BESTEL DE WITTE ZON VAN DE DOOD
Claude van de Berge (1945) publiceerde proza, poëtisch proza en poëzie. Hij neemt in de hedendaagse poëzie een geheel eigen plaats in. Zijn laatste werken zoals Gebed tot de leegte, De grote omhelzing en De vonk bewegen zich in de richting van een mystiek gedragen poëtica en vormen een reactie tegen het blinde zelfbedrog van een technologische vooruitgangswaan. Gedichten van hem werden opgenomen in allerlei tijdschriften in Vlaanderen en Nederland, zoals De gids, Poëziekrant en Het Liegend Konijn. De witte zon van de dood is zijn tweeëntwintigste bundel.
-
- Wat is voor jou poëzie?
- Je bent een absolute verheerlijken van de schoonheid. Dit vormt wel een groot contrast met de huidige tijdsgeest.
- Jij hebt gekozen voor een leven dat volledig in functie staat van je creatieve werk. Is dat voor jou het ultieme leven? En hoe hou je dat uit?
- De witte zon van de dood is je nieuwe bundel. Je besloot namelijk een andere bundel niet uit te geven en door deze te vervangen. Waarom?
- In de witte zon van de dood schets je een nieuwe benadering van de dood. De dood als sublimatie. Wat is jouw houding ten aanzien van de dood?
- In je werk leg je het verband tussen kosmologie en mystiek. Kan je dat uitleggen?
- Je hebt nooit het willen begrepen worden door een breed publiek als maatstaf genomen voor je werk. Waarom niet?
- Je hebt een keer grote fascinatie voor de noordelijke landen: Zweden, Finland, Noorwegen, IJsland en Groenland, waar deal heel veel naar hebt gereisd. Vanwaar die ongelofelijke fascinatie?
- Hoe plaats je je nieuwe werk in je poëtische oeuvre?
BESTEL DE WITTE ZON VAN DE DOOD
- In De witte zon van de dood plaatst Claude van de Berge de vraag van bestaan en niet bestaan binnen de Einsteiniaanse wet van het behoud van energie: energie is eeuwig, de mens is energie, dus is de mens eeuwig. Als energie eeuwig is, bestond ze voor het ontstaan van het universum, voor het ontstaan van de miljarden andere universa. Het raadsel van het bestaande en het niet-bestaande vormt een antropokosmische eenheid, de eenheid die de mysticus Rumi ‘het oneindige van de schoonheid noemde’ en in deze gedichten het centrale thema is. De ritmen wekken de indruk van een sprekende stem, maar tegelijk streeft hij een sacraliserende, liturgische taal na, om ook het hogere, het sublieme, uit te drukken.
Verhalende gedichten wisselen met filosofische, bespiegelende of bezwerende teksten. Een taal die door de melodische spanningsbogen de woorden opent voor het onuitsprekelijke, het mysterie in het mysterie, dat verborgen blijft en onbereikbaar is, tot in het oneindige, maar de kern is van het bestaan… En van het gedicht.