De levensdroom, over de grap van het ik – het begin van een boek van Olette Luitwieler


BESTEL DE LEVENSDROOM

Olette Luitwieler kwam spreken op het symposion Vuur van verandering – vier schrijvers over innerlijke vernieuwing op zaterdag 2 november 2019 in Bilthoven, georganiseerd door Stichting Rozenkruis. Zij droeg ook gedichten voor uit haar nieuwste boek Zonder mij. Hieronder volgt het begin uit haar boek ‘de levensdroom’.

Beste lezer,

Dit is een merkwaardig boekje, zowel qua inhoud als wat vorm betreft. Het valt niet te categoriseren, ik kan hooguit zeggen wat het niet is. Het is geen verhaal, geen autobiografie, al beschrijf ik een deel van mijn eigen zoektocht, geen filosofie, al komen filosofische thema’s aan bod. Het is geen religie, geen anti-religie, geen sprookje, geen ‘leer’ en ook geen peptalk. 

Verder is het merkwaardig omdat a) het verstand er niet bij kan en het daarom zal afwijzen of ontkennen, b) hetzelfde telkens in iets andere bewoordingen terug­ keert, c) er eigenlijk niet over geschreven of gepraat kan warden vanwege het paradoxale en irrationele karakter ervan, en d) het geen enkele methode aanreikt, niet met tips, een formule of bewijzen aankomt, noch beloftes doet of hoop biedt. Dus eigenlijk heb je er hele­maal niets aan. 

Toch durf ik te zeggen dat niets zo bevrijdend, troostrijk en vredig is als de ontdekking die ik hierin zo helder mogelijk heb geprobeerd te beschrijven. Het maakte voor mij een einde aan elke behoefte aan begrip, troost en hoop. Opeens was dat allemaal niet meer nodig. 

Omdat ik een denker ben die alles in het werk stelt het onbegrijpelijke toch te begrijpen, was de totaal andere manier van zien die mij plotseling overviel, op in zachtst gezegd even wennen. Geen greintje van wat ik voor waar aanzag, bleef overeind. Inzichten die ik in de loop der jaren had vergaard en bijna koesterde, vielen allemaal om, evenals het ik waarmee ik me al die jaren had geprobeerd te identificeren. 

Wat ik zag was onwerkelijk, ondenkbaar, ongelooflijk, onvoorstelbaar, onbeschrijflijk. Een soort val die zo ontnuchterend was en alle schijn en al het ‘spirituele gezweef’ in een oogwenk van tafel veegde. ‘Is dit het? Ik had het me toch anders voorgesteld!’ ging het door mee heen. 

Omdat de ontdekking voor mij zo ontzagwekkend en waanzinnig is, en veel wonderlijker dan ik ooit heb kunnen (be)denken, kon ik het niet laten erover te schrijven. Dat ik me aan zoiets krankzinnigs gewaagd heb als woorden geven aan iets wat niet te duiden valt, en het ik- het denken- proberen duidelijk te maken dat hij zichzelf bovenmatig overschat, besef ik heel goed. Ik wil dan ook benadrukken dat bijna elke zin slechts een metafoor is: een beperkte en begrensde talige verwijzing naar het onbeperkte en onbegrensde taalloze dat voor mij de essentie van leven is. 

Het zou dwaas zijn om te zeggen: ‘Lees dit boekje niet met je hoofd,’ want lezen is nu eenmaal een verstande­lijk vermogen. Ook kan ik niet zeggen: ‘Stel je open voor de energie van de woorden’, of: ‘Lees tussen de regels door’, want er is geen ik dat dit kan besluiten. Daarom kan ik beter zwijgen.
Maar omdat ik dat niet kan, zeg ik: ‘Veel leesplezier. En laat je niets wijsmaken, maar zie met eigen ogen.’ Tot slot: lees vooral verder als je verstand afhaakt want dan begint het (lees)avontuur pas echt! 

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN OLETTE LUITWIELER

ZIEN

Plotseling sprong het licht aan. 
En weet je wat ik zag?
Er is alleen maar Licht!
Licht is alles water is. 

De ontdekking 

Ik  kan niet zeggen hoe of waardoor het gebeurde, maar ineens zag ik het. En het was zo groots en overweldigend, zo onbegrijpelijk dat ik er wel even van moest bijkomen. Wat ik zag was dat alles, werkelijk alles, elke vorm, elke gedachte, elk waanidee, elk woord, elke daad, elke stap, elke misstap, ieder mens, ieder dier, iedere eigenschap, ieder gebaar, ja, alles – en alles kent geen enkele uitzondering! – onvoorwaardelijke Liefde is. Alle vormen, structuren, beelden, woorden, daden, waarnemingen of gewaarwordingen, alles wat is en verschijnt, verdwijnt en ooit verschenen en weer ver­dwenen is, is onvoorwaardelijke Liefde die zich toont in al haar toonaarden. 

