Lof der Zotheid werd in 1509 geschreven door Desiderius Erasmus en is sindsdien onverminderd populair gebleven. Deze beroemde tekst is een lofrede van de godin Zotheid op zichzelf. Aan een verwonderde menigte legt zij uit hoeveel de mensheid aan haar te danken heeft, en hoe ondraaglijk, vervelend en onaangenaam het leven zou zijn zonder haar. Vanaf haar verhoging tekent zij een onvergetelijk portret van de mensheid. Zij stelt allerlei ondeugden aan de kaak, belichaamd in de meest uiteenlopende personen — van koningen tot pausen. De bijtende satire trof doel, niet alleen in Erasmus’ eigen tijd, maar in alle tijden. De vertaling is geïllustreerd met prachtige tekeningen die Hans Holbein de Jongere in zijn jeugd maakte in de marge van een exemplaar van het boek. Ze zijn even levendig en geestig als de tekst zelf — een schitterend stukje kunst uit de Renaissance. Hieronder volgt het begin van Lof der Zotheid, vertaald door Petty Bange.
DE ZOTHEID SPREEKT
1 De aanblik van de Zotheid maakt mensen aan het lachen
Hoe slecht de mensen over het algemeen ook over mij spreken — het is mij beslist niet ontgaan wat voor slechte naam de zotheid heeft bij de grootste zotten — toch ben ik het,ik zeg ik,die door mijn goddelijke macht goden en men- sen aan het lachen breng. Het overtuigende bewijs daarvoor is dat plotseling al uw gezichten ongekend en ongewoon vrolijk beginnen te stralen zodra ik in dit talrijke gezelschap tevoorschijn kom om het woord te voeren. De frons verdwijnt meteen van uw voorhoofd en u juicht mij met zo’n blijde en beminnelijke lach toe, dat u met zijn allen zoals u hier aanwezig bent dronken lijkt te zijn, zoals de Homerische goden, van nectar met nepenthes.
Voordien zat u er triest en vol zorgen bij alsof u was terug gekropen uit het hol van Trophonius. Maar zoals alles meteen een nieuw gezicht en een nieuwe kleur krijgt wanneer de zon voor het eerst haar schone gouden gezicht aan de aarde laat zien, zoals na een strenge winter de nieuwe lente haar zwoele westenwind laat waaien en alles zijn jeugd terugkrijgt, zó veranderde uw gezicht ook meteen toen u mij zag. Wat grote redenaars met een lang en breed overdachte redevoering amper kunnen bewerkstelligen, namelijk de lastige zorgen van de geest verdrijven, dat heb ik gedaan door alleen al mijn gezicht te laten zien.
2 Een lofrede op de Zotheid zelf
Waarom ik vandaag in deze vreemde uitmonstering tevoorschijn ben gekomen, hoort u zodadelijk, als u het tenminste niet erg vindt uw oor te lenen aan wat ik ga zeggen. Maar dan moet dat niet het oor zijn waarmee u naar de heilige predikers luistert, maar het oor dat u richt op de schreeuwers op de markt, op de grappenmakers en de narren, zoals onze goede Midas zijn oren eens aan Pan leende. Ik heb er zin in een tijdje bij u de sofist uit te hangen, maar dan niet van het slag dat tegenwoordig de jeugd zulke beangstigende onzin opdist en zodoende meer dan vrouwelijke twistzieke stijfkoppigheid doorgeeft. Ik wil liever die oude meesters navolgen die de slechte naam van soforen probeerden te vermijden en zich liever sofisten lieten noemen. Zij hielden zich bezig met het bewieroken van goden en sterke mannen. U zult dus geen lofrede op Hercules of Solon horen, maar op mijzelf, dat wil zeggen de Zotheid.
3 Degene die door niemand anders wordt geprezen, prijst terecht zichzelf
Maar ik moet niets hebben van die wijzen die prediken dat het ontzettend zot is en brutaal dat iemand zijn eigen lof zingt. Dat mag dan volgens hen zot zijn, toch moeten zij toegeven dat het wel passend is. Want wat is er nou beter dan dat Moria haar eigen loftrompet steekt en zij voor zichzelf fluit? Wie kan mij beter voorstellen dan ik mezelf? Behalve natuurlijk wanneer een ander mij beter zou kennen dan ik mijzelf. Trouwens, ik vind dit zelf aanzienlijk bescheidener dan wat de meeste aristocraten en wijzen doen. Met een vals soort schaamte stoken zij een of andere redenaar of zwetsende dichter stiekem op. Zij huren hem tegen betaling in omdat ze hun eigen lot willen horen; nou ja lof..louter onvervalste leugens. En die zogenaamd bescheiden man zet ondertussen als een pauw zijnstaartveren op. Hij richt zijn kam op als een haan wanneer die schaamteloze vleier hem, nietig mensje, met de goden vergelijkt. Die vleier doet alsof hij het absolute toonbeeld van alle deugden is, terwijl hij weet dat hij er mijlenver vanaf staat wanneer hij een kraaitje aankleedt met veren van een ander, wanneer hij de Ethiopiër wit wast en tenslotte van een mug een olifant maakt. Uiteindelijk houd ik mij aan het oude volksgezegde dat luidt dat degene die door niemand anders wordt geprezen terecht zijn eigen lof zingt.
Intussen verbaas ik mij erover — en ik weet niet of dat menselijke ondankbaarheid of luiheid is— dat er in al die eeuwen toch niemand is geweest die in een bevallige redevoering de lof der Zotheid heeft gezongen. Dit terwijl allen mij toch vol ijver vereerden en graag van mijn goedheid genoten. Maar het heeft niet ontbroken aan lieden die Busiris, Phalaris, de derdedaagse koorts, vliegen, kaalhoofdigheid en al dit soort ellende uitvoerig verheerlijkten, wat zeer veel lampolie en slaap kostte. Van mij zult u nu een geïmproviseerde rede horen die zonder moeite in elkaar is gedraaid, maar daarom niet minder waarachtig is.
4 De Zotheid spreekt voor de vuist weg
Ik zou overigens niet willen dat u dacht dat ik dit verzonnen had om met mijn talent te koop te lopen, zoals ordinaire redenaars doen. Want als zij, zoals u weet, wel dertig jaar aan een redevoering hebben gewerkt, spreken zij vaak nog de tekst van een ander uit. Dan zeggen ze dat ze die tekst binnen drie dagen uit de losse pols hebben geschreven of gedicteerd. Ikzelf vind het ’t allerplezierigst om te zeggen wat mij voor de mond komt. Maar verwacht nu niet van mij dat ik, zoals die vulgaire redenaars doen, een definitie van mezelf geef en nog veel minder dat ik mezelf analyseer. Het zou er immers slecht uitzien als ik haar nauwkeurig ging omschrijven, want haar goddelijkheid kom je overal tegen. Ik kan haar ook niet door midden snijden, want de hele wereld vereert haar. Trouwens, wat zou het voor zin hebben u door zo’n definitie een schaduw of schijnbeeld voor te schotelen, als u mij in eigen persoon, met eigen ogen kunt zien? Ik ben nu eenmaal, zoals u ziet, de ware milde geefter die de Latijnen Stultitia en de Grieken Moria noemen.
5 De Zotheid vermomt zichzelf niet
Wat moet hierover verder nog worden beweerd? Alsof niet uit mijn hele gezicht, zoals men zegt, duidelijk genoeg blijkt wie ik ben. Als iemand zou beweren dat ik Minerva of Sofia ben, dan kan hij toch met één oogopslag duidelijk zien dat ik dat niet ben. Ook als er geen woorden aan te pas zouden komen, die een ware spiegel van de geest zijn. Er is bij mij geen plaats voor schminken, er staat op mijn voorhoofd niets anders te lezen dan wat er in mijn hart schuilt. Ik lijk overal op mezelf, zozeer dat de mensen niet kunnen doen alsof ze mij niet kennen, mensen die speciaal voor zichzelf persoon en titel van de Wijsheid opeisen en rondlopen als apen in purper en ezels in een leeuwenhuid. En terwijl ze ijverig doen alsof, komen toch ergens de uitstekende oortjes van Midas tevoorschijn. Allemachtig, wat is dit slag mensen ondankbaar! Zij zijn bij uitstek lid van mijn partij, maar ze schamen zich zo ten overstaan van de grote massa over mijn naam, dat zij die overal anderen als grote schande voor de voeten werpen. Heb ik niet het volste recht deze domoren — die juist wijzen en Thaleten willen lijken — morosofen te noemen?
6 Zij imiteert de moderne redenaars
Daarom lijkt het mij goed onze moderne redenaars te imiteren, die werkelijk geloven dat ze goden zijn, maar het lijkt er eerder op dat ze als een bloedzuiger twee tongen hebben. Zij beschouwen het als een geweldig belangrijke prestatie om in Latijnse redevoeringen van tijd tot tijd een paar Griekse woorden te vlechten als in een mozaïek, ook als ze daar niet op de juiste plaats staan. En als ze die exotische woorden niet kunnen vinden, diepen ze uit stoffige geschriften vier of vijf oude woorden op, die de lezer door hun duistere betekenis in verwarring brengen. De lezers die ze wel begrijpen zijn meer en meer met zichzelf ingenomen, bij wie ze niet begrijpen is hun bewondering omgekeerd evenredig aan hun begrip.
Dit is immers juist het niet onaardige genoegen van mijn gevolg om tegen de vreemdste dingen hoog op te zien. Zij die niet zo eerzuchtig zijn lachen en klappen toch als ezels die hun oren bewegen, om aan anderen goed te laten zien dàt ze het begrijpen. Maar nu genoeg van dit alles. Nu keer ik terug tot mijn uitgangspunt.
7 Haar afkomst
U kent nu dus mijn naam, heren. Hoe zal ik u verder nog noemen? Hoe anders dan grote zotten? Welke naam is eervoller voor de ingewijden van de godin Zotheid? Aangezien niet iedereen even goed weet wat mijn afkomst is, wil ik u die met behulp van de muzen eens goed uitleggen. Mijn vader was niet zomaar Chaos of Orcus, Saturnus of Japetus of een ander van die verwelkte of versleten goden. Hij was Plutus, hij alleen, de vader van mensen en goden, al zijn Hesiodus, Homerus en zelfs Jupiter het daar niet mee eens. Zoals vroeger het geval was, wordt ook nu op zijn bevel alleen het heilige en profane, al het hoge en lage door elkaar geklutst.
INHOUDSOPGAVE
Erasmus van Rotterdam groet zijn vriend Thomas More
Lof der Zotheid, een voordracht van Erasmus van Rotterdam
De Zotheid spreekt
Verklarende namenlijst
Beknopte bibliografie
Lijst van illustraties