Tegen de steile hellingen van de heuvel klom de stad Camelot, het ene gekleurde dak boven het andere, aan alle zijden omhoog. Om de voet van de heuvel legde de rivier zijn glinsterende, zilveren lus, en hoog in het hart van de stad rees het paleis van koning Arthur op. In de grote zaal van Arthurs paleis stond de ronde tafel, waar honderdvijftig ridders konden aanzitten, elk met zijn naam in het zuiverste goud op de hoge rug van zijn zetel geschreven. Zij waren de ridders van de tafelronde. De tafelronde was gevormd toen Arthur nog jong was en nieuw in zijn koningschap, om in het hele land recht en goedheid en ridderlijkheid te verbreiden en rechtvaardigheid te handhaven tegenover macht.
Waar de ridders op andere tijden ook mochten zijn – want ieder had zijn eigen leven te leiden en eigen ridderdaden te volvoeren – het was altijd hun gewoonte op de Lees verder