Brieven uit de hel – sublieme vertelling van C.S. Lewis waarin een duivel zijn neefje leert hoe hij mensen verleidt

 

BESTEL BRIEVEN UIT DE HEL

Met ‘The Screwtape Letters’, verschenen in 1942 en opgedragen aan Tolkien, werd C.S. Lewis in een klap een bekende schrijver. Het boek is sindsdien voortdurend herdrukt. Dat geldt ook voor de Nederlandse vertaling ‘Brieven uit de hel’, die sinds 1947 meer dan twintig herdrukken beleefde.

Een ervaren duivel schrijft brieven naar zijn neefje (een duivel in opleiding) om hem de fijne kneepjes te leren hoe je christenen kunt verleiden om hun geloof te verloochenen. Het boek is één tot het eind toe volgehouden parodie, die van de ‘andere’ kant laat zien waar het op aankomt als je Christus wilt volgen.

De subtiele humor in het boek komt tot uiting in onder meer de toon die Schroeflik aanslaat tegen zijn neef Galsem. Die toon is zeer beleefd, maar met een dreigende, soms boosaardige ondertoon. De brieven bevatten tips hoe een duivel gelovigen kan doen struikelen, en doen terugkeren naar de wereld van tegenstellingen, het terrein van Satan. Lewis kent de zwakheden van de mens uit ervaring en is mede daardoor in staat waardevolle lessen, waarschuwingen en bemoedigingen over te dragen in zijn literaire werken. Hieronder volgt het begin van ‘Brieven uit de hel, een duivel onderwijst zijn neefje hoe hij christenen verleidt’.

1

Beste Galsem,

Ik zie wat je mij schrijft over de begeleiding van je patiënt bij wat hij leest, en je zorgt er dus voor dat hij veel met zijn materialistische vriend omgaat. Maar is dit nu niet een tikkeltje naïef? Jij lijkt wel te denken dat hij met argumentatie uit de klauwen van de Vijand is te houden. Zo zou het misschien hebben gewerkt als hij een paar eeuwen eerder had geleefd: de mensen wisten in die tijd nog aardig goed wanneer iets wel of niet bewezen was, en als het bewezen was, dan geloofden ze het ook. Ze legden nog verband tussen denken en doen en waren bereid hun manier van leven te veranderen op grond van een redenering. Maar met behulp van de periodieke pers en dergelijke strijdmiddelen hebben wij die toestand grotendeels veranderd.

Jij hebt nu met iemand te maken die van kindsbeen af gewend is zijn hoofd te vullen met wel tien onverenigbare opvattingen tegelijk. Een stelling of een theorie ziet hij niet in de eerste plaats als ‘juist’ of ‘onjuist’, maar als ‘academisch’ of ‘praktisch’, ‘verouderd’ of ‘eigentijds’, ‘conformistisch’ of ‘grensverleggend’. Niet argumentatie maar jargon is jouw beste bondgenoot, als je hem uit de kerk wilt houden. Verknoei geen tijd en probeer hem niet langer te laten denken dat materialisme de waarheid is! Laat hem denken dat materialisme vitaal is, of grimmig, of dapper – dat het de filosofie van de toekomst is. Dat soort dingen vindt hij van belang.

Het probleem met argumentatie is dat het hele strijdtoneel daarmee naar vijandelijk terrein verschuift. Argumenten heeft de Vijand ook – terwijl Hij in de waarlijk praktische propagandamathoden die ik in gedachten heb al eeuwen veruit de mindere is gebleken van Onze Vader in de Diepte. Door de patiënt met argumenten te bestoken maak je de rede bij hem wakker; en is de rede eenmaal wakker, dan zijn de gevolgen onvoorspelbaar. Zelfs wanneer een bepaalde gedachtengang uiteindelijk in ons voordeel te draaien is, zal blijken dat de patiënt is gesterkt in een fatale gewoonte om over universele vragen na te denken en om zijn aandacht los te maken van de stroom van onmiddellijke indrukken. Wat jou te doen staat is zijn aandacht op die stroom te vestigen. Zorg dat hij die ‘het volle leven’ gaat noemen, en dat hij zich niet afvraagt wat hij met ‘vol’ bedoelt.

