Hij, die zijn mannelijke kracht kent, en toch vrouwelijke zachtheid behoudt,
is de vallei van het rijk.
Als hij de vallei is van het rijk,
zal de altijddurende deugd hem niet verlaten,
en hij zal terugkeren tot de simpele staat van een kind.
Hij die zijn licht kent, en toch in de schaduw blijft,
is het voorbeeld voor het rijk.
Is hij het voorbeeld van het rijk,
dan zal de altijddurende deugd in hem niet falen,
en hij keert terug tot het eindeloze.
Hij, die zijn glorie weet en blijft in de schande,
is de vallei van het rijk.
Als hij de vallei is van het rijk,
zal de altijddurende deugd in hem haar volmaaktheid bereiken,
en hij zal tot de oorspronkelijke, simpele staat terugkeren.
Toen de oorspronkelijke, simpele staat zich verspreidde, zijn de dingen gevormd.
De Wijze, als hij (dit alles) gebruikt, zal het hoofd der mandarijnen zijn.
Hij regeert met grandeur, en kwetst niemand.
Bron: Mysteriën van Tao en de Daodejing
De mens is een zelfscheppende entiteit en zijn opdracht is zelfverwerkelijking. Als er in de Bijbel wordt gezegd dat de mens naar Gods beeld geschapen is en naar zijn gelijkenis, dan denken we daarbij niet aan de natuurgeboren persoonlijkheid. De werkelijke mens van Gods geslacht is de microkosmos of monade. Zij beschikt over een machtig vermogen met behulp waarvan het goddelijk plan moet worden verwerkelijkt.
Het goddelijk wezen ligt tweevoudig in de monade verzonken. De microkosmos is toegerust met twee grote vermogens en krachten: het goddelijk alvermogen (de mannelijke kracht) en de goddelijke liefde (de vrouwelijke zachtmoedigheid). Deze twee stromen moeten in harmonie tot openbaring gebracht worden in de persoonlijkheid, die het werktuig is in de microkosmos. Zonder de monadische wezensaard van de liefde zou de vermogensstaat onmogelijk tot ontwikkeling kunnen komen.
De persoonlijkheid is dus een instrument waarmee het wezen, het doel en de opdracht van de microkosmos wordt benaderd, gekend en gerealiseerd. Zij is echter geen dood instrument, maar een levend wezen dat zich bewust en vol van weten aan de microkosmos moet toevertrouwen om haar te dienen en de twee monadische stromen te ontvangen. Ze is daartoe van den beginne geroepen.
De persoonlijkheidsmens treedt in de wereld naar voren als man of vrouw. Vanaf den beginne heeft de mens begrepen dat er sprake moest zijn van volstrekte samenwerking tussen beide mensheidsgeslachten. U zult op een geheel andere wijze de verschijningsvormen moeten leren verstaan. Van een werkelijk zeer hoog afgestemde samenwerking tussen beide geslachten was feitelijk nimmer sprake, omdat men de ware aard van een dergelijke samenwerking niet verstond.
In de bedding van de liefde Gods wordt de kracht Gods openbaar gemaakt. In de gnostieke magie is samenwerking tussen man en vrouw op voet van volkomen gelijkheid altijd een vanzelfsprekendheid geweest, zelfs een onafwijsbare eis. Want er kan niets goeds, niets bevrijdends tot stand komen als deze samenwerking niet foutloos functioneert.
De twee stromen zijn volkomen aan elkaar gelijk wat waarde en betekenis betreft. Ze staan ten opzichte van elkaar als positief en negatief, doch ze zijn bij de menselijke monaden verschillend van polarisatie. Bij de ene groep is de ene monadische stroom positief gepolariseerd, bij de andere groep is de andere monadische stroom positief gepolariseerd. We spreken van ´omgekeerd evenredige polarisatie´. Beide groepen zijn dus volkomen gelijk en toch scherp van elkaar te onderscheiden.
De `Vallei van het rijk` is een oud-Chinese aanduiding voor een waarachtige Alchemische werkplaats en heeft betrekking op de opneming in en het deelgenootschap aan de Broederschap des Levens. Tot deze gemeenschap nu wordt ieder geroepen die op de juiste wijze de twee monadische stromen tot samenwerking voert. Als deze twee krachten zich in de natuurgeboren mens harmonisch openbaren, veroorzaken zij een totale verandering in de levensstaat van de betrokken mens. Hij zal volkomen vrede vinden in het eigen zelf, de vrede die de eigen natuurgeboren staat te boven gaat. De transfiguratie zal een aanvang nemen, een nieuwe toestand-van-zijn waarin diegenen binnen treden die gaan leven en werken uit de twee monadische stromen. Deze tweevoudige ´rozenkracht´ wordt in de Taoïstische wijsbegeerte ´de altijddurende deugd´ genoemd.
Wie deze weg van heiliging en genezing gegaan is, komt de ´Vallei van het rijk´ binnen, het werkelijke leven in God. De signatuur van de mens die de tweevoudige rozenkracht in zich werkzaam heeft gemaakt is: Hij die zijn licht kent. En daardoor, in het licht van het andere rijk, het werkveld der schaduwen zal doorgronden. Hij treedt het kindschap Gods binnen en wordt een waardevol werker van het Lichtrijk.
Het eerste dat de werker Gods nu onderneemt, krachtens de liefde Gods waarmee hij één geworden is, zal zijn het herstel en de uitredding van al het verdoolde en verzonkene. Wie erin slaagt de twee monadische stromen harmonisch in de persoonlijkheid tot uitdrukking te brengen, zal van binnenuit gedreven worden en niets anders kúnnen dan zijn medemensen – die zich nog in onkunde en verwarring op de bodem van de put van de natuur des doods bevinden -, met inzet van heel zijn leven te dienen, helpen en tot voorbeeld zijn.
Zij die nog in driedimensionale boeien opgesloten zijn, onderscheiden scherp van elkaar een ´boven´ en een ´beneden´. Doch voor een mens die zijn of haar licht kent, is het ´boven´ aan het ´beneden´ gelijk. De offergang is een vreugdegang, de open poort tot het eindeloze. De mens die geheel en al in de natuur des doods gevangen is, ervaart zijn offergang als een felle smart die hij zoveel mogelijk tracht te voorkomen.
Daarom moeten allen die de Universele Gnosis naderen niet slechts hun levenshouding wijzigen, doch vooral ook hun levensvisie. In de oorspronkelijke nadirstaat van de mensheid, werden alle dingen, alle waarden, alle stoffelijke vormen die voor het leven in de oefenschool der mensheid noodzakelijk waren, tot aanzijn gevoerd. Al deze waarden, dingen en kracht van het oorspronkelijke begin zijn nog steeds aanwezig. De Wijze nu, de bevrijde mens, zal al deze dingen herkennen, terugvinden en vol vreugde en dankbaarheid aanvaarden, gebruiken en toepassen.
Bron: hoofdstuk 28 van De Chinese Gnosis van J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri