De Griekse mysteriën uit de oudheid waren vooral mythisch geïnspireerd: de Orphische en de Eleusische mysteriën

De wijsheid van Pythagoras steunde op een oudere mysteriewijsheid, zoals de Orfische en Eleusische mysteriën. Deze mysteriën werden alleen mondeling doorgegeven. Wij zien hier, dat de Griekse filosofen vóór Aristoteles dezelfde benadering hadden: de letter doodt, de Geest doet leven. 

Binnen de Orfische mysteriën was de belangrijkste basis van het denken de ontwikkeling van chaos tot kosmos, een ontwikkeling die bij vrijwel elk Grieks element uit de oudheid te herkennen is. Dit thema is ook in onze tijd zeer actueel. Chaos wordt wel in verband gebracht met oersubstantie of ether, het begrip dat later bij Aristoteles zo’n belangrijke functie kreeg. Chaos betekent ‘een ongeordende toestand’ (kosmos een geordende toestand!). 

Volgens de Orfische mysteriën was de chaos de tussenstof tussen God en schepsel. Er werd gesproken over een ei dat zich in die chaos, in die oersubstantie bevindt. De bovenste helft van dat ei is de hemelkoepel, de onderste de aarde. Tussen beide helften in ontvlamt het licht dat de gehele schepping mogelijk maakt. 

LEES MEER OVER DE SERIE VAN 20 INLOOPOCHTENDEN IN HAARLEM

DE GRIEKSE MYSTERIËN OP DINSDAG 22 JANUARI 2019

Hesiodus beschreef die oorsprong en dat verdere proces in 1022 verzen, waarin alle mythen van de gehele Griekse mythologie uitvoerig staan opgetekend. Daarin zijn tal van elementen aanwezig die aan de veel oudere Rig Veda zijn ontleend. Daarnaast ging Herodotus, de geschiedschrijver, ervan uit, dat de inwijding zoals die in de Orfische mysteriën werd voltrokken, uit de Egyptische mysteriën afkomstig was. Later zou deze Griekse thematiek van chaos, kosmos en schepping in relatie tot ruimte, tijd en wereld briljant eenvoudig worden weergegeven in de hermetische Gnosis. 

Hermes Trismegistus spreekt in het tweede boek Pymander tot Hermes in de verzen 4 en 5:  ‘God maakt de eeuwigheid, de eeuwigheid maakt de wereld, de wereld maakt de tijd en de tijd maakt de wording. Het goede, het schone, de zaligheid en de wijsheid vormen het ware wezen van God; het wezen van de Eeuwigheid is onveranderlijkheid; het wezen van de wereld is orde; het wezen van de tijd is veranderlijkheid en het wezen van de wording is leven.’ 

Geen wonder, dat de Egyptische priester van Saïs die de Griekse wijsgeer Solon (639 -559 v. Chr.) te woord stond, opmerkte dat de Grieken qua kennis van het verleden, eigenlijk nog in hun ‘korte broek’ rondliepen. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat de oudste versie van Pymander, een Griekse versie, van latere datum is. 

Orfeus 

Orfeus was de zoon van Apollo en Calliope, de muze van de dichtkunst en de welsprekendheid. (Calliope betekent letterlijk: schoon van uiterlijk). Apollo schonk zijn zoon al op jonge leeftijd zijn zevensnarige lier en de muzen leerden hem spelen en zingen. Toen hij volwassen was, verliet hij zijn moeder en haar zusters, de andere acht muzen, om de goddelijke muziek naar de aarde te brengen. Zijn stem en zijn snarenspel waren zo puur, verheven en ongekunsteld dat – zo gaat het verhaal – krijgers hun wapens neerlegden, wilde dieren zich als betoverd aan zijn voeten neervlijden, de bomen hun wortels uit de grond trokken om dichter bij te kunnen komen, ja dat zelfs de rotsblokken in beweging kwamen en zich naar de hemelse zanger toe- rolden. Een wezen, dat innerlijk is aangeraakt door de goddelijke roep van Orfeus, wil in een eerste reactie de muziek van Orfeus naar zich toetrekken en er zijn lagere natuur in laten delen. 

