De opgang tot vrijheid, hoofdstuk 13 van ‘De komende nieuwe mens’ van J. van Rijckenborgh

Het stralingsveld van de Universele Broederschapkenmerkt zich slechts door het vermogen, dat wij als “roepend” hebben aangeduid. Beoogd wordt slechts, dat zij die vatbaar zijn voor deze interkosmische roep, zijn invloed zullen bemerken en ondergaan. Deze elementaire binding is voorwaarde voor al de arbeid, welke door de Universele Broederschap wordt verricht, en zij wordt absoluut verzekerd door de aanwezigheid van het geestvonkatoom.

Het geestvonkatoom, gelegen aan de top van het hartheiligdom, is krachtens zijn wezen, krachtens zijn structuur, geheel afgestemd op dit goddelijke stralingsveld. Aldus is er, vanaf het begin, een natuurwetmatige verbondenheid van de gevallen microkosmos met de Logos. De gevallen microkosmos blijft daardoor een kind van God, en de mystieke zegswijze, dat God al Zijn kinderen bij naam kent, verkrijgt zo een diepe wetenschappelijke zin. Het woord “kennen” dienen wij hier te verstaan als “in een voortdurende verbondenheid beïnvloeden”, als “bekennen” dus.

De geestvonkatoom-entiteit ervaart deze binding in de aanvang door al die wonderlijke, geheimzinnige en smartelijke ondervindingen in dit aardse tranendal, ondervindingen van lichamelijke, morele, zedelijke en stoffelijke aard. Hij wordt voortdurend verontrust, hij kan krachtens zijn dubbele natuur geen rust vinden, en is bij voortduring aan het zoeken, speuren en experimenteren. Het is een toestand die vele, vele incarnaties lang kan duren, en het feit dat wij hier in het dialectische levensveld ronddolen in de toestand waarin wij zijn, is een bewijs dat wij allen, tijdruimtelijk beschouwd, zulk een periode van wellicht miljoenen jaren achter de rug hebben.

De moeilijkheid, waarvoor de geestvonk-entiteit in die onafzienbare periode staat, is het geheimenis van zijn twee naturen, de complicaties die daardoor tot ontwikkeling komen, de verwarring die daardoor in eindeloze mate in hem ontstaat.

Wanneer wij met elkaar spreken, met elkaar werken, wanneer wij denken, willen, voelen en handelen, verrichten wij al die functies door middel van het gewone ik-bewustzijn. Dit ik-bewustzijn, of dialectisch bewustzijn, heeft in het geheel niets met het geestvonkatoom uit te staan. Toch moet u op dat ik-bewustzijn niet in zelfbeschuldiging, in zelfverguizing, laag neerzien, want u bent thans op dit aardse ik aangewezen. Het is een levensbrandpunt dat uw huidige micros dringend nodig heeft om te kunnen bestaan.

Als u het op dit moment teniet zou doen, zou de nieuwe natuur in u nog niet in staat zijn de leiding van uw microkosmische existentie over te nemen! Het dialectische bewustzijn heeft eveneens een atomisch brandpunt, dat te vinden is in het hoofdheiligdom. Zoals het luciferische vuur oorspronkelijk de projectie was van het Christusvuur in het oer-substantiële scheppingsveld, zo was oorspronkelijk het bewuste atoom in het hoofdheiligdom een weerspiegelingsatoom van het geestvonkatoom in het hart. Het hoofdatoom brandde in het licht van het hartatoom.

Reeds sedert eonen echter heeft het luciferische atoom in het hoofdheiligdom zijn gehoorzaamheid aan het Christus-atoom (het geestvonkatoom) laten varen, de leiding van het gehele stelsel in handen genomen, dit in alle opzichten structureel gedesorganiseerd, en zich door duizenden en duizenden jaren heen aan cultuur onderworpen. Aldus zal nu wellicht het beeld van onze werkelijkheid u helder voor ogen staan en zult u ook begrijpen waarom transfiguratie nodig is.

Het Christusatoom werkt krachtens zijn wezen verontrustend in op het ik-bewustzijn en ontneemt het zijn zekerheid, doch de geestlicht-weerspiegelende werking van het luciferische atoom, waardoor de ziel, het ik, uit de werken Gods zou kunnen leven en zijn, is verdwenen, omdat het stelsel, zowel naar de ziel als structureel, onherstelbaar is geschonden. Daarom is een nieuwe ziel nodig, een nieuw luciferisch beginsel, een nieuwe weerspiegelingsfactor, en pas wanneer die is verkregen, kan de gehele microkosmos overeenkomstig haar oorspronkelijke wezen worden getransfigureerd.