Bedenk dat hij niet zoals jij een zuiver geestelijk wezen is. Doordat jij nooit een mens bent geweest (de Vijand heeft op dit punt een ontzaglijke voorsprong!) besef jij niet hoezeer ze geknecht zijn door de druk van het gewone. Ik heb eens een patiënt gehad, een degelijke atheïst, die vaak ging studeren in het British Museum. Op een dag zag ik, terwijl hij daar zat te lezen, een gedachtengang bij hem de verkeerde kant op gaan. De Vijand was natuurlijk meteen present. Voordat ik goed wist wat er gebeurde zag ik twintig jaar werk door mijn vingers beginnen te glippen. Als ik toen mijn kop verloren had en een poging tot rationele verdediging had gedaan, zou dat mijn ondergang zijn geweest. Maar zo dom was ik niet.

Ik deed ogenblikkelijk een aanval in het gebied dat ik bij deze man het best onder controle had: ik gaf aan dat het ongeveer tijd voor de lunch was. Waarschijnlijk (je weet toch dat het nooit precies te horen is wat Hij tegen ze zegt?) heeft de Vijand daartegen ingebracht dat er nu iets belangrijkers aan de orde was dan lunchen. Ik denk tenminste dat Hij het over die boeg gooide, want ik zei: ‘Jazeker, veel belangrijker, en eigenlijk veel te belangrijk voor het laatste stukje van de ochtend’, en toen veerde de patiënt daar duidelijk van op; tegen de tijd dat ik voortging met ‘Houd het liever voor na de lunch, als je er fris tegenaan kijkt’, was hij al bijna bij de deur. Toen hij buiten stond was de slag gewonnen.

Ik wees hem op een jongen die de middagkrant liep te verkopen, en op een langsrijdende bus 73, en hij stond nog niet op straat of ik had hem al tot de onwrikbare overtuiging gebracht dat een mens in eenzaamheid tussen de boeken wel allerlei rare ideeën in zijn hoofd kan halen maar dat een gezonde portie van ‘het volle leven’ (waar hij dan de bus en die krantenjongen mee bedoelt) genoeg was om hem te laten zien dat ‘dat soort dingen’ gewoon niet waar kan zijn. Hij begreep wel dat hij bijna overstag was gegaan, en sprak in later jaren graag over ‘non-verbale realiteitsintuïtities als ultieme waarborg tegen losgeslagen logica’. Hij is nu veilig in het huis van Onze Vader.

Begin je het een beetje te snappen? Dankzij ontwikkelingen die wij eeuwen geleden in gang hebben gezet is het voor hen vrijwel onmogelijk in iets onbekends te geloven zolang zij iets bekends voor ogen hebben. Blijf bij hem hameren op de gewoonheid der dingen. En gebruik vooral geen wetenschap (ik bedoel de echte wetenschappen) als verdediging tegen het christelijk geloof. Dat is voor hem een rechtstreekse stimulans om na te denken over niet-tastbare en niet-zichtbare werkelijkheid. Er zijn onder de moderne natuurwetenschappers tragische gevallen aan te wijzen.

Als hij beslist iets wetenschappelijks wil, laat het dan economie of sociologie zijn; laat hem niet loskomen van dat onbetaalbare ‘volle leven’. Maar bezorg hem liever, in plaats van alle wetenschap, een groots denkbeeld dat hij alles al weet en dat alles wat hij toevallig gehoord of gelezen heeft ‘uit recent onderzoek gebleken’ is. Bedenk steeds dat jij er bent voor het zand in zijn ogen. Wie een jonge duivel als jou hoort praten zou soms denken dat wij hun onderwijzers zijn!

Je toegenegen oom Schroeflik

BESTEL BRIEVEN UIT DE HEL

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN C.S. LEWIS