Dit beeld komt ook voor in de mythe van de nimf Euridice. In een eerste reflex probeert zij de blijheid en de vreugde die de goddelijke aanraking in haar innerlijkste wezen teweegbrengt te grijpen en uit te stralen in de wereld om haar heen. In de mythe wordt dit voorgesteld als het onmogelijke huwelijk tussen Orfeus en Euridice. Immers de goddelijke en aardse wereld zijn levensvelden die fundamenteel van elkaar verschillen, die principieel niet met elkaar te verenigen zijn. Hoe dat huwelijk dan ook eindigt is genoegzaam bekend. 

In deze voor ons moderne bewustzijn misschien niet altijd even toegankelijke taal van de mythen klinkt toch de volgende betekenis door: wie innerlijk is aangeraakt door de klank van Orfeus’ lier wordt voor een keuze gesteld. Door de goddelijke muziek transformeren en daardoor opwaken in een nieuw veld van leven, of blijven luisteren naar de verlokkende sirenenzangen van de aarde en daardoor, steeds weer opnieuw schipbreuk lijden op de klippen van een gebroken bestaanswerkelijkheid. 

Eleusische mysteriën 

De Eleusische mysteriën plaatsen de moderne mens voor raadselen. Dat komt, doordat hetgeen zich in de mysterieplaatsen van het oude Griekenland voltrok, alleen bekend was aan degenen die daar toegang hadden. Dat waren alle Grieken van onbesproken gedrag, ook vrouwen, onvrijen, slaven. In Eleusis waren zelfs vreemdelingen welkom. Wat in de mysterie- tempels gebeurde, was strikt geheim. Wie met deze regel brak, pleegde een misdaad tegenover de staat en werd verbannen of gedood. 

De Kleine Mysteriën 

De eredienst in Eleusis is vermoedelijk ontstaan rond 1400 v. Chr. De hiërofant wijdde de kandidaten in door onderdompeling in een bad. Zij kregen dan een nieuwe naam, een purperen mantel en een mysteriekroon. Een hiërofant was een priester van Eleusis. Hieros betekent heilig; phantein is tonen/doen verschijnen. Een hiërofant voltrok dus de inwijding. 

Door de grote populariteit van deze inwijding namen er op den duur soms wel 10.000 mensen deel aan dit ritueel, mannen zowel als vrouwen. De priesters werden zeer rijk en machtig en genoten aanzien in heel Griekenland. Aanvankelijk konden alleen bevoorrechte families deelnemen aan de rituele viering. Later meldden ook vreemdelingen als Heracles en de Dioskuren zich. Nog later ook Romeinse keizers. 55 dagen voor de mysteriën mocht er in geheel Griekenland niet worden gevochten. 

Wie in Agrai tot de Kleine Mysteriën werd toegelaten, verwierf de graad van telete of teleste (hij/zij die op het doel gericht is). In Athene werden de kandidaten ingewijd in de grote mysteriën. Eerst werden zij myste en dan epopt, als uiteindelijke aanschouwing van het goddelijke een feit was geworden. Voor de Grieken waren deze inwijdingen van grote betekenis voor hun leven op aarde en dat in het hiernamaals. In 395 na C. werd door de Goten een einde gemaakt aan de openbare viering van deze mysteriën. Ondergronds bleven zij echter nog tot aan de achtste eeuw bestaan. 

Persephone 

Vermoedelijk werd tijdens de Kleine Mysteriën van Eleusis de mythe van Persephone uitgebeeld als inwijdingsspel. Een korte samenvatting hiervan: Demeter woonde op de Olympus. Zij was de dochter van Rhea en Chronos, zuster van Zeus de oppergod en van Hades, de heerser der onderwereld. Zij werd vereerd als de godin van landbouw, de vruchten en het graan. Van Zeus, haar broeder, had zij een dochter die Persephone heette. Hades wilde Persephone als vrouw en Zeus hield hem niet tegen, toen hij haar ontvoerde terwijl zij een narcis bekeek en bloemen plukte. Hades bracht haar naar het dodenrijk en Demeter zocht de hele wereld in vertwijfeling af, maar kon haar dochter niet vinden. Tenslotte verwaarloosde zij de wereld zodanig, dat deze dreigde onvruchtbaar te worden.

