Weer onderwees Elihu, en zei: ‘De priesters van India werden corrupt; Brahma was vergeten; de rechten van de mensen werden in het stof vertrapt. En toen kwam een machtige geest, Boeddha van de verlichting, die zich van weelde en alle wereldse eerbewijzen afkeerde en de stilte vond in de rustige bossen en grotten; en hij was gezegend.
Hij predikte een evangelie van een hoger leven en leerde de mensen hoe zij de mens moesten eren. Hij had geen godenleer te onderwijzen. Hij kende de mens door en door en daarom was zijn geloofsbelijdenis rechtvaardigheid, liefde en rechtschapenheid. Ik haal een van de vele door de Boeddha gesproken helpende woorden voor u aan.
Haat is een wreed woord. Als mensen u haten : sla er geen acht op, en ge kunt de haat van mensen doen verkeren in liefde en barmhartigheid en goede wil. En barmhartigheid is even wijd als alle hemelen. En er is genoeg aan goeds, genoeg voor iedereen.
Vernietig het slechte door het goede; maak door edelmoedige daden hebzucht beschaamd; maak door waarheid de kromme lijnen die de dwaling trekt, recht, want dwaling is slechts verminkte, verdwaalde waarheid. En pijn zal hem volgen, die, geleid door slechte gedachten, spreekt of handelt, zoals het wiel de voet bezeert van hem die de
kar naar zich toetrekt in plaats van wegduwt.
Hij die zichzelf overwint, is groter dan hij die duizend man in de oorlog doodt. Hij die is zoals hij meent dat anderen behoren te zijn, is een edel mens. Vergeld hem die u kwaad
doet met de zuiverste liefde en hij zal ophouden met kwaad te doen. Want liefde zal het hart van hem die liefde ontvangt, net zo zuiveren als het hart van hem die liefde geeft.
De woorden van Boeddha zijn opgetekend in de heilige boeken van India. Neem ze in acht, want ze behoren tot het onderricht van de heilige adem. Het land van Egypte is het land van de geheimenissen.
De mysteriën van alle eeuwen liggen veilig weggesloten in onze tempels en heiligdommen. De groten van alle tijden uit alle oorden komen hier om te leren, en wanneer uw zonen volwassen zullen zijn, zullen ze al hun studies in de Egyptische scholen beëindigen.
Doch ik heb genoeg gezegd. Morgen bij het opgaan van de zon, zien we elkaar weer’.
Toen nu de zon opging, waren de meesters en hun leerlingen weer bijeen in het heilige bos. Salome was de eerste die sprak, en zei: ‘Zie, de zon. Zij openbaart ons Gods almacht, die door zon, maan en sterren tot ons spreekt! Door bergen, heuvelen en dalen; door bloemen, planten en bomen.
God zingt voor ons door vogel en klavecimbel en door de menselijke stem. Hij spreekt tot ons door regen en wind en het rollen van de donder. Waarom zouden wij niet aan zijn voeten knielen en hem aanbidden? God spreekt tot elk hart afzonderlijk. En de harten moeten afzonderlijk tot Hem spreken, en dat is bidden.
Schreeuwen tot God is geen bidden; staande, zittende of knielende Hem alles vertellen over de zonden van de mensen, is bidden. Het is geen bidden wanneer we de Eénheilige vertellen hoe groot Hij is, hoe goed en liefdevol en sterk: God is geen mens die door lof van mensen omgekocht moet worden.
Gebed is de vurige wens dat elke weg in het leven licht moge zijn; dat elke daad met goedheid mag worden bekroond; dat alles wat leeft door onze bemiddeling moge gedijen. Een goede daad, een helpend woord, is gebed, een vurig en doeltreffend gebed. De fontein van het gebed is in het hart. Door gedachten – niet door woorden – wordt het hart tot God omhoog gedragen, waar het wordt gezegend. Laat ons bidden’.
Zij baden, doch geen woord werd gesproken, maar in die heilige stilte werd elk hart gezegend.
En toen sprak Elihu. Hij zei tot Maria en Elizabeth: ‘Wij hebben het onze gezegd. Het is niet nodig dat u hier nog langer vertoeft, de roep heeft geklonken, de weg is veilig. U kunt naar uw geboorteland terugkeren. Een machtig werk is u te doen gegeven: gij moet richting geven aan de geesten die straks de wereld zullen leiden.
Uw zonen zijn voorbestemd om de mensheid te voeren tot rechtvaardig denken, spreken en handelen. Om de mensheid de verdorvenheid van de zonde te doen inzien; om hen van de verering van het lagere zelf en van alle begoochelingen af te voeren, en ze bewust te maken van het Zelf, dat met Christus leeft in God.
Als voorbereiding tot hun arbeid zullen uw zonen veel doornige paden moeten bewandelen. Zware beproevingen en aanvechtingen zullen zij – evenals andere mensen – moeten ondergaan. Hun lasten zullen niet licht zijn, ze zullen moe worden, en uitgeput.
En ze zullen de kwellingen van honger en dorst kennen. Ze zullen zonder oorzaak bespot worden, gevangen genomen en gegeseld. Ze zullen naar vele landen gaan en zullen aan de voeten van vele meesters zitten, want ze moeten evenals andere mensen, leren.
Maar wij hebben genoeg gesproken. De zegeningen van de drie en van de zeven die voor de troon staan, zullen te allen tijde op u rusten’. Aldus werden de lessen van Elihu en Salome besloten.
Zij onderwezen hun leerlingen drie jaar lang in het het heilig bos, en indien al hun lessen in een boek zouden zijn opgetekend, zeker, het zou een machtig boek zijn. We hebben slechts de samenvatting van wat zij zeiden.
Zo gingen Maria, Jozef en Elizabeth met Jezus en zijn wegbereider op weg, huiswaarts. Ze gingen niet naar Jeruzalem want daar regeerde Archaleus. Ze reisden via de Dode Zee en toen ze de heuvels van Engedi bereikten, rustten ze in het huis van Jozua, een verre bloedverwant. En hier bleven Elizabeth en Johannes.
Maar Jozef, Maria en hun zoon gingen via de Jordaan weg, en bereikten na enige dagen hun woning in Nazareth.
Bron: Aquarius Evangelie, hoofdstukken 11 en 12