De Weg van de Hemel, strofe 9 van de Daodejing en een commentaar

Daodejing.009

Beter dan een gevulde vaas
aan beide zijden te dragen,
is het, er in ’t geheel geen te dragen.

Als men (een lemmet), na het gescherpt te hebben,
telkens met de hand voelt (om het te proberen),
zal het niet lang goed kunnen blijven.

Als men zijn zaal vol goud en edelgesteenten heeft,
zal men haar niet kunnen behouden.

Als men, rijk en in aanzien zijnde, trots is,
zal men zelf zijn ongeluk na zich slepen.

Als het werk volbracht is,
en de naam gemaakt,
moet men zich terugtrekken.
Dit is de Weg van de Hemel.

Bron: Mysteriën van Tao en de Daodejing

In de tweede brief aan Timotheüs zegt Paulus: ´Iemand die zichzelf reinigt zal een vat zijn tot eer, geheiligd en bruikbaar voor de Heer.` Wij denken aan de vele symbolische verhalen over de graalbeker, de geopende kelk, gestileerd als een open lelie. En dan horen wij Lao Zi zeggen: Men moet van de gevulde vaas afblijven.

Dit is de sleutel! Het kind Gods bezit een gevulde vaas, de zevenbladige roos of leliekelk, de graalbeker des harten. Het kind Gods is dáárom kind Gods omdat het die heilige beker bezit. Het stelt het gehele Koninkrijk Gods in ons voor; in het oeratoom ligt een universum besloten. Daarin ligt het al.

Uw ik is het kind Gods niet, uw dialectisch bewustzijn heeft daar niets mee te maken. U gaat uit van een microkosmos, waarin het goddelijk wezen, de Andere, besloten ligt. Wilt u niet zeggen: ‘Ik’ – met nadruk op ik – ‘ben het kind van God’. U bent slechts zeer nabij het kind Gods. Het is, evenals u, in dezelfde microkosmos. Die gevulde vaas, die graalbeker is gevuld met het zuivere, levende water. Dit levende water moet u aanraken, moet uw dorst lessen. Als een zwaard moet deze kracht in uw ziel afdalen.

Daarom zegt Paulus dat wanneer u het pad gaat, het pad van zelfontlediging, door de Graalbeker een nieuwe zielenstaat mogelijk wordt, geheiligd en bruikbaar voor de Heer.

Als door middel van de praktische toepassing van de vijfvoudige universele Gnosis de rijkdommen verkregen zijn, dan moet het werk volbracht worden. Dan wordt aan diegenen toegang verleend tot de onmetelijke schatkamers van het universele leven. Dan wordt er gezegd: ‘Gij die de vaten des Heren draagt’.

Dan ontdekken wij dat het Levende Lichaam, dat gevormd wordt door zijn vele leden, in zijn krachtveld dezelfde schatten ontvangt. En wat binnen in ons is, wordt tegelijkertijd buiten ons. Grenzen vallen weg en wij beleven de eenheid van en in het universele. Zo wordt in de nacht het licht uitgedragen om hen die van de nacht zijn te wekken. Zo wordt in de nacht het licht geboren.

Bron: hoofdstuk 9 van De Chinese Gnosis van J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri