Gnostieke verhandeling over de opstanding, brief aan Rheginus uit Nag Hammadi bibliotheek

LEES BESCHOUWING OVER DE VERHANDELING VAN DE OPSTANDING, BRIEF AAN RHEGINUS

LEES MEER OVER DE NAG HAMMADI-GESCHRIFTEN

BESTEL DE NAG HAMMADI-GESCHRIFTEN

Hieronder volgt de integrale tekst van ‘De verhandeling over de opstanding – brief aan Rheginos over de opstanding’ uit Nag Hammadi-geschriften van J. Slavenburg en W.G. Glaudemans. De tekst is met toestemming opgenomen in het symposionboekje De bronnen van het innerlijke christendom (symposionreeks 10).

Er zijn mensen, mijn zoon Rheginos, die veel kennis willen vergaren. Met dat doel storten ze zich op kwesties waarvoor de oplossing nog ontbreekt en als ze erin slagen (een oplossing te bedenken), hebben ze in de regel een hoge dunk van zichzelf. Maar ik denk niet dat ze daarbij staan in het woord der waarheid. Liever zoeken ze hun eigen rust dan de rust die wij van onze Verlosser verkregen hebben, onze goede meester Christus. We ontvingen die toen we de waarheid leerden kennen en daarin onze rust vonden.

Maar omdat jij nu zo vriendelijk verzoekt om juist inzicht te verkrijgen in de opstanding, schrijf ik je, omdat het iets is van levensbelang. Desondanks geloven velen hier niet in en zijn er slechts enkelen die zich haar (in dit leven reeds) eigen maken.

Laten we deze zaak daarom nu bespreken. Hoe heeft nu de Heer de omstandigheden van het leven in het vlees aangewend? Toen hij zichzelf als zoon van God had geopenbaard, wandelde hij rond in de streken waar ook jij verblijf houdt en weersprak de wet van de natuurlijke orde, ik bedoel de dood. Welnu, Rheginos, de zoon van God was eveneens de zoon des mensen.

Hij was meester over zijn omstandigheden in beide opzichten want hij bezat menselijkheid en goddelijkheid, zodat hij enerzijds in zijn gedaante als zoon van God de dood overwon, en anderzijds als zoon des mensen de terugkeer naar het pleroma bewerkstelligde, omdat hij in de bovenwereld als zaad der waarheid reeds bestond voordat dit wereldbestel zijn beslag had gekregen, waarin de heerschappijen en goddelijke machten zo talrijk zijn geworden. Ik besef dat ik deze uiteenzetting in moeilijke termen vervat, toch is er niets moeilijks in het woord der waarheid. Integendeel, aangezien de oplossing (Christus) verscheen, die niets verborgen zou laten, werd alles omtrent het bestaan ondubbelzinnig geopenbaard: de ‘oplossing’ van het lichaam enerzijds en anderzijds de openbaring van het uitverkorene, de geestelijke mens. Deze oplossing is de ‘uitvloeiing (emanatie) van waarheid en geest, genade behorend bij waarheid.’

De verlosser heeft de dood verzwolgen – hieromtrent behoor je niet meer onwetend te zijn – want hij negeerde de vergankelijke wereld en transformeerde zichzelf in een onvergankelijk eeuwig rijk (Eon). En hij is opgestaan, door het zichtbare door het onzichtbare te verteren, en wees ons zo de weg van onze onsterfelijkheid. Toen inderdaad, zoals de apostel zegt,’leden wij met hem en stonden wij met hem op en voeren ten hemel met hem’.

Als we ons nu in deze wereld manifesteren als dragers van hem, zijn wij zijn lichtstralen, en zijn met hem verbonden tot onze zonsondergang, dat is, tot onze dood in dit leven. We worden dan door hem naar de hemel opgetrokken, zoals zonnestralen door de zon, waarbij we door niets worden tegengehouden. Dit is de opstanding van de geest, die de opstanding van de psyche en van het lichaam overbodig maakt.

Als er nu iemand is die dit niet gelooft kan hij ook niet worden overtuigd. Want dat wie sterft zal opstaan ligt op het gebied van het geloof, mijn zoon, en niet op dat van de overreding. En veronderstel eens dat één van de filosofen van deze wereld dit wel zou geloven. Hij zal dan ten minste opstaan. Maar laat die filosoof van deze wereld dan niet menen dat hij zichzelf laat terugkeren, want het is vanwege het geloof!

Want wij hebben de zoon des mensen gekend en geloofd dat hij uit de doden is opgestaan. Van hem immers is het dat we zeggen: ‘hij is de verdelger van de dood’. Zoals hij groot is in wie geloofd wordt, zo zijn ook zij die geloven groot. Want het denken van hen die verlost zijn, evenmin als het bewustzijn van hen die hem hebben gekend, zal verloren gaan. Daarom zijn we tot verlossing en redding uitverkoren, omdat vanaf het begin is beschikt dat we niet in de dwaasheid van onwetenden zullen vervallen, maar dat wij zullen ingaan in de wijsheid van hen die de waarheid kennen. Want de waarheid die bestendig is, kan nooit worden tenietgedaan, noch is zij ooit tot bestaan gekomen.

Sterk is het bestel van het pleroma; nietig is wat zich heeft losgemaakt en wereld werd. Maar het Al ligt in God besloten. Het kwam niet tot bestaan, het was altijd.

Twijfel daarom nooit aan de opstanding, mijn zoon Rheginos. Want als je al niet van te voren in een gedaante existeerde, in ieder geval kreeg je een vleselijk lichaam toen je in deze wereld kwam. Waarom zou je dan geen gedaante ontvangen wanneer je opstijgt naar de Eon (Hemel)? Iets wat boven het vleselijke lichaam uitgaat is immers de levensbron ervan. Is dan niet wat omwille van jou tot bestaan is gebracht jou eigen? En blijft wat jou eigen is dan niet met jou bestaan? Maar wat mis je dan toch, terwijl je in deze wereld bent? Is dit het, waarvoor je al die moeite hebt gedaan om het te weten te komen: de nageboorte van het lichaam is de ouderdom? Is je ware zelf louter vergankelijkheid?

Je hebt winst van het verlies van het lichaam. Want je betere deel, dat is: je ware zelf of geest, zal je niet terug hoeven betalen wanneer je heengaat. Het verlies wordt op het lagere element, het lichaam, afgeschreven, dat houdt dankbaarheid over. Niets kan ons dan terugbetalen, of afkopen, terwijl we in deze wereld zijn; toch is het Al, en wij als leden ervan, reeds verlost. We hebben van begin tot eind verlossing gekregen. Laten we dit in gedachten houden. Laten we dit zo aanvaarden.

Maar dan zijn er toch nog enkelen die, in hun studie naar de dingen die ze aan het onderzoeken zijn, willen begrijpen of degene die verlost is, onmiddellijk wordt vereist wanneer hij zijn lichaam verlaat. Dat hoeft niemand te betwijfelen! Want inderdaad blijft de zichtbare gestalte, wanneer die gestorven is, niet behouden, maar het is de levende gestalte die zich daarin bevindt, die zal opstaan. Wat is dan de opstanding? Het is de ontsluiting, op ieder gegeven moment, van het opgestane deel.

Wanneer je je nu herinnert in het Evangelie gelezen te hebben dat Elia, en Mozes, verscheen in zijn gezelschap, meen dan niet dat de opstanding een illusie is. Het is geen illusie, maar werkelijkheid. Eerder nog zou je moeten volhouden dat de wereld een illusie is, in plaats van de opstanding, die is bewerkstelligd door onze heer, de verlosser, Jezus de Christus.

En wat zeg ik je nu hiermee? Plotseling zullen de levenden sterven, terwijl ze niet eens leven in deze wereld van illusie! Want zie, de rijken raken verarmd en de heersers onttroond. Alles is aan verandering onderhevig. De wereld is een illusie. Laat ik daarom niet te omstandig afgeven op de omstandigheden van deze wereld. Want dit is niet het karakter van de opstanding; want zij is waarheid, die bestendig is. En zij is de openbaring van wat werkelijk is, zij is de opheffing van de dingen van deze wereld en een overgang naar een nieuw bestaan, want het onvergankelijke daalt neer op het vergankelijke, en het licht stroomt neer op de duisternis en verteert die, en het pleroma vult de onvolkomenheid aan. Dit zijn de symbolen en beelden van de opstanding. Hij (Christus) is het, die het goede tot stand brengt.

Denk daarom niet in verdeeldheid, o Rheginos, maar leef evenmin vanwege eensgezindheid in overeenstemming met dit vlees. Maak je daarentegen los van verdeeldheden en gehechtheden en je hebt de opstanding al bereikt, zoals iemand die op sterven ligt en weet dat hij zal sterven. Dat moment zal eens komen, zelfs als hem een lang leven is beschoren. Waarom zou je jezelf dan niet beschouwen als iemand die de opstanding heeft bereikt en voor wie dit moment al is aangebroken? Als je de opstanding bereikt hebt, maar desondanks voortleeft alsof je nog moet sterven terwijl je weet dat je eigenlijk al gestorven bent, waarom zou ik dan je gebrek aan (geestelijke) oefening door de vingers zien? leder moet (zijn geest) op velerlei wijzen oefenen om zich los te maken van dit element (de materie) zodat hij niet zal dwalen, maar wederom zichzelf zal worden, wat hij van oorsprong was.

Deze (inzichten) heb ik verkregen door de gulheid van mijn heer Jezus de Christus. Ik heb jou en je broeders, mijn kinderen, hier onderricht, zonder iets weg te laten dat jullie tot steun kan zijn. Als echter iets in mijn uiteenzetting van het Woord te diepzinnig is gebleven, dan zal ik dit voor jullie toelichten, wanneer jullie (daarom) vragen. Maar voor nu, misgun niets hiervan aan ieder die tot je groep behoort, wanneer dit hem zou kunnen baten. Velen hebben uitgezien naar wat ik jou hier geschreven heb. Tot hen zeg ik: ‘Vrede en genade zij met jullie’; ik groet jou en al wie jullie liefhebben in broederlijke liefde.

LEES BESCHOUWING OVER DE VERHANDELING VAN DE OPSTANDING, BRIEF AAN RHEGINUS

LEES MEER OVER DE NAG HAMMADI-GESCHRIFTEN

BESTEL DE NAG HAMMADI-GESCHRIFTEN