Citaten met het getal zeven (7) uit Het evangelie van de heilige twaalven

En toen zij vertrokken waren verscheen een engel Gods aan Jozef in een droom, die zei: ‘Sta op, neem het jonge kind en zijn moeder mee en vlucht naar Egypte. Blijf daar totdat ik u waarschuw, want Herodes zal het kind trachten te doden.’
Hij stond ’s nachts op en vertrok met het kind en zijn moeder naar Egypte en zij bleven daar ongeveer zeven jaar tot de dood van Herodes, opdat vervuld zou worden wat God
via de profeet gesproken had: ‘Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen.’ (6:13-14)

Op zijn achttiende jaar huwde Jezus Mirjam, een maagd uit de stam van Juda, met wie hij zeven jaren samenleefde. Zij stierf, want God nam haar weg opdat Jezus zich aan ho-
gere plichten kon wijden en zou lijden voor de zonen en dochters van de mensheid. (6:10)

Nadat hij zijn studie van de wet beëindigd had ging Jezus weer naar Egypte, opdat hij de wijsheid van de Egyptenaren zou leren, evenals Mozes gedaan had. Hij ging de woestijn in, mediteerde en vastte en bad en verwierf de macht van de heilige naam, waardoor
hij veel wonderen verrichtte. Zeven jaar verkeerde hij van aangezicht tot aangezicht met God. Hij leerde kennen de taal van de vogels en de dieren, en de genezende kracht van
bomen, kruiden en bloemen. (6:11-12)

Deze Maria kwam uit Magdala in Galilea. Zij was een grote zondares geweest en had velen door haar schoonheid en lieftalligheid verleid. Op een nacht was zij naar Jezus gekomen en had haar hart uitgestort. Hij had zijn hand uitgestrekt en haar genezen en zeven duivels uit haar geworpen. (10:2)

Toen vroeg hij hun hoe laat zijn toestand verbeterde. Zij antwoordden: ‘Gisteren op het zevende uur verliet de koorts hem.’ (12:16)

En overal waar er zeven in mijn naam samen zijn, ben ik te midden van hen, ja, zelfs wanneer er slechts twee of drie zijn. Waar er slechts een enkele is die in stilte bidt, daar ben ik met hem. (19:5)

De heer sprak: ‘Indien uw broeder zeven keer op een dag in woorden gezondigd heeft, en zeven keer op een dag berouw heeft getoond, aanvaardt hem. Simon zei tegen hem: zeven keer per dag?’ De heer antwoordde: ‘Ik zeg u, ook tot zeventig maal zeven keer want zelfs bij de profeten, nadat zij door de heilige geest gezalfd waren, werden zondige uitingen aangetroffen. (19:7-8)

Op een zekere dag, nadat Jezus zijn onderricht had beëeindigd in een plaats bij Tiberias, waar zeven bronnen zijn, had een jonge man levende konijnen en duiven meegebracht, opdat hij met zijn discipelen te eten zou hebben. (28:1)

Hij antwoordde: ‘Geeft u hun te eten.’ En zij zeiden tot hem: ‘Zullen wij voor tweehonderd penningen brood gaan kopen en hun te eten geven?’  Hij zei: ‘Hoeveel broden hebt u? Gaat heen en ziet.’ Toen zij het wisten, zeiden zij: ‘Zes broden en zeven trossen druiven.’ Daarop gebood hij hen allen in groepen van vijftig op het gras te gaan zitten. Zij zaten in rijen van honderd en van vijftig. Nadat hij de zes broden en de zeven trossen druiven genomen had, richtte hij zijn blik omhoog, waarna hij de broden en de druiven zegende en verdeelde. Hij gaf de stukken aan zijn discipelen en deze verdeelden ze onder allen. (29:5-6).

Over hen staat geschreven: Zij zullen negenenveertig jaar in de woestijn ronddolen tot zij
van hun lusten gereinigd zijn, voordat zij het land van vrede binnengaan, ja, zeven maal zeven jaren zullen zij ronddolen omdat zij mijn wegen niet hebben gekend, noch mijn wetten gehoorzaamd hebben. (31:4)

Weer zei hij: ‘Als de onzuivere geest van iemand uitgegaan is, gaat deze door dorre plaatsen en zoekt rust en als hij deze niet vindt, zegt hij: ik ga terug naar mijn huis, waar
ik vandaan kwam. En als hij aankomt, vindt hij het leeg, schoongemaakt en netjes, omdat zij de goede geest niet vroegen erin te wonen en hun eeuwige gast te zijn. Dan neemt hij zeven andere geesten mee die nog slechter zijn dan hijzelf en zij gaan naar binnen en wonen daar, en hun uiteindelijke toestand is erger dan de eerste. (45:5-6)

Reinigt uzelf dagelijks en rust op de zevende dag uit van het werk. Heiligt de sabbat en feestdagen van uw God. (46:20)

Toen Jezus op een zekere plaats kwam waar zeven palmen groeiden, verzamelden zijn discipelen zich rondom hem en aan ieder gaf hij een getal en een naam die alleen hij kende, die ze ontving. Hij zei tegen hen: ‘Staat als zuilen in het huis van God volgens het getal, dat u ontvangen hebt.’ (54:17)

Weer zeg ik u: als zeven of zelfs drie van u het op aarde eens zijn over wat zij zullen vragen, zal het voor hen gedaan worden door mijn vader-moeder die in de hemel is.
Want zelfs waar er drie in mijn naam samen zijn, ben ik in hun midden en waar er slechts een is, ben ik in het hart van die ene.’