U zult inzien dat dit een proces is; zulk een wedergeboorte, zulk een ontzaglijk ingrijpend gebeuren, voltrekt zich niet in veertien dagen. Waar het echter op aan komt is, dat met het proces een begin wordt gemaakt, een begin op het pad van heiligmaking, dat wil zeggen, van genezing, heel worden, weer oorspronkelijk worden, in goddelijke zin. De School houdt niet op het hoe en waarom van dit machtige proces uiteen te zetten en te verklaren, de noodzakelijkheid ervan aan te tonen, alle factoren in het juiste licht te plaatsen, de oorzaken van uw verontrusting aan te wijzen.

Waarom komt u tot deze School? Waarom bezoekt u onze tempeldiensten? Waarom getroost u zich als leerling de opofferingen die een arbeid als de onze verlangt? Omdat u een geestvonkatoom bezit! Uw eeuwenoude verontrusting, uw mateloos lang zoeken, heeft u hierheen geleid, en het Christusatoom in u straalt nu in een persoonlijkheid, die op die roep niet bevrijdend kan reageren. En deze brand jaagt u op.

Van over de Jordaan, de stroom van uw kleine bloedsomloop, ziet u de radiaties van het Christusatoom tot u komen. Spreekt u nu ook, als Johannes: “Voorwaar, Hij is groter dan ik – ik ben niet waard de schoenriem Zijner voeten te ontbinden?” Gaat u nu ook, als Johannes, onder in het endura, om dit van het Christusatoom uitgaande levensvernieuwende lichtvermogen in staat te stellen zijn omwandeling in uw verzonken stelsel, in uw kleine duistere wereld, te volbrengen? Opdat in het reeds besproken proces het beeld van de onsterfelijke mens zal worden gevormd, zoals deze eenmaal , na de Christus-atomische kruisgang, onverderfelijk in uw wezen zal opstaan?

Begrijpt u nu, dat ook de doop van Jezus in de Jordaan een gebeurtenis is die lijfelijk in u zal moeten plaats vinden? De verontruste ik-mens, de eeuwige zoeker naar licht in de duisternis, schreeuwt het uit, als een smartekreet door de landen: “Maak recht de paden van de Heer, maak recht de paden voor onze God!” Hij zoekt naar recht en hij staat, als Johannes, in zijn boetekleed, in de woestijn van deze wereld.

Nu kan het zijn dat u nog ten prooi bent aan die fundamentele waan dat u, als natuurwezen, het goddelijke recht, de goddelijke werkelijkheid, deelachtig zou kunnen worden. Maar het kan ook zijn, en dat wordt van leerlingen van het Rozenkruis verwacht, dat u, als de profeet in zijn kameelharen mantel, zegt: “Niet ik, maar die Andere!” U kent die Andere, want u bent bij dag en bij nacht, jaar in jaar uit, leven in leven uit, door Hem verontrust.

Door het Christus-atoom in u werd u geroepen. En nu ziet u in uw levenscrisis die Andere tot u komen. De radiaties van het Christus-atoom in uw hart branden door middel van de thymus in uw bloed; het bloed wordt door middel van uw levensjordaan, uw bloedsomloop, opwaarts gestuwd en vervult het heiligdom van het hoofd, en verspreidt zich door het gehele wezen. En nu moet u erop letten, of uw reacties precies zo zijn als al die vele vorige malen, dan wel of u voor de eerste maal op een absoluut nieuwe wijze reageert.

Uw oude reactie is, dat u die bloedsbrand van de verontrusting en teistering waarneemt, ervaart, hem zo goed mogelijk opvangt en verwerkt, en voor de rest dezelfde blijft. U kunt zich daarin zeer goed oefenen. Men kan u dientengevolge moedig vinden en respectabel, doch uw natuur blijft er dezelfde door. Met samengeknepen lippen ondergaat u alles, of met een aangeleerde lach bedriegt u zichzelf en anderen door met de goedkope en té gemakkelijke psychologie van onze tijd te zeggen: “En het is toch zó goed!” Doch het is in het geheel niet goed, het is uiterst dramatisch.

Nieuw en goed is uw reactie pas dan, als u die andere bloedskracht, die door uw bloed (uw “levensjordaan”) stroomt, niet langer op de oude wijze afreageert en weg liegt, maar als u haar met de diepste beginselen van uw ik-bewustzijn aanvaardt, met een volkomen bereidheid, in absolute vrede en innerlijke vreugde. Dan wordt de bode van het Christus-atoom die nadert in het bloed, door uw innigste ik gedoopt. Dan wordt uw innigste ik van de  natuur definitief met het Christus-atoom verbonden.

Dit is het grote wonder van de doop aan de Jordaan, aan het begin van het evangelie. Het is de slotfase van het eerste proces van heiligmaking, de eerste vrijwillige Christus-atomische weerspiegeling in het luciferische hoofd-atoom. Het is het moment, waarop Lucifer uit zijn hemelburcht stort. De nieuwe morgenster  is nog niet gerezen, doch haar helder licht heeft zich aangekondigd. Het endura is begonnen.

Dit begin nu tracht de Geestesschool in u tot een feit te maken. Als dit glorieuze begin van het heiligmakingsproces zich heeft geopenbaard, is de betrokken leerling een gepredisponeerde-van-de-vrijheid geworden. Een uitverkorene.

Wij hebben uw aandacht al gevestigd op Openbaring 17, waarin het begin van de overwinning van het Lam in drie stadia wordt aangeduid. “Gelovigen, geroepenen en uitverkorenen hebben deel aan deze overwinning”, zegt de Apocalyps, dat wil zeggen, drie groepen van geestvonkatoom-entiteiten kunnen in een kosmische revolte worden uitgeleid in de vrijheid. Om dit te verstaan, moet u deze uitspraak vergelijken met het wezen van het Evangelie.

Bij het begin van het eerste evangelische heiligmakingsproces wordt Johannes geboren; vervolgens wordt hij een profeet; tenslotte wordt hij een doper. Daarop verdwijnt hij en treedt Jezus op. De Apocalyps nu noemt het eerste stadium dat van de gelovige, het tweede dat van de geroepene, het derde dat van de uitverkorene.

Wanneer u tot de Geestesschool komt uit werkelijke innerlijke behoefte, in de absolute overtuiging dat u deze natuur moet verlaten om als microkosmos die andere natuur in te gaan; wanneer u die overtuiging bezit op grond van de eindeloze brand van de ervaring, staat u in het eerste stadium. Dan bent u als Johannes geboren, dan heeft het evangelie zijn eerste karakters in u geschreven.

Dan zal het luciferische atoom van het ik-wezen zijn eerste enduristische blijken geven, en het is logisch dat van dat moment de micros onmiddellijk geheel anders in het krachtveld van de Universele Broederschap komt te staan. De zegening van het geloof, de voorsmaak der vrijheid, wordt zijn deel. Dat is de geboorte!

Op deze basis kan de kandidaat het tweede stadium ingaan, dat van het profeetschap. Met zijn leven getuigt hij: “ik moet ondergaan en Hij, de Andere, moet wassen!” Hij is niet meer de humanist, die deze woorden napraat, in gerichtheid op een aards rijk, doch hij roept: “Maak recht de paden voor onzen God!”

Hij is een roepende in de woestijn. Hij is een geroepene, die steeds meer zijn ik-wezen, zijn luciferisch vuur, dat hij onwaardig weet, ondergeschikt maakt aan het Christus-atoom. Zo wordt de voorsmaak der vrijheid een zekerheid. Deze mens wordt een onwankelbare. Hij zegt: “Niet dat ik het alreeds gegrepen heb, maar het komt!”

En op de andere dag ziet Johannes Jezus komen van over de Jordaan. Nu wordt de kandidaat de doper, de definitief verbondene. Hij wordt dat in de tempel van het diepste innerlijk, en hij kan als Simeon spreken: “Nu kan ik Heer,  in vrede gaan, want mijn ogen hebben Uw zaligheid aanschouwd.”

Zoals wij in onze tempels met drie treden de plaats van dienst bestijgen en reeds bij de eerste trede met de plaats van dienst verbonden zijn, zo is de evangelische opgang der vrijheid in drie fasen te onderscheiden.

Reeds geboren te zijn als Johannes brengt de binding met de vrijheid tot stand. En het hoeft van niemand een bovenmenselijke inspanning te vragen dit bevrijdende geloof in zijn hart vrij te maken, omdat daar is “het kostbare juweel in de lotus”,  het Christus-atoom. Dit atoom, gelegen aan de top van het hartheiligdom, is krachtens zijn wezen en structuur geheel afgestemd op het goddelijke stralingsveld. Het juweel wordt bij dag en bij nacht door de Gnosis verlicht en wij hoeven slechts in dat licht te wandelen.

Het heeft geen zin, en het is een bewijs van zenuwoverspanning of innerlijke onwil, wanneer wij, staande aan het begin, blijven praten over het einde van het Pad dat voor ons nog geheel in nevelen ligt verscholen.

Grijp de glorie en het licht van het bereikbare begin! Dan zal eenmaal uw gehele microkosmos wandelen in het licht, gelijk het kostbaar juweel in de lotus in het licht is. Houd op met voortdurend praten en theoretiseren, grijp als een ware vrijmetselaar uw werktuigen en leg uw eerste steen.

Bron: De komende nieuwe mens van J. van Rijckenborgh, hoofdstuk 13