In het klassieke rozenkruisersgeschrift Fama Fraternitatis R.C. worden drie geheimzinnige boeken genoemd waarover weinig wordt gezegd: het boek M, het boek H en het boek T.
Jan Amos Comenius beschrijft in zijn boek ‘Via Lucis’ (De weg van het Licht) drie boeken die ieder mens zou moeten lezen, en die blijkbaar dezelfde zijn als die uit de Fama: het boek van de wereld (Mundi), het boek van de mens (Homo) en het boek van God (Theos).
Volgens de doelstellingen van de Schepper is de wereld niets anders dan een voorspel tot de eeuwigheid, als het ware een lagere school waar wij heen worden gezonden voordat wij tot de hemelse Hogeschool kunnen worden bevorderd. En daarom heeft Hij Zijn school rijkelijk uitgerust met Zijn boeken. Want aangezien het hier onze taak is te leren, en leren zonder boeken of mondeling onderricht niet mogelijk is, onderwijst Hij ons, daar dat laatste is voorbehouden aan de eeuwigheid, in de tussentijd met behulp van Zijn boeken.
Drie van zulke boeken heeft hij ons geschonken, alle drie afschriften van Zijn eeuwigheid, dat wil zeggen van Hemzelf, als het ware als van een origineel. Afschriften die Zijn majesteit, macht, wijsheid en goedheid bekend maken, en evenzeer Zijn wil, namelijk wat Hij wil dat wij doen en wat Hij heeft bepaald dat er met ons gebeurt alnaargelang wij dat doen of laten.
Het eerste en grootste boek van God is de zichtbare wereld, geschreven in evenzovele letters als daarin schepselen van God te zien zijn.
Het tweede boek is de mens zelf, geschapen naar Gods beeld. Voor hem, bezield door de adem van goddelijk leven, dat wil zeggen door de redelijke geest gemaakt tot de maat van alle dingen. Aangezien hij alle dingen meet met de hem aangeboren begrippen, leert hij ook God, zijn eigen oerbeeld beter uit zichzelf dan uit enige andere bron kennen, concluderend dat Hij net zo als hijzelf is, of tenminste zoals hij in zijn diepste verlangens zou willen worden.
Omdat al wat bestaat van nature tot zijn oorsprong terugkeert, wordt ook de mens door een natuurlijke neiging van zijn verlangens geleid tot God en tot wat in God is, en juist door die verlangens leert hij wat en hoe God is. Bij wijze van voorbeeld: aangezien ieder mens verlangt naar leven en terugdeinst voor dood en verderf, concludeert hij met volkomen zekerheid dat hij naar Wiens beeld hij geschapen is, dus onsterfelijk en eeuwig is.
De mens verlangt ook dat het hem in zijn leven zo goed mogelijk gaat, smarten en ellende mijdt hij met zorg: hieruit concludeert hij dat Degene op Wie hij lijkt gelukzalig is.
De mens wenst wijs te zijn en zoveel mogelijk te weten: hierom neemt hij aan dat God, zijn oerbeeld, in hoogste mate wijs is.
Hij wenst verder ook machtig te zijn, en de wereld om hem heen te beheersen: hierdoor redeneert hij dat zijn Schepper oneindig machtig moet zijn.
Tenslotte wenst ieder mens ook goed te zijn (of althans te lijken), de één nog meer dan de ander: vandaar dat hij ervan overtuigd is dat God noodzakelijkerwijs in hoogste mate goed is.
En zo is de mens in staat meer over zijn Schepper te leren uit zichzelf dan uit alle andere schepsels. De mens is dus waarlijk een boek van God, niet één dat hem voor ogen gezet is, zoals het grote boek van de wereld, maar één dat hem in het hart geplant is.
God heeft de mens evenwel nog een derde boek ter hand gesteld, als het ware een toelichting op het uiterlijke boek van de wereld en als richtsnoer voor het geweten, dat het innerlijke boek is: de Heilige schrift, waarin hij licht werpt op sommige meer verborgen zaken in beide andere boeken, en het ware doel en gebruik van alle dingen onderwijst.
In dit drievoudige boek van God is alles begrepen wat wij mensen moeten weten of niet weten, en tot nut van allen helder uiteengezet: want God verkondigt er onfeilbaar alles wat voor ieder noodzakelijk is. Geen spraak en woorden zijn er, waar hun stem niet wordt gehoord (Psalm 19:3).
Alle mensen hebben het eerste boek voor ogen en het tweede in hun hart. Het ware te wensen dat iedereen bereid zou zijn ook het derde ter hand te nemen, het met eigen ogen door te lezen en het in zijn hart mee te dragen, en uit alle drie de boeken het ware licht van de ware wijsheid te putten!
En om niets te laten ontbreken, heeft God ook nog ten behoeve van de meer eenvoudigen of zij die pas onlangs in de wereld gekomen zijn leraren gegeven, uitleggers van Zijn boeken, in die zin dat hij bepaalde dat ouders hun kinderen, herders van de kerk hun gemeenten, regeerders van staten hun onderdanen en tenslotte een ieder die dat ten aanzien van anderen kan, hen van alle noodzakelijke kennis moesten voorzien; dit alles met het doel dat wat door allen gedaan moet worden ook daadwerkelijk door allen gedaan wordt.
Bron: Via Lucis van Jan Amos Comenius
Geachte,
op marktplaats wordt een olielamp aangeboden die zogezegd gerelateerd zou zijn aan Christian Rosenkreuz.
Kan dit uberhaubt?
Met vriendelijke groet,
Ben pachen.
Ben, in de advertentie voor deze olielamp staat inderdaad: H’Herkenbaar aan de reuk is de olielamp mogelijk zeer oud, vermoedelijk 15e eeuwse en van Duitse makelij, waarschijnlijk terug te brengen naar Christian Rosenkreuz.’
Mijn eerste reactie is: dat is een mooi verkoopargument. Het is inderdaad een bijzondere lamp, maar niet echt een sieraad voor de meeste huiskamers. Als er een interessant verhaal aan wordt gekoppeld is er misschien iemand die er een aanzienlijk bedrag voor wil betalen.
Christiaan Rozenkruis is geen familienaam, maar een mysterienaam. Dat neemt niet weg dat het mogelijk is dat er in de veertiende eeuw in Duitsland een man heeft geleefd op wie die mysterienaam van toepassing is.
Of de olielamp werkelijk afkomstig is uit een rozenkruisers-milieu kan ik niet beoordelen. De roos is in ieder geval een zeer algemeen symbool dat op al heel lang op allerlei voorwerpen wordt afgebeeld.