Toen kwam Petrus bij hem en vroeg: ‘Heer, hoeveel maal zal ik mijn broeder vergeven, als hij zich tegen mij misdraagt? Ten hoogste zeven keer?’
Jezus zei tegen hem: ‘Ik zeg u niet ten hoogste zeven keer, maar tot zeventig maal zeven toe. Want zelfs bij de profeten kwam ongerechtigheid voor, nadat zij door de heilige geest
gezalfd waren.’ (57:13-14)

Dan zal hij tegen hen die aan zijn linkerhand staan zeggen: Verdwijnt, boze zielen, in het eeuwige vuur dat u voor u zelf gemaakt hebt, tot u zeven maal gezuiverd bent en zonder zonden zult zijn. (67:11)

De eerste in het midden op de zevende rij van boven en de laatste op de zevende rij van beneden, en hij die noch de eerste of de laatste was maakte hij het middelpunt van allen.
En de overigen gaf hij een plaats in overeenstemming met een goddelijke ordening. Iedereen kreeg zijn plaats, zodat zij die boven waren gelijk waren aan hen die beneden waren en zij die beneden waren gelijk aan hen die boven waren, en de linkerzijde was gelijk aan de rechterzijde en de rechterzijde gelijk aan de linkerzijde, in overeenstemming met de som van hun getallen. (68:19)

Nadat hij van zeven touwen een zweep had gemaakt, joeg hij hen allemaal de tempel uit, bevrijdde de schapen, de ossen en de duiven, verstrooide het geld van de wisselaars en wierp de tafels omver. (71:2)

Hij hief de aanroep aan van de zevenvoudige heilige naam, riep de driemaal heilige vader-moeder in de hemel aan om de heilige geest te zenden. (76:9)

Dezelfde dag, ten tijde van de offerande in de tempel verscheen er tussen de handelaren in dieren en vogels iemand, gekleed in een wit gewaad, stralend als licht en in zijn handen had hij een zweep met zeven knopen. (86:1)

Na weer zeven dagen, toen de discipelen opnieuw bijeen waren in de opperzaal, waarvan de deuren gesloten waren, kwam Jezus bij hen en stond plotseling tussen hen in en zei: ‘Vrede zij met u’. En zij herkenden hem omdat zij zich zijn heiligheid herinnerden. (88:1)

Opnieuw zeg ik u: toen de grote tiran en alle zeven tirannen tevergeefs tegen het Licht streden, wisten zij niet met wie of wat zij vochten. (88:9)

En een ander vroeg hem: ‘Wanneer wilt u dat zij gedoopt worden?’ Jezus antwoordde: ‘Na nog eens zeven jaar, of wanneer zij de leer kennen en doen wat goed is, en met hun eigen handen leren werken en een beroep gekozen hebben om in hun onderhoud te voorzien en standvastig de juiste weg volgen. (91:9)

Toen vroeg weer een ander: ‘Meester, wanneer zullen zij de zalving ontvangen?’ Jezus antwoordde: ‘Wanneer zij de rijpe leeftijd bereikt hebben en als in zichzelf de zevenvoudige gaven van de geest geopenbaard zijn, laat dan de ouderling gebed en dankzegging uitspreken en hen verzegelen met het chrisma-zegel. Het is goed dat allen in iedere graad gedurende zeven jaar beproefd worden. Laat het echter voor een ieder in overeenstemming zijn met zijn groei in de liefde en de wijsheid van God.’ (91:10)

Nu ga ik naar mijn vader-moeder en uw vader-moeder, naar mijn God en uw God. U echter, wacht te Jeruzalem en blijft in gebed en na zeven dagen zult u kracht uit de hoge
ontvangen en de belofte van de heilige geest zal u aanraken en u zult van Jeruzalem naar alle stammen van Israël en naar de verste delen van de aarde gaan.’ (95:5)

Het was midden in de zomer toen Jezus naar de hemel voer en hij was nog geen vijftig jaar oud; het was immers noodzakelijk dat zeven maal zeven jaren in zijn leven vervuld zouden zijn. (95:9)

Wij geloven in de zevenvoudige geest van God, de levenschenker, die uitgaat van de heilige tweeheid. Die Jezus-Maria en allen doorstraalt die trouw zijn aan het innerlijke Licht; die woont in de kerk, het uitverkoren Israël van God. (96:20)

Bron: Het evangelie van de heilige twaalven