Het noodlot heeft vreemde grillen. De grote componisten Johann Sebastian Bach (1685-1750) en Georg Friedrich Händel (1685-1759), allebei geniale figuren van de 18e-eeuwse muziek, werden met een tussenruimte van maar enkele weken geboren in steden die op geringe afstand van elkaar gelegen zijn. En toch hebben zij elkaar heel hun leven niet leren kennen. Op soortgelijke wijze zouden honderd jaar later de wegen van Beethoven en Schubert elkaar kruisen. Een persoonlijke kennismaking bleef uit, hoewel zij dagelijks door dezelfde straten wandelden. Weer een halve eeuw later zouden de twee grote tijdgenoten Wagner en Verdi elkaar vreemd blijven.
Händels leven is in bijna alle opzichten het volstrekte tegendeel van dat van Bach. Het is de triomf van een vechter. Hij overwon moeilijkheden van allerlei aard, weerstanden en kruiperijen, afgunst en onwelwillendheid. Met ijzeren energie en onweerstaanbare wilskracht zegevierde hij ten slotte over allerlei zwarigheden.
Bachs familie bestond uit louter musici. In Händels voorgeslacht was er niet één. Daarom kunnen wij begrijpen dat zijn vader zich krachtig verzette tegen de ‘ongewone’ beroepskeuze van zijn zoon. Weliswaar was de muziek vaak een zeer lonend bedrijf geworden. Verscheidene Italiaanse operacomponisten werden vermogende lieden. Maar het ontbrak niet aan vooroordelen. In de ogen van velen stond een ‘muzikant’ niet heel hoog op de maatschappelijke ladder.
Georg Friedrich Händel werd in 1685 te Halle geboren. Het eerste bewijs van zijn wilskracht levert hij door de tegenwerking van zijn vader te overwinnen. In hetzelfde jaar waarin de achttienjarige Bach zijn loopbaan in Weimar en Arnstadt begint, zien wij de eveneens achttienjarige Händel naar Hamburg trekken. Hier werden Händels beide opera’s uitgevoerd. Van hier ook vond hij de weg naar Lübeck. Gemakkelijker overigens dan Bach, omdat hij niet zo ver behoefde te gaan en over ruimere middelen beschikte. Ook hij komt diep onder de indruk van de rijpe kunst van Buxtehude. Men geeft hem de raad met de dochter van Buxtehude te trouwen. Naar het toen (en ook wel in andere tijden) geldende gebruik zou hij langs deze weg zijn schoonvader als organist zijn opgevolgd.
Maar Händels temperament past niet bij een huwelijk en gezeten burgerschap. Evenals zoveel andere kunstenaars had hij de drang tot reizen in zich. Hij wilde indrukken opdoen, want hij had het gevoel daarmee zijn scheppingskracht te vergroten en te verrijken. Ook in dit opzicht was hij de tegenpool van Bach (en trouwens ook van Schubert en vele andere componisten), die geen inspiratie van de omringende wereld nodig had om een heelal van klanken te kunnen opbouwen. Händel voelt zich aangetrokken door het zonnige zuiden. Als Bach naar Mühlhausen trekt, reist Händel naar Italië. Daar werpt hij zich vol geestdrift in de verleidelijk geopende armen van de opera.
Een tijd verblijft hij in Venetië, Florence en Rome. Dan vestigt hij zich in Napels. Daar was Alessandro Scarlatti de leidende figuur van de ‘Napolitaanse school’, die in die jaren in de wereld van de opera de toon aangaf. Na drie jaren keert Händel als een volmaakt Italiaans operacomponist naar zijn vaderland terug. Hij wordt benoemd tot dirigent in Hannover. Maar de onrust zit hem in het bloed. Misschien drijft een innerlijk gevoel er hem ook wel toe een ruimer arbeidsveld te zoeken. Hij gaat naar Engeland. Daar vindt hij een tweede vaderland, zijn eigenlijke vaderland.
In Engeland sticht hij een opera-onderneming. Daarvoor schrijft hij zelf de opera’s, een ongelooflijk aantal. Hij heeft met heel veel tegenstand te kampen. Voor een deel geldt die tegenstand hem persoonlijk, voor een ander deel de muzikale richting die hij vertegenwoordigt. Maar Händel is er de man niet naar, zich spoedig gewonnen te geven. In de onbegrijplijk korte tijd van veertien dagen componeert hij zijn opera ‘Rinaldo’. En onafgebroken gaat de stroom van opera’s voort: ‘Radamisto’, ‘Floridante’, ‘Giulo Cesare’ (Julius Caesar), ‘Rodelinda’, ‘Tolomeo’ (Ptolemeus) – later ‘Ezio’. ‘Alcina’, ‘Berenice’, ‘Serse’ (Xerxes), Latere geslachten stelden Händels opera’s ver achter bij zijn oratoriums. Onze tijd echter krijgt steeds meer besef van de muzikale rijkdommen die erin schuilen.
In de eerste jaren van zijn verblijf in Londen strijdt Händel met alle kracht die in hem is, aan de verwezenlijking van zijn ideaal: een nationale Engelse opera, zij het ook op de grondslagen van de Napolitaanse. Een tijd lang wordt de concurrentie van oppervlakkige, sterk op sensatie ingestelde Italiaanse werken hem te machtig. Maar hij probeert het opnieuw. Dan leidt zijn ‘Bedelaarsopera’ (Beggars Opera) tot zijn financiële ondergang. Hij is verbitterd door zoveel onverdiende tegenslagen.
