Dit is een klein, maar bijzonder werk dat in 1615 in Augsburg is uitgegeven met de titel ‘Cabala, Spiegel der Kunst und Natur: in Alchymia’ (Kabbala, spiegel der kunst en natuur: in de alchemie). Het bestaat uit teksten, gedichten en afbeeldingen. In dit artikel zijn alleen de drie gedichten en de vier afbeeldingen opgenomen. Het werk werd in 1654 ook in het Latijn uitgebracht, en wel onder de naam ‘Cabala, Specvlvm Artis et Natvrae, in Alchymia’.
De vertaler, Ruud Muschter heeft het rijmschema weten te behouden. De auteur, Steffan Muschelspacher, staat ook bekend onder de naam ‘Michelspacher’. De bijbehorende afbeeldingen zijn klaarblijkelijk gemaakt door Ralph Custodis, 1590-1664, graveur te Augsburg, waar dit werk ook gedrukt werd.
Inleiding voor de lezer van deze kunst
Wie leest zonder verstand,
Is gelijk de schat aan de wand.
Wie veel met ogen ziet,
En desondanks begrijpt het niet,
Is armer dan een geheel blinde man,
Die niet zien, noch begrijpen kan.
Door de spiegel om te keren,
Zult tot slot gij observeren.
Wat in de spiegel is te lezen,
Zal dwaling noch een dwaalweg wezen,
Doch kaarsrecht, als een liniaal,
Door de cirkel trekkend helemaal.
Zo vindt gij drie in vieren staan,
En via één dus in het centrum gaan,
En uit het centrum naar drie toe gaan,
Door de vier in de cirkel geheel vrij baan.
Zo wordt een spiegel dus een eenheid,
Waardoor een blinde in de arbeid
Kan zien het zwart, wit, rood ook best,
Hetgeen verborgen ligt in mest.
Daaruit het aan den dag moet komen,
En aan de grofheid worden ontnomen,
En wederom gebracht in subtiliteit
Zodat het honderdduizend maal meer bereidt.
Daaraan komt ook geen einde ooit,
Heil hem, die het aldus voltooit.
Dat zij geschonken voor het Nieuwe Jaar,
Absoluut zeker, en ook zeer waar.
Dit is het einde en de kunst is klaar.
Kunst
O, aanvang, bedenk het einde ras,
O, einde, bedenk wat der aanvang inhoud was.
Want het staal en ook des spiegels gloed,
Geef ik slechts wie de kunst minnen doet.
Dit wat men reeds zocht zo lang,
Is voor mij van groot belang.
Kort zeg ik hier wie het bevroedt,
Welke weg en straat hij lopen moet.
Opdat hij naar de juiste ruimte gaat,
Daarom volg spoedig thans mijn raad.
Naar smeden gaat gij, lieve heren,
Daar waar men toestaat uw begeren.
In Mars, die zeer vertoornde man,
Treft gij reeds een kostelijk suiker an.
Want wie in Arte nihil sit,
Welke in Mars zit, arbeidt niet.
Die komt niet tot een eind der tijd,
Dat zult gij vinden in de strijd.
Zijn balsem balsemt elk ding,
En maakt de man het leren gering.
Een punt ook gezwind in de cirkel gaat,
Die in het vierkant en de driehoek staat. 1 1
Treft gij de punt, dat heb ik graag,
En komt ge uit nood, angst en hinderlaag.
Hiermede hebt ge de ganse vaardigheid,
Begrijpt gij het niet, dan is ten spijt
Al hetgeen ik geschreven heb.
Beklaag het u dra, en weg u rep.
Tot slot een uitleg over de oeroude steen
Hiermede besluit ik aldus vrij,
Dat is de basis der hoogste artsenij .
In chemie de kunst erbij,
De saamgestelde bloem is zij.
Hoog gewaardeerd en ook geëerd,
Door God geschapen en gecomponeerd.
Aqua viscosa het eerste wezen,
Wat de wijzen u hebben voorgelezen.
Uit en door kunst van onze natuur,
Geboren wordt de hoogste tinctuur.
Drie beginselen zijn daarin een,
Daarom drievoudig is onze steen.
Mineralisch, animalisch,
Daarenboven vegetarisch.
Dat is lichaam, ziel en geest voorwaar,
Zo stelt de natuur het voor ons daar.
Honingzoet en een sierlijk zout,
Lunarisch, liquidum, dat je voor spekvet houdt.
Solarisch leo viridis groen,
Occultum sulphur is der wijzen goede doen.
Anima des lichaams hoog en duur,
Quinta essentia is ons vuur.
De bloem maakt dat het regenereert,
Geen ander vuur dat dit presteert.
Het vuur der wijzen de kunst formeert,
Zonder dat is het werk niets weerd.
Wanneer gij werkt, zeg ik voorwaar,
Een honderd of ook duizend jaar
Is gans vergeefs, zo zeg ik ulien,
En geen volmaaktheid zult gij zien,
Doch tijd en geld zult ge verliezen,
Dus ijverig ga de studie verkiezen.
Daarnevens moet gij goed verstaan,
Een vuur waarin licht noch kolen gaan.
Neem Spiritus vivificans met kabaal,
Brengt tot leven elk dood metaal.
Dit vuur is bovennatuurlijk best,
In levende kalk en paardenmest.
Dit zal het vuur der wijzen zijn,
Doch denk dan hieraan in uw brein.
Dit kan u helpen uit de knoop,
Doch zoek het niet in paardenhoop.
Het zou zeer schandelijk zijn voor uw roep,
Wanneer gij omging met zulk een troep.
In ieder land lacht men u heen,
Maak u vertrouwd met de oeroude steen.
Dan zult gij hebben wat uw hart begeert,
Zalig is hij, wien het God doneert.
EINDE