Hier kun je met je gezonde verstand toch niet bij?
Jij, ik, stoelen, bomen, kemwapens, vervuiling, zon, regen, verdriet, wanhoop, leugens, machtspelletjes, schoonheid, destructie, bloei en verval, alles, werkelijk alles wat je maar noemen of bedenken kunt is eenheid, is die ene energie die onvoorwaardelijke Liefde genoemd kan worden.
Er is niets waarin die Liefde ontbreekt. In alles zit ze vervat. Maar andersom ook: onvoorwaardelijke Liefde is alles wat er is.
Meer is er niet, buiten Liefde, is er niets. Er is niets wat geen Liefde is. 

Door dit zo te stellen, is niet alleen de kans op verzet of tegenwerping van het verstand groot, maar ook op verwarring. Want ik duid iets aan wat niet te duiden valt. Taal is beperkt, zeker als het gaat om het verwoorden van dat wat is. Ik heb het dus net Liefde genoemd maar het valt eigenlijk niet te verwoorden. Er kan dan ook net zo goed een ander woord voor gebruikt worden, en dat gebeurt ook. Woorden als God, een, het ene, eenheid, energie, het zijn, het Licht, het niets, het al, ze verwijzen allemaal naar hetzelfde.
Ik zal deze woorden in dit boek afwisselend gebruiken maar ik duid er precies hetzelfde mee aan. Ik gebruik een woord om het onverwoordbare te verwoorden. Maar het woord is nooit wat bedoeld wordt. Nooit. 

Toch is taal het enige instrument waarmee we iets kunnen zeggen of schrijven. Met woorden duidelijk maken wat ik bedoel met dat wat is, is dus een onmogelijke opgave en zal hooguit een benadering zijn, een verwijzing. 

En dat is niet erg. Dat wat is behoeft geen uitleg. Het hoeft en kan niet begrepen worden. Herkenning van wat is, is genoeg en maakt elk begrip overbodig. (Of beter gezegd: het laat je inzien hoe beperkt begrijpen is.) Met herkenning bedoel ik: herinnerd worden aan wat je al weet. Als het herinnerd is, zal je beseffen: ik wist dit al en toch wist ik het niet meer.
Blijkbaar kan een mens vergeten wat hij is en leven in die vergetelheid. Zogenaamd dan. Zodra hij van de appel van kennis gegeten heeft, vergeet hij het paradijs. Hij ‘vergeet’ zijn eenheid en verkrijgt (zelf)bewustzijn. Hij komt in de dualistische wereld van het denken terecht en dat wordt zijn werkelijkheid. De herinnering aan zijn oorspronkelijke eenheid gaat schijnbaar verloren. Maar wat vergeten is, kan herinnerd worden. Wat je werkelijk bent, kan opeens herkend of gezien worden. 

Niet voorstelbaar 

Zodra wordt gezegd: ‘Alles is Liefde,’ maken we ons een voorstelling, we vormen een beeld bij Liefde. Maar Liefde – het ene, het Licht, eenheid – is niet in een beeld, begrip, voorstelling of definitie te vangen. Ze is onvoorstelbaar, onbegrijpelijk, te groots voor ons ver­ stand, voor elk beeld. Liefde-het ene, het Licht, eenheid-overstijgt beperkin­ gen als woorden en beelden. Ze overstijgt elke beperking terwijl ze tegelijkertijd alle beperkingen insluit. 

De liefdesenergie of hoe je het ene ook noemt, is vorm­ loos, grenzeloos, tijdloos, ruimteloos. Hierdoor is ze nooit met de zintuigen waarneembaar, noch met het verstand denkbaar. Ze is niet kenbaar en niet zichtbaar omdat denken en kennen alleen in ruimte en tijd ‘plaats kunnen vinden’. Toch is deze energie het enige dat werkelijk is. 

Het is te vergelijken met elektriciteit: je zult het nooit zien, je ziet alleen de lamp die brandt en denkt dat het de lamp is die voor licht zorgt. De lamp zien we als de licht­ bron. Maar het is de elektriciteit die licht mogelijk maakt. 

Een vraag die nu zou kunnen opkomen is: Als het Licht niet wordt waargenomen en niet denkbaar is, hoe kunje dan weten dat het er is en dat het alles is wat is?
Geen idee. Ik kan niet zeggen hoe ik dit weet want het gaat voorbij elke vorm van begrip. 

Het is zonder twijfel. Het is het onmiddellijke zien zijn. Zien komt niet voort uit een of andere onzichtbare of spirituele wereld want het Licht of het zijn is geen wereld. Een wereld vereist verbeelding. Het zijn is geen verbeelding, het is energie. Realiteit. Geen creatie of fantasie, al maakt energie elke creatie mogelijk en zit in elke creatie vervat. Het is overal. En nergens. Zien komt op uit het niets. 

Op een dag wordt gewoon gezien, maar niet met de ogen van de waameming (van het lichaam). Plotseling wordt gezien dat Licht of Liefde of eenheid, of hoe je het ene ook noemt, de oorsprong is van alle vormen, beelden, verhalen, gedachten en van alle waamemingen van wat is. Er wordt gezien dat het ene waarnemen, denken en ervaren voorbijgaat én insluit; dat er alleen maar Licht is. En dat elke vorm zijn oorsprong nooit kan verlaten. 

Omdat we zo gewend zijn aan voorwaarden, eisen, oor­delen, maatstaven, criteria, kaders, concepten, normen en waarden, willen we onvoorwaardelijke Liefde – eenheid of het zijn – ook ergens inpassen. En dat kan niet. Onvoorwaardelijke Liefde gaat elk denkkader, gaat zelfs het grootste bevattingsvermogen en de hoogste vorm van ruimdenkendheid te boven. Beelden, denkkaders, enzovoorts, zijn abstract. Liefde is concreter dan wat dan ook, terwijl ze tegelijkertijd elke abstractie omvat en mogelijk maakt. Ze is overal, ze is alles; de bron en dat wat uit de bron voortkomt. En daardoor één. 

Van alles, van het geheel, kunnen wij ons geen voorstel­ ling maken. Alles of het geheel is namelijk niet voorstelbaar. Alleen delen kunnen we ons voorstellen. Hier ga ik in het volgende hoofdstuk verder op in. 

Voorbij (tegen)delen 

Liefde kent geen scheiding. Ze is niet het ene wel en het tegendeel niet. Liefde transformeert alle tegenstellingen. Ze is dat wat onze (denk)wereld van tegenstellingen- de dualiteit – overstijgt en tegelijkertijd insluit of mogelijk maakt. 

Eenheid, Liefde of het zijn sluit elke tegenstelling in maar gaat er tevens aan voorbij. Liefde is één.
Eenheid is dus niet de tegenstelling van verdeeldheid, ’tweeheid’, of dualiteit, maar dat is wel hoe het denken het ziet. Het denken denkt altijd in tegenstellingen, kan alleen vat op dingen krijgen binnen dit kader van tegenstellingen. Elk kader is per definitie dualistisch omdat het begrenst. Een niet-dualistisch kader bestaat niet. 

Liefde of eenheid valt niet te kaderen. Daarom valt het niet te begrijpen en kunnen we ons er geen voorstel­ling van maken.
We zijn het. En dit kunnen we vergeten zijn. Maar ook als we het vergeten zijn, zijn we het. We kunnen het niet niet zijn. Dus ook als we volledig opgaan in de wereld van tegenstellingen, zijn we die Liefde, die eenheid, het zijn of hoe je het ook noemen wilt. 
Als we denken over, wat nooit kan zonder de plank mis te slaan, denken we dat de helft van wat is -de ‘nega­tieve’ helft, het ‘kwaad’ – moet worden weggewerkt om bij Liefde uit te komen. 

Dat is klinkklare onzin! Dat is Liefde verkrachten in plaats van vinden. Ze is niet slechts de helft. Liefde is alles wat er is en was en ooit zal zijn. Alles kunnen we nooit bedenken. Zelfs al zouden we alle delen samenvoegen zouden we nog niet bij het geheel uitkomen. Het geheel is altijd meer dan de som der delen. Het geheel is niet deelbaar, niet in delen te verdelen.  

