De Jupiter-inwijding van de eerste zevenkring van het christelijke inwijdingsmysterie

Wanneer de structurele vernieuwingsprocessen van de hoofd- en hartheiligdommen in de eerste zevenkring van het christelijke inwijdingsmysterie zich hebben ingezet, en de hogepriester van de nieuwe wil zijn tempel is binnen gegaan, gaat de leerling de Jupiter-inwijding tegentreden.

Hij gaat er namelijk toe over om zijn roeping van Godswege in de gevallen wereld te vervullen. Van het meer innerlijke en voorbereidende werk gaat hij over tot het uiterlijke werk; waarbij het resultaat van die uiterlijke arbeid weer de mate en de hoedanigheid van de innerlijke groei zal gaan bepalen.

De leerling vangt aan om in deze aardse natuur, in het levensveld van de dialectische orde de boodschap en het wezen van de universele statische Broederschap uit te dragen, dit is de ware levensgemeenschap in het hemelse koninkrijk, de Godsorde.

In deze wereld moet als een tijdelijke burcht gebouwd worden wat ‘niet van deze wereld is’, namelijk een voorhof van de hiërarchie. Dat is de opdracht van de Jupiter-ingewijde.

In de eerste plaats moet hier nu duidelijk worden, dat bij de leerling van eigenwilligheid geen sprake mag noch kan zijn. Geen verlangens of speculaties mogen hier worden nagestreefd. Geen enkel aards of lager oogmerk mag hier aanwezig zijn. Hier zal de eigen wil, als nieuwe Mars, vrijwillig gebonden zijn aan Gods wil. Het zal hier zijn: ‘Heer, wat wilt Gij dat ik doen zal?’

De nieuwe Venus zal het mogelijk maken, dat een duidelijke roeping kan worden ingestraald, dat de leerling hier werkelijk kan gaan aan de hand van de hiërofanten; terwijl de nieuwe Mercurius ervoor zal zorgdragen dat de geroepene zijn opdracht begrijpt als redelijk-zedelijk verantwoord en noodzakelijk.

Het fundamentele principe van de taak die moet worden uitgevoerd, is door alle eeuwen heen voor alle leerlingen hetzelfde geweest: getuigenis geven van de universele statische Licht-broederschap.

Suggesties van het hemelse koninkrijk en zijn krachten moeten in deze wereld een zekere werkzaamheid gaan verrichten, het kruis van Christus moet worden ingeplant, en het bloedoffer in zijn dienst moet worden volbracht, om mensen die daarvoor vatbaar zijn tot het ware leven te wekken en hen behulpzaam te zijn bij het gaan. Dat heilswerk moet, wil het goed zijn en vruchtbaar, steeds geschieden onder leiding en in binding met de geestesschool.

Wanneer dan de leerling naar buiten treedt in het werkveld, nadert hij de aardse massa met de leringen en de krachten van het Koninkrijk en sticht hij een afschaduwing van de geestesschool, of hij werkt aan zo’n school mee.

Het hoogste doel is, zoals vanzelf spreekt, die massa te wekken en tot wedergeboorte te stuwen. Zo’n doel is evenwel zó verheven en de massa zó verzonken in het ik en in de gevallen natuur, dat de praktische verwezenlijking van het gestelde doel zeker niet in eerste aanloop verkregen wordt.

Het ware Jupiter-werk kent geen enkel compromis, het schikt zich niet en plooit zich niet naar de wensen en toestanden-van-zijn van het naderende publiek. En daarom moet natuurnoodzakelijk het eerste treffen een ontzaglijke chaos veroorzaken. Een chaos die groter omvang aanneemt naarmate het eerste ontmoeten dynamischer is.

Na dit eerste treffen worden de betrokkenen nimmer meer gelijk aan hun vroegere toestand. Zij zijn getroffen door de straling van het Licht en het merkteken daarvan kan niet meer uit de bloedsbaan worden gebannen.

Dergelijke mensen zullen zich mogelijk aanvankelijk dwingen tot een terugkeer naar het oude leven, maar in diepste wezen is hun honger groter dan óóit tevoren. Zij stonden in deze eerste ontmoeting nog geheel en al in het lagere leven en de zuigkracht daarvan was nog te sterk; zij konden nog niet op tegen het dynamische drijven van het ‘ik’.

Er zijn in totaal drie fasen in het Jupiterwerk: ten eerste de chaotische of aanvangsfase; ten tweede de periode van de fundamentele verandering; ten derde de ontwikkeling van de eerste zevenkring.

Het is de taak van de afgezant van de hiërarchie om de in zijn krachtveld gevoerde zoekende zielen door de eerste fase te voeren tot de tweede, en door zijn persoonlijk voorbeeld en een voortdurende prediking van de universele leer, de hem toevertrouwde kudde voldoende kracht te doen verzamelen voor de zelfvrijmetselarij die nodig is om de eerste zevenkring binnen te kunnen gaan.

Zodra in het krachtveld van de leerling-afgezant de eerste successen zich gaan aftekenen en de eerste verloren zonen het Vaderland terug hebben gevonden en daarmee een bewuste binding konden maken, ontwikkelen zich voor de leerling-afgezant zelf nieuwe mogelijkheden. De processen van de Saturnus-inwijding gaan zich openbaren, de zevende inwijding van de eerste zevenkring.

In de occulte wetenschap is Jupiter de god van het vuur, de beheerser van de vier elementen. Hij wordt ook voorgesteld als een zwaan die voor een legerschaar uitvliegt of zwemt. De zwaan is een zeer bekend symbool van de heilige geest.

Ook zien we Jupiter verschijnen als een verterend vuur, dat de lagere stof verteert; en in het esoterische christendom is hij Michaël, de engel die voor God staat, de aanvoerder van het hemelse leger; en tenslotte wordt Jupiter ook gebruikt als symbool voor almacht.

Dit alles is voor de bestudeerder zeer duidelijk. De nieuwe Jupiter die als de hogepriester uit het heilige der heiligen naar buiten treedt, is geladen met grote kracht. Hij is in werkelijke zin een magiër. De ware Jupitermens komt met wijsheid, kracht en geestwil, geboren uit God.

Uit deze drieheid is de nieuwe Jupiter opgebouwd: de wijsheid van de nieuwe Mercurius, dit is God zien; de kracht van de nieuwe Venus, dit is God ontmoeten; de geestwil van de nieuwe Mars, dit is Gods wil in zich dynamisch maken.

En dan is daar tenslotte de nieuwe Jupiter, dit is Gods wil uitstralen in de duistere nacht van het aardse levensveld. Jupiter is dus de alchemische synthese van Mercurius, Venus en Mars, de grote zoon van de goden uit de mythologie.

De nieuwe Jupiter is de magiër, de ten strijd trekkende Kaïn, de bezitter. Hij trekt in het vijandelijke land met de kracht van de hemel; hij is een Michaël, vertegenwoordiger van de christushiërarchie, een discipel die eenmaal grootse overwinningen zal behalen.

Bron: Het christelijke inwijdingsmysterie van Jan van Rijckenborgh