccia)
O mijn hart, maak u nu rein.
Ik wil Jezus zelf begraven.
Voortaan zal Hij bij mij zijn
en rusten als in een veilige haven.
Maak u stil en rein van binnen,
omijn hart, laat Jezus binnen.

66a. Evangelist
En Jozef nam het lichaam en wikkelde het in zuiver linnen, en hij legde het in zijn nieuwe graf, dat hij in een rots had laten uithouwen. En na een steen voor de ingang gewenteld te hebben ging hij heen. Daar waren ook Maria Magdalena en de andere Maria, en zij gingen tegenover het graf zitten. De volgende dag,
dat is na de Voorbereiding, kwamen de Opperpriester en de Farizeeërs bij Pilatus en zeiden:

66b. Opperpriester (Koor I en II)
Heer, wij herinneren ons dat deze bedrieger
toen Hij nog leefde gezegd heeft: Na drie dagen
zal Ik verrijzen. Geef daarom bevel het graf te
bewaken tot de derde dag, anders kunnen zijn
leerlingen Hem komen stelen en tot het volk
zeggen: Hij is opgestaan uit de dood, en dat
laatste bedrog zou nog erger zijn dan het eerste.

66c. Evangelist
Pilatus zei tot hen:

Pilatus
Hier hebt gij een wacht. Ga en bewaak het graf, zoals het u goeddunkt.

Evangelist
Zij gingen heen, verzegelden de steen en lieten het graf door de wacht bewaken.

67.Soli met Koor

Bas
Nu is de Heer tot rust gebracht.

Na de begrafenis van Jezus gaan de hogepriesters en farizeeërs naar Pilatus en spreken hun angst
uit dat de discipelen er met het lijk van Jezus vandoor gaan. Hij had immers voorspeld dat hij na
drie dagen zou verrijzen. Daarmee zou deze voorspelling bewaarheid worden.

Uit het volgende, laatste recitatief spreekt de volledige aanvaarding van het gebeurde. De
solostemmen nemen elk afscheid, waarbij het koor afwisselt met “Mein Jesu, gute Nacht”. Ook in
het koor neemt een van de partijen het voortouw.

Chor II
Mein Jesu, gute Nacht.

Tenor
Die Müh ist aus, die unsre Sünden ihm gemacht.

Chor II
Mein Jesu, gute Nacht.

Alt
O selige Gebeine, seht,
wie ich euch mit Buß und Reu beweine,
daß euch mein Fall in solche Not gebracht.

Chor II
Mein Jesu, gute Nacht.

Sopran
Habt lebenslang vor euer Leiden tausend Dank,
daß ihr mein Seelenheil so wert geacht’t.

Chor II
Mein Jesu, gute Nacht.

68.Schlußchor (Chor I und II)
Wir setzen uns mit Tränen nieder
Und rufen dir im Grabe zu:
Ruhe sanfte, sanfte ruh!
Ruht, ihr ausgesognen Glieder,
Ruhet sanfte, ruhet wohl!
Euer Grab und Leichenstein
Soll dem ängstlichen Gewissen
Ein bequemes Ruhekissen
Und der Seelen Ruhstatt sein.
Höchst vergnügt schlummern da die Augen ein.
Wir setzen uns mit Tränen nieder,
Und rufen dir im Grabe zu:
Ruhe sanfte, sanfte ruh!

Koor II
Mijn Jezus, goede nacht.

Tenor
Het leed is voorbij dat onze zonde Hem bracht.

Koor II
Mijn Jezus, goede nacht.

Alt
O heilig lichaam,
zie hoe ik om U ween
omdat mijn zonde U zoveel lijden bracht.

Koor II
Mijn Jezus, goede nacht.

Sopraan
Dank U voor Uw lijden, Dank U duizendmaal dat U dit voor mij hebt volbracht.

Koor II
Mijn Jezus, goede nacht.

68.Slotkoor (Koor I en II)
Wij knielen wenend voor U neer
en houden bij Uw graf de wacht.
Rust in vrede, rust nu zacht!
Rust nu, moegeleden lichaam.
Rust in vrede, rust nu zacht!
Uw graf zal voortaan toevlucht zijn
voor ons angstige geweten,
dat er een rustplaats zal wezen.
Het zal voorgoed geborgen zijn
waar U nu slaapt, bevrijd van pijn.
Wij knielen wenend voor U neer
en houden bij Uw graf de wacht.
Rust in vrede, rust nu zacht!

Dit slotkoor is de indrukwekkende afsluiting van de Matthäus Passion. Qua structuur is het een aria in da capa-vorm (A-B-A). Let op het alterneren van het “Ruhe sanfte, sanfte ruh!” tussen de twee koren, en het verschil tussen piano en forte hier. Deze aria is een van de weinige plekken waar Bach dynamische voorschriften (piano, forte) heeft gegeven. Zo ook de tekst “Höchst vergnügt schlummern da die Augen ein”, waar het dichtvallen van de ogen met een pianissimo gepaard gaat.

BESTEL DE MATTHÄUS-PASSION

LEES MEER OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER MUZIEK