De gouden wonderbloem
zo puur en rein
spreekt mij een taal
van ’t goddelijk Zijn
van eeuwig Licht
en sterke kracht
waarop mijn ziel
zolang al wacht.
Plots opent zich
een venster wijd
en aanschouw ik
een gouden heerlijkheid
van liefde en licht
in al het leven
dat nimmer vraagt
maar slechts wil geven.
In denkeloos beseffen
dat het ‘Ik Ben’ niet is
van ruimte of tijd,
en de ziel zich eenmaal
zal verheffen
in het Zijn van
God’s onmetelijkheid.
Bron: Draden van licht door Truus Waszink (het boek is helaas uitverkocht)