In de meeste religies spelen heilige geschriften een grote rol. Vaak bevatten ze een aantal centrale mythen over het ontstaan van de goden, van de mens en van de kosmos. Die verhalen maken duidelijk wat het doel van het leven is. Zij beschrijven de weg die de ziel kan gaan om vanuit haar ballingschap op aarde terug te keren naar haar oorspronkelijke wereld.
Deze mythen interpreteren we meestal op een verkeerde manier. Tot voor kort beschouwden we ze als betrouwbare verslagen over de geschiedenis van de wereld of van een bepaald volk.
Zo zijn er nog steeds christenen te vinden die menen dat God de wereld echt in zes dagen heeft geschapen. Maar de grote meerderheid is er zo langzamerhand van overtuigd geraakt dat het scheppingsverhaal helemaal niets met de werkelijkheid te maken heeft.
Beide standpunten lijken mijlenver uit elkaar te liggen. Toch gaan beide van dezelfde vooronderstelling uit dat we een heilige tekst letterlijk moeten interpreteren. De orthodoxe gelovige meent dat deze letterlijke betekenis betrouwbaarder is dan onze hedendaagse wetenschappelijke inzichten. De verlichte moderne mens is er daarentegen van overtuigd dat de wetenschap allang heeft aangetoond dat mythen onzinnig zijn.
Wat maakt een verhaal over bijvoorbeeld het ontstaan van de wereld tot een heilige tekst? Niet omdat daarin beweerd wordt dat alles door goden of een god is voortgebracht. Ook in theologische en filosofische verhandelingen kunnen we immers deze opvatting vinden, maar dat maakt ze nog niet tot heilige teksten.
Mythen zijn heilig omdat zij een uitdrukking zijn van de mundus imaginalis en niet van onze gewone wereld van ruimte en tijd. Daarom is het onjuist om een heilige tekst als een primitieve voorstelling van het ontstaan van de werkelijkheid te beschouwen.
Door op een heilig geschrift te mediteren, kunnen we iets van de mysteriën van de mundus imaginalis ontdekken en daarmee van onze ziel. Door op deze wijze met een heilige tekst om te gaan, worden we ontvankelijk voor de hemelse wereld.
Onze ziel ontwaakt uit haar diepe sluimer en gaat strijden om zich uit haar ballingschap te bevrijden, waardoor we op den duur op een andere wijze gaan denken, voelen en handelen. Dat is wat we bekering (metanoia) noemen.
Dit wil niet zeggen dat we van nu af aan in een nieuwe theorie geloven waarvan we de waarheid zelf niet kunnen bewijzen. Nee, bekering betekent: vanuit de ziel – en daarmee vanuit de mundus imaginalis – gaan denken, voelen en handelen. Bijvoorbeeld door alles wat er met ons gebeurt te interpreteren in het licht van mythische verhalen.
Al onze dagelijkse gebeurtenissen begrijpen we op die manier niet langer als evenzovele toevalligheden of natuurwetmatigheden; we beschouwen alles wat er met ons gebeurt, als onderdeel van de geestelijke weg die we trachten te gaan. Alles wat aangereikt wordt, interpreteren we in het licht van de mythen als een mogelijkheid tot zuivering van de persoonlijkheid en de ziel, waardoor we meer en meer ontvankelijk worden voor de aanwezigheid van de Heilige.
Zo leren we onze ziel in het leven van alledag ervaren en gaan we op een bewuste manier de dagelijkse gebeurtenissen in verbinding brengen met hemelse patronen en ze daardoor als het ware terugvoeren naar hun oorsprong. Dit is de beoefening van mystieke hermeneutiek: de interpretatie van heilige teksten en gebeurtenissen in ons leven als uitdrukkingen om de strijd om de ziel.
Het volgen van een mystieke of contemplatieve weg begint met een systematische beoefening van deze hermeneutiek. De religieuze betekenis van heilige teksten en van ons dagelijks leven is net zo waar, net zo’n goede exegese of interpretatie van wat er gebeurt, als bijvoorbeeld een sociologische, psychologische of politieke betekenis.
Al die betekenissen zijn evenzovele mogelijke manifestaties van wat die gebeurtenissen aan betekenissen met zich meedragen. Iemand die een religieuze weg wil gaan, zal daarom in alle omstandigheden naar de verticale symbolische betekenissen zoeken die voedsel voor de ziel zijn; de horizontale betekenissen proberen vooral de uiterlijke mens tevreden te stellen.
Alle religieuze tradities leren ons het dagelijkse leven in het licht van zijn symbolische betekenis te beschouwen. Want alles wat op aarde bestaat en alles wat er gebeurt is een weefsel van verticale en horizontale invloeden.
De verticale invloeden zijn hemelse invloeden, hemelse patronen. Het is uiterst belangrijk die te leren herkennen, want dan begrijpen we de concrete, aardse gebeurtenissen als beperkte – en vaak vervormde uitdrukkingen van die patronen. We leren ze te interpreteren in het licht van hun verticale oorsprong, hun begin. Daarnaast moeten we natuurlijk ook de aardse, horizontale invloeden serieus blijven nemen.
Dit doen we niet alleen met alles wat we dagelijks meemaken, maar ook met heilige teksten. Als we een heilige tekst lezen, is het mogelijk om die letterlijk te interpreteren door er bijvoorbeeld een wetenschappelijke analyse op toe te passen, onder andere door hem te situeren in de tijd waarin hij geschreven is.
We kunnen echter ook gaan luisteren welke hemelse patronen er achter de woorden schuilgaan. Als we zo luisteren, ontdekken we nieuwe dingen. We bemerken bijvoorbeeld dat het scheppingsverhaal niet over een ver verleden handelt, maar over een gebeuren dat op elk moment plaatsvindt en daarom op alle verschijnselen van toepassing is; op alles wat herschapen en vernieuwd moet worden.
Als we de tekst zo lezen, worden we steeds ontvankelijker voor de imaginale patronen die achter de heilige tekst schuilgaan. Dat is mystieke hermeneutiek. Dankzij de invloed die de symbolische werkelijkheid van de tekst dan op ons uitoefent, maken we stap voor stap een fundamentele verandering door.
Bron: De wereld van de Ziel van Daniël van Egmond
….”teksten gewaarworden”….?