De natuurwetenschappelijke geschriften van Goethe (fakkeldrager van het Rozenkruis 11) bestaan uit twee hoofdafdelingen: de werken over ‘Bildung und Umbildung organischer Naturen’ (Metamorfose) en ‘Farbenlehre’ (kleurenleer). Daarnaast een aantal kleinere afdelingen over natuurwetenschap in het algemeen en over mineralogie, geologie en meteorologie.
We moeten bedenken dat Goethe, in tegenstelling tot vakgeleerden van zijn tijd en ook van onze tijd, de natuur als een geheel beschouwde. Hij plaatste de mens niet als toeschouwer buiten de natuur. Hij zag het menselijk bewustzijn als dat deel van het Lees verder