Overmatige inspanning heeft zijn gezondheid ondermijnd. Hij raakt zelfs gedeeltelijk verlamd en reist naar Aken om daar genezing te zoeken. De artsen raden hem de geneeskrachtige baden af. Maar een krachtmens als Händel heeft krassere middelen nodig dan een gewoon sterveling. Hij neemt driemaal zoveel baden als anderen en geneest. Nauwelijks voelt hij zijn krachten terugkeren, of hij haast zich naar Engeland terug. Hij is een vechter die de strijd niet gewonnen geeft, zolang er nog een sprankeltje hoop is. Maar hij wil ook naar Engeland, omdat hij zich met zijn tweede vaderland reeds verbonden voelt. En ditmaal zal hij er overwinnen.
Die overwinning bevecht hij echter niet met de opera. Hij heeft zijn scheppingskracht gericht op een nieuw gebied: het grote, dramatische, maar toch op religieuze grondslagen rustende oratorium. Händel is 56 jaar als hij in 24 dagen zijjn meesterwerk schrijft: ‘the Messiah’ (‘de Messias’). En zo sterk bruist in die dagen de muzikale stroom in hem, dat hij onmiddellijk na ‘The Messaiah’ aan een volgend oratorium begint en het ruim een maand later heeft voltooid: ‘Samson’.
Händel heeft geleerd het publiek van Londen te wantrouwen. Het dwong hem immers tot tweemaal toe de deuren van zijn theater te sluiten. De eerste uitvoering van ‘The Messiah’ klinkt in de Ierse hoofdstad Dublin. Pas na het onstuimige succes, dat het werk hier in 1742 beleeft, dirigeert hij het in Londen. De koning is met zijn gehele hofstoet aanwezig. Als orkest en koor eindleijk het jubelende Hallelujah inzetten, staat de vorst ontroerd op om zijn hulde te brengen aan het machtige werk. En tot op de hudige dag is het de gewoonte van het Engelstalige publiek gebleven, dit deel staande aan te horen.
Na ‘The Messiah’ staat niets Händels roem en populariteit van zijn melodieën meer in de weg. Andere oratoriums volgen: ‘Semele’, ‘Belsazar’, ‘Judas Maccabeus’, ‘Joshua’, ‘Theodora’, ‘Salomo’ en andere. Als laatste: ‘Jephta’. Al die werken getuigen voor komende eeuwen van zijn genie. Ook in deze geestelijke muziek is hij de tegenvoeter van Bach. Bij Händel is alles monumentaal. Heroïsch is de klank van zijn koren, van onvergetelijke glans de stralende klank van zijn orkest.
In het Vauxhallpark staat tegenwoordig een standbeeld van Händel. Destijds speelde er gedurende de zomermaanden een orkest. En als de componist er wandelde, hoorde hij er zijn muziek uitvoeren. Zijn melodieën klonken ook herhaaldelijk over het water van de Theems. Als de koning er op zwoele zomeravonden ging varen, werd hij door een orkest vergezeld. Voor zulk een gelegenheid componeerde Händel zijn beroemde ‘Water Music’.
Bron: ‘Wereldgeschiedenis der Muziek’ door Kurt Pahlen
LIEDTEKST VAN ‘HALLELUJAH’ VAN HÄNDEL (UIT THE MESSIAH)
Hallelujah! Hallelujah!
Hallelujah! Hallelujah! Hallelujah!
Hallelujah! Hallelujah!
Hallelujah! Hallelujah! Hallelujah!
For the Lord God Omnipotent reigneth.
Hallelujah! Hallelujah!
Hallelujah! Hallelujah!
For the Lord God Omnipotent reigneth.
Hallelujah! Hallelujah!
Hallelujah! Hallelujah!
For the Lord God Omnipotent reigneth.
Hallelujah!
For the Lord God Omnipotent reigneth
Hallelujah! Hallelujah!
For the Lord God Omnipotent reigneth
Hallelujah! Hallelujah! Hallelujah!
The kingdom of this world
The kingdom of our Lord,
The kingdom of this world
And of His Christ, and of His Christ;
And He shall reign for ever and ever,
And He shall reign for ever and ever,
And He shall reign for ever and ever,
And He shall reign for ever and ever!
King of kings,
Hallelujah! Hallelujah!
Hallelujah! Hallelujah!
And Lord of lords,
Hallelujah! Hallelujah!
Hallelujah! Hallelujah!
King of kings,
Hallelujah! Hallelujah!
Hallelujah! Hallelujah!
And Lord of lords,
Hallelujah! Hallelujah!
Hallelujah! Hallelujah!
King of kings,
Hallelujah! Hallelujah!
Hallelujah! Hallelujah!
And Lord of lords,
Hallelujah! Hallelujah!
King of kings, and Lord of lords,
And He shall reign,
And He shall reign,
And He shall reign forever, And He shall reign forever and ever,
King of kings, forever and ever,
And Lord of lords,
Hallelujah! Hallelujah!
And He shall reign forever and ever,
King of kings! and Lord of lords!
King of kings! and Lord of lords!
And He shall reign forever and ever,
King of kings! and Lord of lords!
Hallelujah! Hallelujah! Hallelujah! Hallelujah!
Hallelujah!