Daarom besloot Zeus dat Persephone Hades mocht verlaten, mits zij geen van de zeven pitten (kernen van de verschillende ontwikkelingsgebieden) had gegeten van de granaatappelboom die in de onderwereld was geplant. Aangezien dat al was gebeurd en zij er zeven had ingeslikt, bepaalde Zeus dat Persephone de ene helft van het jaar bij haar moeder mocht zijn en de andere helft in de onderwereld moest doorbrengen. Dit inwijdingsspel van de Kleine Mysteriën werd in februari voor de kandidaten opgevoerd. 

Om enigszins te begrijpen welk effect deze mysteriën op een kandidaat konden hebben, is het van belang te weten dat de oude Grieken geen voorstellingen kenden waarin de mens met de dood werd verzoend. De goden woonden op de Olympus, de helden kwamen na hun dood in het Empyreum, een van licht vervulde ruimte, en de sterfelijken bleven als sombere schaduwen in de lichtloze onderwereld van Hades (Hades betekent blind). Daaruit was geen ontsnappen mogelijk. Evenwel de mythe van Persephone opende een nieuw perspectief en de kandidaten werden daarop zorgvuldig voorbereid. Na deze voorbereiding kon de kandidaat in de mysteriën de lotgevallen van Persephone herkennen als die van zijn/haar eigen ziel: haar afkomst van de goddelijke Geest, de verbinding tussen de Geest en de oermoeder, haar geboorte uit deze versmelting en haar afdaling uit de hemelse sferen. Door de narcis te plukken, was de onderwereld toegankelijk voor haar geworden. Door de pitten van de granaatappel te eten, had zij zich zevenvoudig verbonden met de krachten van de duisternis. Daardoor was de helft van haar wezen sterfelijk geworden. Voor de kandidaat die in de Kleine Mysteriën was ingewijd, was het verblijf in het Dodenrijk niet langer uitzichtloos. De macht van Hades was gebroken en er was een mogelijkheid om daarvan vrij te komen. 

De Grote Mysteriën 

Om de vijf jaar werden de Grote Mysteriën of Dyonisiën gevierd. Dat gebeurde in het najaar, aangekondigd op 15 september in Athene. Gedurende de negen dagen van dit feest moesten eventuele oorlogen worden onderbroken en lag de handel stil. Het volk gaf zich over aan een toestand van ‘heilige verrukking’. De kandidaten liepen samen over de ‘heilige weg’ van Athene naar Eleusis. 

Dionysus-Iacchus 

In de Grote Mysteriën stond de mythe van Dionysus, zoon van Zeus en Selena – de maangodin – centraal. Maar gekoppeld aan Iacchus, zoon van Zeus en Demeter, Dionysus halfbroer dus. In die mysteriën was Dionysus-Iacchus de werkelijke echtgenoot van Persephone, terwijl de krankzinnige Dionysus in de schepping onderdook en daar rumoer veroorzaakte. Op de negende dag van de Mysteriefeesten werd hij in een feestelijke en openbare processie als de tweede Dionysus over de heilige weg van Athene naar Eleusis gedragen. In de daaropvolgende nacht werden de kandidaten in de mysteriën buiten de mysterieplaats herenigd met hun ‘echtgenoten’ waarna zij de Olympus konden bestijgen. Dat was de uiteindelijke bevrijding van de ziel door wedergeboorte. Vandaar de aanduiding Iacchus. Hij is de bevrijder die herboren wordt in de jubelende ziel (Iacchus betekent ‘juichkreet’) en haar doet versmelten met de Geest. Vernieuwd en ontvankelijk gemaakt door de voorbereidingen, en gevoegd in de gemeenschap van gelijkgerichte zielen, werd de Epopteia, de hoogste zaligheid door inwijding bereikt. 

Of de kandidaten in de Griekse mysteriën deze hoge staat inderdaad bereikten, kan men alleen maar vermoeden. De naam Eleusis betekent ‘komen’. De Mysteriën van Eleusis worden daarom ook wel in verband gebracht met de komst van de ‘onbekende god’. De Atheners hebben namelijk aan de onbekende god een altaar gewijd. 

Bron: Syllabus van de cursus ‘Van wijsheidsstromingen naar innerlijke wijsheid – de weg van de gnosis’

LEES MEER OVER DE SERIE VAN 20 INLOOPOCHTENDEN IN HAARLEM