Alleen schijnbaar. En wij zijn gaan geloven in de schijn. We zien wat niet is en we zien niet (meer) wat is.
Het is te vergelijken met de allegorie van de grot van Plato. De grotbewoners zien de geprojecteerde beelden voor de werkelijkheid aan en het Licht achter hen dat de projectie mogelijk maakt, wordt niet gezien. Ze zijn er blind voor omdat onze focus ligt op de. beelden. 
Het is merkwaardig dat wat er altijd is, en wat overal aanwezig is -ja, in wezen is Liefde de enige ‘aanwezige’ – vaak niet wordt gezien of erkend. Het Licht is zo licht dat we het niet zien. En zo groots dat het idee ervan ons beangstigt. 

Je zou kunnen zeggen dat we voortdurend leven in het afweren of ontkennen van die altijd aanwezige Liefde. We zien haar niet omdat we vertrouwen op dat wat ons hoofd en onze zintuigen ons laten zien. Of beter gezegd: laten denken, geloven en ervaren. Het zien wordt als het ware bedekt door denken, ervaren en geloven. Denken, ervaren en geloven versluieren ons zicht op wat is. In het boeddhisme wordt dat maya genoemd. 

We leven in een illusie en dat wat is wordt over het hoofd gezien.
Maar op een dag worden we wakker.
Dit kan zo’n dag zijn. Nu. Het moment is altijd nu. Het hoeft niet op een (nabije) toekomst te worden geprojec­teerd. Er is geen toekomst. Alleen zogenaamd. In het denken. Hier kom ik later op terug. 

Volmaakt 

Wat is, Liefde, het al, het niets, het zijn, is een. En dit kan niet anders dan volmaakt of goddelijk zijn. En met ‘volmaakt’ bedoel ik niet een of ander idee of beeld van volmaaktheid. Ik bedoel geen perfectie in tegenstelling tot imperfectie, net zo min als ik met’goddelijk’ het tegengestelde van ‘duivels’ of’zondig’ bedoel. Volmaaktheid of goddelijkheid gaat iedere tegenstel­ling voorbij en past in geen enkel beeld of concept. Het is heelheid. Heelheid kan niet anders dan volmaakt of goddelijk zijn. Heelheid sluit alles in en is precies zoals het dient te zijn. Er kan niets aan ontbreken en er kan niets fout of verkeerd aan zijn.

Liefde sluit niets buiten, veroordeelt niets, ontkent niets en wijst niets af. Dat was voor mij nogal een ontdekking. Ik was namelijk iemand die zichzelf vaak afwees en bekritiseerde, zag mezelf als allesbehalve volmaakt. Als ik soms naar de natuur of dieren keek, dacht ik wel: volmaaktheid bestaat, maar bij mezelf en in de wereld van alledag kon ik dat niet terugvinden. 

Daarom werd het iets waarnaar ik ging streven. Ik zie nu dat zelfs in mijn afwijzing en veroordeling die Liefde vervat zit! Mijn afwijzingen, mijn ‘her, mijn angsten, de zelfkwelling, het was allemaal goddelijk, precies zoals het verscheen.
Dit kun je je toch niet voorstellen? Dit is toch te groots om waar te zijn? Dat is het, ja.
Alles is volmaakt zoals het is. Hier kan het verstand niet bij. Als het verstand er wel bij had gekund, was het geen mysterie geweest. En dat is het. 

Er is niets dat niet volledig en volkomen volmaakt of goddelijk of heel of een is. Daarom is er niets dat moet veranderen, al is de drang tot veranderen ook volkomen oké. Het is niet te bevatten. Ik had het dan oak nooit verwacht. Alhoewel, ergens wist ik het, ik had het al een paar keer gezien. Toch was het weer tot een soort herinnering ver­ worden; tot een gevoel van heimwee naar iets waar ik niet meer bij kon komen. Ik was kwijt wat ik wist. Ik was kwijt wat ik niet kwijt kon raken maar wonderlijk genoeg toch kwijt was. 

Wel voelde ik dat ik al die tijd deed alsof. Dat mijn leven niet was zoals het zijn kon, of beter gezegd: dat ik niet was wie ik werkelijk was. Maar door mijn blindheid kwam ik er niet uit. Blijkbaar kun je vastzitten in de schijn terwijl je weet dat het slechts schijn is. 

Ik had het idee dat leven en lijden bij elkaar hoorden en dat ik erg mijn best moest doen om leven draaglijk te maken. Of gewoon moest leren om lijden te verdragen. Ik moest zo sterk worden dat ik ertegen opgewassen zou zijn. Ik moest weerbaar warden, copingstrategieën ontwikkelen opdat mijn kwetsbaarheid beschermd zou worden of zou verdwijnen. 

Nu ik dit zo opschrijf, realiseer ik me hoe vaak ik het werkwoord ‘moeten’ gebruik en hoeveel ik mezelf had opgelegd. Ik zag leven als een strijd. Ik moest vechten om overeind te blijven, om iemand te worden, om te overleven, om mezelf te verbeteren. En als er dan nog tijd overbleef, probeerde ik ook een beetje gelukkig te zijn. Al met al: een hele klus. Een klus die nooit geklaard werd. Daarom moest ik blijven strijden, doorgaan totdat het wel een keer zou lukken. 

Wat een openbaring om opeens te zien dat de klus totaal overbodig was omdat alles goed is zoals het is! En niet morgen of misschien overrnorgen, maar nu. Nu is het al helemaal oké. Ik hoef niet eerst dit of dat te doen of te laten, of te verwerken of te bewijzen. Alles is nu, precies zoals het is, volmaakt. Het had niet anders kunnen gaan en zijn dan het nu is. 

Ik kan het nog steeds niet bevatten. Toch weet ik dat het zo is. Wat een opluchting om te mogen zien dat er helemaal niets veranderd hoeft te worden – zelfs aan mij niet! – want alles wat is en ooit zal zijn en ooit was, is helemaal oke! 

Zoiets bedenk je toch niet! Alle schijn, alle verzinsels die voor mij waar of echt leken, waren volmaakte Liefde in de vorm van schijn en verzinsels. Er is geen hel! De hemel is alles wat is. En de hemel is niet daar, niet in de toekomst of na de dood, de hemel is nu levend aanwezig. Overal. Geen plek, geen moment uitgesloten. Het is nu, dit, hier. Het is alles wat is. 

De hele wereld, die door mij regelmatig ervaren werd als een nachtmerrie, een hel, een gevangenis waaruit niet ontsnapt kon worden, was pure liefdesenergie die zich, in mijn droomogen, op die manier manifesteerde. 

De wereld en alles wat is, of de schijn wekt van echtheid, is volkomen volrnaakt! Ervaringen van vastzitten in de ‘hel’, van angst, van onvermogen om vrede of geluk te vinden, zijn net zo goed ervaringen van het ene. Ongelofelijk! Ik heb er geen woorden voor. (En toch probeer ik erover te schrijven, maf he?) 

De conceptloze, vormloze, vrije, belangeloze Liefde, die wij allen zijn, is niet te vergelijken met de zogenaamde Liefde zoals ze in de wereld gezien of omschreven wordt. Daar is geen belangeloze, onvoorwaardelijke Liefde, daar is behoefte en corruptie die voortkomt uit angst, eigenbelang en hebzucht. Maar in wezen is dat natuurlijk ook Liefde; Liefde die verschijnt als behoefte en corruptie, hebzucht of wat dan ook. 

Ja, dit alles is me nogal een ontdekking! Daar word ik stil van. Ik ben Licht, Liefde, het ene zijn dat alles is dus niets uitsluit. Ik ben geen ik dat liefdevoller moet worden, of wat dan ook moet worden. Ik ben Liefde. Ik ben niet afgescheiden. Dat leek maar zo. 

Is echt alles onvoorwaardelijke Liefde? 
Ja. Alles. 
Alles is nogal veel. 
Alles is méér dan veel, alles is alles.

BESTEL DE LEVENSDROOM

2 gedachten over “De levensdroom, over de grap van het ik – het begin van een boek van Olette Luitwieler

  1. Peter Sattva

    Hoe waar wat je zegt! Aankomende 21 okt, om 21 uur, NL 2, probeer ik in de documentaire ‘Leve de organen’ van Frans Bromet ook te duiden wat bewustzijn werkelijk is. We leven erin, het ademt ons en is alles wat er is.
    Er zijn geen woorden voor, omdat het groter is dan woorden. Ik leef nu al 20 jaar met nog maar 3/4 van mijn hersenen, verbrijzelde 2maanden terug mijn bekken, maar alles kwam goed omdat ik accepteerde.
    Het is ons verzet tegen de ‘realiteit’ die een nachtmerrie maakt van wat een prachtige droom kan zijn. We ‘doen’ teveel en laten te weinig gebeuren, omdat we bang zijn iets te kort te komen. Ons ego maakt van alles ‘belangrijk’ en voert ons voorbij aan wat er al is. Ik schreef twee boekjes over wat er overbleef toen mijn ego eindelijk de functie ging bekleden waarvoor die bedoeld was: als waarnemer, niet als wereldverbeteraar! H.G. Peter Sattva

Reacties zijn gesloten.