De verwoestingen welke de dertigjarige oorlog (1618-1648) in Duitsland aanrichtte , brachten het land zo ver achteruit dat het naar het oordeel van bevoegde historici eeuwen geduurd heeft, voor deze geheel te boven gekomen waren. Ook op geestelijk gebied geven de oorlogsjaren een algemene leegte te aanschouwen, waaruit slechs enkele persoonlijkheden hier en daar naar voren treden. Erkend moet worden dat hier – afgezien van de blijvende schade die de voortzetting van de confessionele tegenstellingen met zich heeft gebracht – de opbouw sneller in zijn werk ging. Dat is vooral de verdienste van een enkel man, Gottfried Wilhelm Leibniz (1646 – 1716). Als een stralende komeet steekt zijn verschijnen zich tegen de geestelijke armzaligheid van die oorlogstijd af. Hij is de eigenlijke grondvester van de nieuwere Duitse filosofie, die later een zo hoge vlucht zou nemen. Zijn veelzijdigheid en zijn uitzonderlijke prestaties op bijna alle gebieden van de wetenschap zijn in de Duitse geestelijke geschiedenis zonder weerga. Lees verder