U draagt allen een slang in uw wezen. Die slang kronkelt zich om uw levensboom. En de kop van dat gedierte is zeer duidelijk te schouwen met gewoon stoffelijke ogen. Die slang wordt in de Heilige Taal gesymboliseerd als “de koperen slang”.
Die slang is uw zielewezen, uw bewustzijnsradiatie, uw zielepotentieel, dat uw hele slangenvuurstelsel, dit is uw hoofd-ruggengraatstelsel, vult. Dat is de koperen slang! En het is die slang welke, met dodelijk venijn in haar kop, over de aarde kronkelt.
Waarom spreekt men van koperen slang? In de eerste plaats moet u vatten, dat men het Hebreeuwse woord ‘koper’ ook vertalen kan als slang. Vervolgens moet u verstaan dat ‘koper’ en dus de slang, een vrouwelijk beginsel is. Denk maar aan het Venusmetaal ‘koper’. In de ziel, in het slangenvuurpotentieel, rust namelijk het voortbrengende beginsel, dit is het vrouwelijke beginsel.
Doch in hetzelfde stelsel berust ook het scheppende beginsel, dit is het mannelijke ziele-aanzicht. In ieder zielestelsel, in ieder slangenvuurstelsel, ontdekken wij dus twee aanzichten, de koperen slang en de dusgenaamde vurige slang, respectievelijk de vrouwelijke en de mannelijke beginselen in ons.
Men mag het dus symbolisch zo stellen, dat er twee slangen in de menselijke levensboom wonen. Bij de ene mens is het mannelijke beginsel positief en het vrouwelijke beginsel negatief, bij de andere is dat omgekeerd evenredig.
Wanneer we dus een Mercuriusstaf zien met zijn twee slangen, een witte en een zwarte, dan is dit symbool een aanduiding van een algemeen dialectische, biologische toestand, namelijk de levensboom met zijn twee ziele-aspecten. Wanneer we prenten zien van Egyptische priesters met hun tweevoudige slangentooi, dan is zo’n tooi dus een uiterlijke illustratie van hun innerlijke zieletoestand en die van al hun medemensen.
De twee zielebeginselen in ons, die u ook mag aanduiden als Adam en Eva (Adam als de vurige slang en Eva als de koperen slang), zijn voortdurend met elkaar in strijd. Die twee beginselen in ons zijn bij voortduring met elkaar aan het overwegen en aan het besluiten.
U bezit allen het vermogen tot innerlijke overweging. De twee slangen kronkelen zich door elkaar om de levensboom. Het ene moment spreekt het mannelijke beginsel tot het vrouwelijke, het volgende moment zijn de rollen omgekeerd.
De twee slangen in ons vallen elkaar aan, zij beschuldigen elkaar. De vurige slang wil realisatie, de koperen slang bezit. De scheppings- en voortbrengingsdriften zijn bij voortduring met elkaar in strijd. En toch is er maar één belang: de instandhouding, de zelfhandhaving, de bestaansnood.
Zo kronkelt het sissende slangenlijf zich over en door de drek van deze natuur. En God zij hen genadig wie hen te na komt. U kent allen die zieleoverweging van de ineigen slangen. het ene moment sluipt zij het hartheiligdom binnen tot overweging van uw belangen, het volgende moment is het ‘t hoofdheiligdom, waarin de slangen hun offers plengen.
En het gif wat in deze heiligdommen wordt geprepareerd is list, is tactiek, is raffinement, met behulp waarvan de oogmerken worden nagejaagd. En het orgaan waarmee het gif wordt uitgespoten is het strottenhoofd. Er zijn allerlei soorten van gif en er zijn allerlei methoden om het gif te voeren tot de plaatsen waar u het graag hebben wilt.
Er is een eonenlang gecultiveerde wetenschap, die er op uit is de werkzaamheid van de twee zieleslangen te perfectioneren. Wij noemen die wetenschap natuuroccultisme. En de mens die in deze wetenschap excelleert, kwam er in verdwenen beschavingen wel toe, om een metalen slangensymbool op het hoofd te dragen, ten bewijze van het feit, hoever hij het in de persoonlijkheidscultuur wel had gebracht.
In menige scheppingsgeschiedenis wordt ons de geboorte van deze gecompliceerde menselijke ziel beschreven. Deze geboorte heeft altijd twee fasen gehad. Ten eerste de geboorte van de vurige slang Adam en ten tweede de geboorte van de koperen slang Eva.
De vurige slang is de Adamas, dit is de denker, die de suggesties van de geest opvangt: de koperen slang is de Hevah, dit is de moeder van de levenden, dit is het beginsel dat de suggesties tot realiteit voert, de voortbrengster. Adam en Eva zijn dus zielebeginselen in ons.
En zodra nu de ziel misbruik maakt van haar geweldige vermogen, dan slaat zij los van de geest, dan wordt zij verbroken van het albewustzijn, en dan gaat zij het wezen, het tehuis van de dood binnen. Dan zijn de twee primaire zielevermogens bij voortduring in onwetendheid, en dus in duisternis, en dus in twist. En dan moet het gehele stelsel, dat door de ziel wordt beheerd, degenereren en kristalliseren.
En dan blijft er geen schijn of schaduw meer over van de vroegere zieleglorie. Dan moet de zondige ziel sterven, bij voortduring in stervensnood leven, geketend aan een wiel, dat haar door de sferen van de dialectiek heen sleurt.
En de gevallen ziel die haar toestand inziet kan zich afvragen, mogelijk nadat zij vele, zo niet álle pogingen heeft gedaan om zich te verheffen: “Hoe kan de gevallen ziel gered worden?” Op déze vraag nu, op deze fundamentele vraag, gaat de Gnosis in. Op deze vraag geeft de Gnosis een antwoord.
En nu gaat het er om of de gevallen ziel dit antwoord van de Gnosis kan verstaan …. nóg kan verstaan. Dat is de grote psychologische toets voor u en mij. Kan onze ziel de taal van de Gnosis verstaan of niet? De Gnosis spreekt tot de kandidaat op dat psychologisch moment: “Wordt dan wijs gelijk de slangen!”
En dan moet worden afgewacht, of er reactie komen gaat of niet. Wordt dan wijs gelijk de slangen! Wat zijn dat dan voor slangen? Is dat geen heenwijzing naar de twee zielebeginselen in ons? Volstrekt niet. Hier wordt gedoeld op de radiaties van de Gnosis zelf. Op de gouden slang van de goddelijke geest …. en geen enkele waarachtige priester zal het wagen om deze slangen in een of ander metaal na te bootsen en zich daar pronkerig mee te tooien.
Deze geestradiatie, deze vurige slangen van de geest komen ook in twee gedaanten voor. In de eerste gedaante wekken zij de nieuwe Adamas, en in de tweede gedaante de nieuwe Hevah, de twee aanzichten van de nieuwe ziel “die voor God staat”.
Deze twee aanrakingen worden wel voorgesteld als de Serafijnen en de Cherubijnen; als de gouden slang en de griffioen, het gevleugelde mysteriedier. De griffioen is in de oude Perzische mythe het mysteriedier dat de gouden berg bewaakt. Als de leerling de roep van de gnosis nog kan verstaan, dan wendt hij zich tot de gouden berg van de geest, vanwaar zijn hulp komen zal. En als hij die heilige berg van de zaligsprekingen dan nadert, dan roept hij met een grote stem: “Mijn hulp is van de Heer, die alles gemaakt heeft”.
En zodra hij dit mantram heeft uitgesproken wordt hij omzweefd door de wachters van de Berg, de mysterieuze griffioen, de Cherubijnen. En één van hen stiet met de vaart van een bliksemschicht op hem af, rijt hem de borst open en schroeit hem met grote hitte in het slangenvuurstelsel.
En deze, aldus door het geestvuur aangeraakte, hoort een felle donderslag en te midden van het geweld een stem: “Een zoon des mensen en een zoon der slangen!”
“Zie, ik zend u als een schaap midden onder de wolven, weest dan wijs gelijk de slangen”.
En de leerling keert zich om van de gouden berg. Zijn tijd van opvaart is nog niet daar. Hij wendt zich opnieuw naar het dal en gaat uit als een schaap onder de wolven, de armen gekruisd over de felle wonde, geslagen door de griffioen.
En wanneer de arbeider zich naar de wet gedraagt, zal het oude zelf in hem, zullen de twee slangen van het verraad van de natuur, volkomen de dood sterven. Het enduristisch zelfoffer is een offer in mensheidsdienst.
En terwijl de leerling weet, dat hij nog maar nauwelijks begonnen is met zijn arbeid en hij zich moeizaam wendt van stad tot stad en van mens tot mens, met de mare Hora Est! Het Koninkrijk is nabij gekomen’, en hij beseft nog zulk een heel, heel lange weg voor zich te hebben, dan zal het gebeuren, dat hij zich plotseling, als door een wonder, bevindt op de gouden berg, te midden van de Serafijnen en de Cherubijnen, in de Heilige Tegenwoordigheid zelf en dat hij woorden hoort, die nog nimmer door een mensenkind gehoord zijn.
Wordt dan wijs gelijk de slangen!
Dát is de sleutel tot het pad.
Bron: De universele gnosis, Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri
Boeiend verhaal. Die vurige en koperen slang hoe moet ik me die voorstellen in kleur? Of heeft dat geen waarde in deze? En begrijp ik het goed en miet je juist die 2 slangen ontstijgen en niet zo zijn als zij, maar als de gouden slang?