Het verhaal over de toren van Babel, Genesis 11 in de Bijbel

Heel de aarde had één taal en dezelfde woorden. En het gebeurde, toen zij naar het oosten trokken, dat zij een vlakte in het land Sinear vonden. Daar gingen zij wonen. En zij zeiden allen tegen elkaar: Kom, laten wij kleiblokken maken en die goed bakken! En de kleiblokken dienden hun tot steen en het asfalt diende hun tot leem.

En zij zeiden: Kom, laten wij voor ons een stad bouwen, en een toren waarvan de top in de hemel reikt, en laten we voor ons een naam maken, anders worden wij over heel de aarde verspreid! Toen daalde de Heer neer om de stad en de toren te zien die de mensenkinderen aan het bouwen waren, en de Heer zei: Zie, zij vormen één volk en hebben allen één taal. Dit is het begin van wat zij gaan doen, en nu zal niets van wat zij zich voornemen te doen, voor hen onmogelijk zijn. Kom, laten Wij neerdalen en laten Wij hun taal daar verwarren, zodat zij geen van allen elkaars taal zullen begrijpen.

Zo verspreidde de Heer hen vandaar over heel de aarde, en zij hielden op met het bouwen van de stad. Daarom gaf men haar de naam Babel; want daar verwarde de Heer de taal van heel de aarde, en vandaar verspreidde de Heer hen over heel de aarde.

Bron: Genesis 11:1-9 van de Herziene Statenvertaling van de Bijbel

BESTEL BIJBEL, HERZIENE STATENVERTALING