De datum 25 december werd in de oudheid vooral gevierd als de geboortedag van de Perzische god Mithras. Pas in de vierde eeuw werd 25 december herdacht als de dag van de geboorte van Jezus. De Mithrasmysteriën uit de oudheid hebben gezorgd voor een vruchtbare bodem waarop het jonge christendom tot ontwikkeling kon komen.
Het heeft maar een haar gescheeld of wij waren in Europa in plaats van christenen mithrasisten geworden! Er is een grote concurrentiestrijd geweest tussen het christendom en het mithraïsme.
Deze Perzische mysteriegodsdienst werd over de Perzische grenzen meegenomen door vele Perzische legers die op verovering uitgingen. Het mithraïsme werd toen zelfs tot in de Donaulanden, en tot in Engeland en Klein-Azië gebracht.
Juist in een tijd waarin de moraal van de mensheid niet op zo’n hoog niveau stond, voelde men zich aangetrokken tot een leer die strenge eisen stelde aan elk lid.
Het was een godsdienst die uitsluitend voor mannen bestemd was, zodat haar vele aspecten diepgaand besproken konden worden aan het kampvuur. Juist deze voorwaarde schijnt de grootste oorzaak geweest te zijn van de ondergang van het mithraïsme.
Volgens onze mening zijn er echter andere oorzaken te vinden. Oorzaken die liggen in het kosmische vlak. Bij de doorbraak van het christendom had het Pisces-tijdperk (Vissen) zich ingezet, een tijdperk waardoor de Ariës-era (Ram), waarin het Lam Gods geboren werd, afgesloten zou worden.
Mithras, zo zegt de overlevering, kwam op aarde om de heilige stier te doden, daarna steeg hij in zijn zonnewagen op tot de zon. Zo ligt eigenlijk het einde van deze godsdienst, in zijn toenmalige vorm, reeds besloten in de overlevering, want Mithras de baanbreker, de vuurgod zou het tijdperk van Taurus (Stier) moeten afsluiten. Hij verbond echter de Aries-era met de Pisces-era.
De oosterse wijzen menen dat elk tijdperk een bepaalde godsdienstvorm nodig heeft om de mensheid te bereiken, doch daarom blijft de oerleer dezelfde. Er is dus steeds een wisseling van godsdienstige gewaden, die aangepast worden aan de in het betreffende tijdperk levende mensheid. Mithras droeg ook de christelijke leer in zijn gewaad mee, een leer die voortgedragen werd vanuit de oudste tijden van de wereld.
De Mithra-diensten werden gehouden in grotten of crypten, zoals er heden enkele te bezichtigen zijn in Rome. En de serieuze zoeker zal kunnen constateren, dat die oude, verbrokkelde en halfdonkere ruimten onder roomse kerken, niet ingeboet hebben aan kracht gedurende de honderden jaren dat zij toegesloten waren.
Integendeel, een zuivere, ingetogen en vooral majestueuze macht gaat uit van de geschonden mithrasvoorstellingen. Een onpersoonlijke, maar krachtige uitstraling, die de tempeltjes vullen, komt de bezoeker tegemoet. Dat betekent dat de mithrasgodsdienst zeker de magische werking heeft bezeten om zijn volgelingen tot een ascese of innerlijke toewijding te bezielen.
Wanneer echter de bezieler van de leer sterft, of voor de ogen van de mensheid verdwijnt, wanneer zijn aanraking niet meer direct ondervonden wordt, is de leer gedoemd uit te sterven.
Toen dan ook in Israël de leer van Jezus Christus geboren werd, met tevens de blijmare dat deze god-mens op aarde gestalte had aangenomen, werd Mithras langzaam maar zeker naar de achtergrond gedreven. Dat was niet betreurenswaardig, maar noodzakelijk.
Mithras had zijn taak vervuld: hij had het leven weer op aarde gebracht door de stier te doden. Er was een opening gestoten in de dogmatische vormaanbidding van de mensheid. Zij leerde nu een zonnegod kennen, een zoon van de zon, die op aarde kwam om leven te brengen.
De Mithras-godsdienst kende reeds het heilige rituaal van het tot zich nemen van de plechtige maaltijd. Bovendien kende zij de zeven stappen tot inwijding door de mithraïstische zeven inwijdingsritualen.
Kortom, de mensheid hield het oog gericht op een god die zou bemiddelen tussen de wereld en de Vader. De christelijke boodschap viel, direct aansluitend op deze golf van mithaïsme, in vruchtbare aarde.
Want heel de mensheid, ook de vrouwelijke helft, hunkerde naar een bewijs van de zonnegod, die op aarde kwam om de wereld te bevrijden van de veelheid van de godsdienstige opvattingen en vooral van de decadentie van de vermenging tussen religie en materialisme. Daarom werd door de Bestuurders van het Universum een nieuw kleed geweven voor de oude wijsheid.
En opnieuw daalde deze oer-wijsheid in en begon zijn loop door de wereldsfeer. Een nieuwe schakel werd gehecht aan de keten van godsdienstuitdrukkingen. Nog steeds is de mensheid bezig om naar de kern van het christendom te zoeken. Dat heeft de stuw gegeven tot het tot aanzicht komen van velerlei vormen van christendom.
Het is met de christelijke overleveringen als met de mithraïstische overleveringen: wanneer Mithras de stier gedood heeft, stijgt hij op tot de zonnegod en verdwijnt hij uit het oog van de wereld. Als Jezus zijn leer gebracht heeft, kruisigt de wereld hem en stijgt zijn ziel (zijn Christus) op tot de Vader.
Wij staan nu in het tijdperk van de Jezus-kruisiging en reeds heeft het klaroen voor het weven van het nieuwe gewaad geklonken. Nu zal de mens zelf aangegrepen worden. Vanuit het hart van het universum waren er in de loop der tijden velerlei voorbeelden, hulpmiddelen, symbolen in de wereld gebracht. Die tijd is afgesloten. De mens zal het nu zelf moeten doen, door middel van zichzelf. Dat is ook de taal die Jezus Christus bracht en die zo kenmerkend is voor de tijd die komen gaat.
Reeds wringt het individu, en vele groepen, zich in allerlei bochten om de dwingend ehand van de tijd te volgen, echter slechts de gereedgekomen zullen nu kunnen beantwoorden aan de roep van vele eeuwen.
Mithras was een schakel in de keten van bemiddelingen tussen de Schepper en zijn schepselen. Jezus was de laatste in die keten. Nu zal de mens zichzelf als schakel daarin moeten bevestigen, omdat de laatste schakel, die de keten tot cirkel sluit, de schaken van de mensheid zal zijn.
In Rome, onder een roomse kerk, zoekt men naarstig verder naar de overblijfselen van Mithras, doch Mithras zal pas waarlijk opnieuw gevonden zijn wanneer u en ik zonen van de Zon kunnen worden genoemd!
Bron: Tijdschrift Ecclesia Pistis Sophia 1965, nummer 6