De toewijding aan Tao, strofe 24 van de Daodejing en een commentaar

Daodejing.024

Wie op zijn tenen gaat staan kan niet rechtop blijven;
wie de benen ver uitstrekt kan niet lopen.
Wie zelf licht wenst te schijnen is niet verlicht.
Wie zelf de ware man wenst te wezen steekt niet boven de anderen uit.
Wie op zijn werk pocht heeft geen verdienste.
Wie zich hoog stelt is niet superieur.

Zulke manieren van doen, vergeleken bij (de goddelijke principes van) Tao,
zijn als overblijfseltjes van eten, of andere walgelijke dingen, die altijd verafschuwd worden.
Daarom, wie in Tao leven, houden zich er niet mee op.

Bron: Mysteriën van Tao en de Daodejing

In enkele rake trekken schetst Lao Zi hier de natuurgeboren mens in zijn gewone levensgedoe.
De uiterlijke omstandigheden wijzigen in het groot en in het klein, maar de natuurgeborenen blijven onveranderlijk aan hun type, het type van de zelfzucht, gelijk. Zelfhandhavingszucht is een oerdrang, een wezenskenmerk van de natuurgeboren mens. Daarvan kan geen mens zich bevrijden zonder het zelf volkomen prijs te geven.

De diepste en meest gekristalliseerde vorm van zelfzucht is die van de keiharde ik-mens, die alleen het eigen zelf en het eigenbelang ziet, die ieder en alles uitbuit, van de wieg tot het graf. Een hogere vorm van zelfzucht is die waarin de familie begrepen wordt. De bloedsbanden spreken in deze groep een min of meer duidelijke taal. De koestering van activiteiten voor familierelaties zijn in natuurlijke zin zelf-verwerkelijkend en zelfversterkend. Vervolgens breidt de zelfzucht zich uit tot groepszelfzucht en tot die van volk en ras.

Met de ontwikkeling van de zelfzucht in opgaande lijn gaat ook de morele ontwikkeling gepaard, gestimuleerd door religie en humanisme, en gehandhaafd door staatswetten. Talloos zijn de voorbeelden van mensen die de eigen belangen geheel opofferen. Vele daarvan dient u met grote reserve te beschouwen, omdat opofferingsgezindheid altijd verweven is met de een of andere vorm van zelfzucht.

Het kernbeginsel van de zelfzucht is zelfbescherming. De strijd om het bestaan, de angst voor dood en vernietiging, drijft de mensheid tot samengaan. Eerst de eenling, dan familie, stam, volk, ras en  tenslotte de gehele mensheid. Groepen weten, dat als ze hun eigen zelfzuchtcultuur blijven handhaven, de volstrekte vernietiging van de gehele mensheid een feit wordt. In ieder tijdperk wordt deze gehele weg van gedwongen eenwording tot het einde afgelegd.

Onderwijl rekken allen zich uit, op de tenen staand, om zoveel mogelijk prooi en buit te grijpen. Zij strekken de benen uit om zo snel mogelijk hun doeleinden te bereiken. De natuurreligieuzen spreken over niets anders dan over het licht dat gerealiseerd wordt, maar de worstelpartij om zelf de grootste en meeste te zijn of te schijnen gaat verder. De zelfzuchtbedrijven zullen in het groot, als monsterverbonden, de gehele mensheid uitbuiten.
En wie dit gedoe en de komende ontwikkeling in de race naar de afgrond met enige zielenkwaliteit zal gadeslaan, als min of meer objectief schouwende buitenstaander, die zal onpasselijk worden van deze grote misleiding. Deze manier van doen is, vergeleken bij Tao, als resten van voedsel, of andere walgelijke dingen die altijd verafschuwd worden. Daarom, wie in Tao leven, houden zich er niet mee op.

Waar de menselijke zelfzucht ons tenslotte heen voert? Uw zelfzucht, als bron van onheil, wordt ontmaskerd. De moraliteitsoverwegingen in u strijden tegen uw zelfzuchtgedragingen. En u spant zich tot het uiterste in om uzelf onder de duim te houden. Doch het lukt u niet. U bent geen huichelaar – u speelt slechts het spel. Het wapen blijkt te bestaan uit waan.
Met uw geprononceerde individualisme komt u tenslotte in een gemeenschap terecht van een groep mensen die aan de grote fundamentele zelfzucht wil ontstijgen, ten dienste van het ene leven dat van de ziel is.

Zolang het persoonlijke ik of de zelfzucht als bewustzijnsstaat niet geheel en al is opgegaan in wat wij de ziel noemen, kán en zál er geen sprake zijn van een nieuwe levensstaat. De natuurgeboren mens is een naar zijn persoonlijkheid zeer gekristalliseerd wezen. Zijn aard, zijn bewustzijn en zijn organen zijn geheel afgestemd op de levenssfeer waarin hij vertoeft. De ziel kan in die levenssfeer niet vertoeven. De ziel kan de mens ten hoogste roepen en aansporen het koninkrijk van de ziel te zoeken en te naderen. Want het koninkrijk van de zielenvorst is niet van deze wereld.

Deel krijgen aan de goddelijke Liefde betekent: de ziel vrijmaken. U dient ‘om te keren’ op uw levensweg. Uw gehele natuurgeboren persoonlijkheid, dat is dus de zelfzucht, de oorzaak van alle menselijke smart, dient u bewust op te geven en af te wijzen. Het gaat om de toewijding aan Tao. Wilt u de woestijn waarin u strompelt uitgaan, dan is de enige receptuur bewust de zelfovergave toe te passen, om tot in de kleinste details de Ander steeds uitnemender te achten dan uzelf. U dient uw gehele levensgang afhankelijk te stellen van het leven in Tao, van het wezen van Tao. En van stonde af aan Tao, die de onpersoonlijke liefde is, te dienen en gehoorzamen. Alleen wie in Tao leeft komt de zelfzucht te boven.

Als u uzelf onder de wetten van Tao plaatst, dan zult u met uw optreden uw medemensen met die ene wet van de goddelijke liefde toetsen, helpen en voortdrijven. Als die levenshouding absoluut zeker is en fundamenteel, dan wordt de Christus – dat is de ziel waarmee de Zevengeest zich verbonden heeft – in u geopenbaard, als een werkzame kracht. Dan zal de Andere het werk overnemen, u voeren op paden waar de persoonlijkheidsmens niet kan gaan. De Andere in u zal de gehele wezenheid verder leiden, van heerlijkheid tot heerlijkheid.

Bron: hoofdstuk 24 van De Chinese Gnosis van J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri