De mysterieuze Deugd, strofe 10 van de Daodejing en een commentaar

Daodejing.010

Hij, die het animale aan het spirituele onderwerpt,
kan zijn wil op één ding (d.i. Tao) gericht houden,
zodat hij niet verdeeld is (tussen wereldse dingen).
Hij temt zijn vitale kracht,
tot hij gedwee (en gevoelig) wordt,
en als een pasgeboren kind.

Als hij zijn inwendig gezicht klaar en puur maakt
(vrij van de duisterheden en twijfelingen van het verstand),
zal hij vrij zijn van alle morele gebreken.
Als hij, met liefde voor het volk (als hij een vorst is)  het Rijk regeert,
zal hij Wu Wei kunnen zijn.
Hij zal zijn als de broedende hen,
die in volmaakte rust is,
terwijl de processen van de natuur voortgaan.
Als zijn licht overal doordringt,
zal hij als onwetend kunnen zijn.

Hij brengt de dingen voort en voedt ze.
Hij brengt ze voort zonder ze (als bezit) te hebben.
Hij vermeerdert en vermenigvuldigt  en rekent niet op hun beloning.
Hij regeert hen, en beschouwt zich niet als hun Meester.
Dit is wat men noemt de mysterieuze Deugd.

Bron: Mysteriën van Tao en de Daodejing

Men kan in onze natuur de ontwikkeling van iedere mens tot in details naspeuren en zijn levensbeschrijving vaststellen. Naarmate hun levensprogramma met succes wordt uitgevoerd, zijn de betrokkenen bekend, beroemd, geëerd. Zij worden historische figuren, die in het leven ten voorbeeld worden gesteld aan allen. Met betrekking tot hen is er geen sprake van mysterieuze deugd, doch van een zeer openlijke, duidelijke deugd.

De ontwikkeling van de transfigurist echter is onnaspeurlijk. Men constateert uitkomsten die merkwaardig duidelijk zijn. Maar er is voor de wereld geen duidelijke levensgang. En dat is de signatuur. Zij zijn onwetend. Hun licht dringt evenwel overal door. Mysterieuze bevrijding,  mysterieuze deugd.

De deugd is er, de eigenschappen ervan zijn er, doch de weg is het grote heerlijke wonder. Geen centimeter van die weg kan worden ´gewild´, ´gemystificeerd´, ´beoefend´ of ´beleerd´. Het pad – Tao – moet beginnen met zelfovergave van het dialectische ik aan het Koninkrijk binnenin u. U staat in het gewone leven en hebt daar uw plaats. Dat middelmatige ik van u, dat door velen zo goed gekend wordt, voert u tot de geest in de vallei, en in volle overgave ontledigt u zich voor de Andere die in u wassen moet.

Het blijft mysterieus voor u, ook als u die weg gaat. Want de mysterieuze deugd is: één worden met een andere natuur, met een andere zielenstaat. En wat weet u daarvan? U staat bovenop een berg. Kunt u zeggen hoe de waterstroom zijn weg omlaag zal zoeken en vinden? Hoe hij de zee zal bereiken?

U slaat op de rots en een stroom levend water breekt tevoorschijn en neemt zijn loop. De stroom van de nieuwe zielenstaat gaat nu met u een weg. Dat is mogelijk doordat in het grote zelfoffer van uw animale, biologische ik, een scherf, een vonkje, een straaltje blijkt te zijn van het grote Wezen des Harten, althans, daarmee verbonden blijkt te zijn. En zo is er een sensatie, een ervaren, of het oude ik op een afstand, als belangstellend deelhebber doch geen enkele invloed uitoefenend, de gehele nieuwe wording gadeslaat. Het is of de Andere in u van tijd tot tijd tot u spreekt.

De signatuur van het nieuwe bewustzijn is een geheel ander bewustzijnservaren. Geen ik-bewustzijn, doch collectief bewustzijn. Zo brengt de Andere in u de dingen voort en voedt ze. Doch zou u, in die toestand gekomen, kunnen beweren dat u de bezitter bent?
De Andere in u is de bouwer van het nieuwe zielentehuis en u aanschouwt en ervaart, zonder te bezitten. De Andere in u vermeerdert de deugd en vermenigvuldigt de deugd. De stroom verwijdt zich en wordt dieper. Doch zou u, die het werk niet deed en toch deelhebber bent, rekenen op beloning? Wat voor beloning zou u wensen, zou nog mogelijk zijn?

Er komt vaart in uw wezen, de deugd neemt toe, en het wezen waarin u vroeger als regeerder en meester stond, verheft zich mijlenver boven de vroegere meneer of mevrouw Middelmatigheid. De Andere regeert. `Niet ik, doch de Christus in mij.` Absurd nietwaar, indien ú zich als meester zou beschouwen!

In de gewone natuur regeert het ene ik over het andere ik. Als u het ik laat zwijgen en het pad der wijsheid betreedt, dan ontstaat er een groei, een ontwikkeling die door geen enkel mensenkind te stuiten is, een voortgaan van kracht tot kracht en van heerlijkheid tot heerlijkheid. Het Koninkrijk Gods in u ontsluit zich voor u en dit rijk gaat u regeren. Het zal een regeren zijn zonder dat u het zult bemerken, omdat deze regering aan een geheel ander fundamenteel principe beantwoordt en van een geheel andere aard is. Het wonder dat men de mysterieuze deugd noemt, is de uiteindelijke toestand van volkomen bevrijding, van volkomen rust, van volkomen niet-zijn.

Bron: hoofdstuk 10-3 van De Chinese Gnosis van J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri