Negen citaten uit symbolen van de ziel, uit deel 2 van het boek ‘Mysteriën en symbolen van de ziel

Citaat uit essay 1: De ziel als midden (p. 161)

De geestelijke zon kun je je voorstellen als een bol waarvan het middelpunt overal en de omtrek nergens is, dus moeilijk te bevatten met je gewone verstand. De geestelijke zon is overal. Ook in jezelf, en deze heeft een brandpunt dat ook ruimtelijk is aan te duiden: je hart, het middelpunt van het menselijke stelsel dat jij nu bewoont, de microkosmos die een afspiegeling is van de macrokosmos.

Citaat uit essay 2: De ziel als boom (p. 174)

De levensboom is een blauwdruk voor het goddelijke scheppingsplan en geeft weer hoe het goddelijke licht zich stap voor stap manifesteert op alle niveaus, als een bliksemschicht of een
vlammend zwaard. Wie die blauwdruk begrijpt, ervaart en er bewust deel van uitmaakt, wordt herschapen tot een nieuwe mens.

Citaat uit essay 3: De ziel als vlam (p. 180)

In de Zohar, het belangrijkste boek van de kabbalah, wordt de menselijke ziel vergeleken met een kaarsvlam. De pit staat dan voor het stoffelijke lichaam. Het donkere licht om de pit is vergelijkbaar met de persoonlijkheidsziel. Het witte licht daarop is een symbool voor de ziel en het licht daarboven, dat niet geheel zichtbaar is, verwijst naar de geestziel. Dit beeld van de menselijke ziel brengt niet alleen tot uitdrukking dat de ziel meervoudig is, maar
ook dat zij wordt gekenmerkt door voortdurende dynamiek.

Citaat uit essay 4: De ziel als reiziger (p. 193)

In een mens kan er een moment komen dat er geen groot verlangen (meer) is naar uiterlijke reizen, maar dat de belangstelling voornamelijk uitgaat naar de innerlijke reis, naar het ontdekken en ervaren van nieuwe landstreken in het domein van de ziel. Grote denkers schreven en spraken over die innerlijke reis.

Citaat essay 5: De ziel als burcht (p. 207)

Onze ziel is te beschouwen als een burcht, helemaal gemaakt uit slechts één diamant of uit een heel helder kristal. Het omvat veel vertrekken, net zoals er veel woningen zijn in de hemel. Hoe
ons dan de verblijfplaats voorstellen, waar zo’n machtig, wijs en zuiver koning die alle goed in Zich bezit, zijn genoegen vindt ? Ik zie niets waarmee de grote schoonheid en de ruime ontvankelijkheid van de ziel zich laat vergelijken. Werkelijk, ons verstand, hoe scherp ook, kan daar nauwelijks bij, evenmin als het in staat is God te kennen.

Citaat essay 6: De ziel als schepper (p. 217)

Over de mens staat geschreven dat hij geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis. God is de schepper, dus ook de mens is een schepper. Hij is geroepen om mee te werken aan de uitvoering van het goddelijke scheppingsplan. Dat werkelijke scheppen is echter pas mogelijk wanneer persoonlijkheidsziel, ziel en geestziel een dynamische drie-eenheid vormen.

Citaat essay 7: De ziel als zevenvoud (p. 237)

Nu is de mensheid rijp om de ziel tot aanzijn te roepen en op basis van zielegroei vanuit de geestvonk de geestziel te belevendigen. Jan van Rijckenborgh (1896-1968), één van de stichters van de School van het rozenkruis in Haarlem in Nederland, voorzag dat en ontvouwde zijn visie hierop in zijn boek ‘Het christelijke inwijdingsmysterie – Dei gloria intacta’, dat in 1946 verscheen. Daarin beschrijft hij de drie zevenkringen die de mens kan doorlopen om te worden wedergeboren naar de persoonlijkheidsziel, de ziel en de geestziel.

Citaat essay 8: De ziel als spiegel (p. 252)

De mens wordt een microkosmos of kleine wereld genoemd omdat het heelal zich in hem weerspiegelt. Verschijnselen van weerspiegeling vinden plaats in alle dimensies en op alle niveaus van het universum. De maan weerspiegelt het licht van de zon. De ogen van een mens weerspiegelen zijn of haar psychische en fysieke gesteldheid. De wijze waarop we de wereld ervaren is een weerspiegeling van ons innerlijk. We zien de wereld niet zoals deze is, maar zoals
wij zijn.

Citaat essay 9: De ziel als wereldwerker (p. 268)

Wilde ganzen trekken in de herfst gezamenlijk naar warmere gebieden om daar te overwinteren. Zo beweegt een spirituele groep zich in de richting van de wereld van de ziel. Zij werken aan zichzelf terwijl zij bezield blijven door uitwisselingen in de groep. Ganzen vliegen in een v-formatie omdat elke gans die zijn vleugels uitslaat daarmee een opwaartse kracht creëert voor de vogels die volgen. Door te vliegen in een v-formatie gebruikt de groep slechts 72 procent van de energie die nodig zou zijn wanneer de ganzen alleen zouden vliegen. Op analoge wijze bereiken mensen die vanuit groepseenheid gezamenlijk in een bepaalde richting gaan hun doel eerder en gemakkelijker omdat zij gebruik kunnen maken van de stuwende kracht van elkaar.