Wolvenhart en andere waargebeurde dierenverhalen van Annemarie van den Brink en Suzanne Wouda

BESTEL WOLVENHART EN ANDERE WAARGEBEURDE VERHALEN

Grappige, spannende en ontroerende, waargebeurde dierenverhalen voor lezers van 9 tot 99 jaar. Mensen en dieren hebben al eeuwenlang een bijzondere band. De verhalen in dit boek gaan over dieren die iets bijzonders hebben gedaan of meegemaakt. Zoals giraffe Zarafa, die tweehonderd jaar geleden als cadeau voor de koning naar Parijs kwam en daar een echte giraffenrage ontketende. Of Japie, de gorilla die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Artis zag hoe onderduikers in de apenrots verstopt werden. Lees hoe dolfijn Moko een potvis en haar jong van de dood redde, hoe een varken een wereldberoemde kunstenaar werd en hoe een wolf de jager keer op keer te slim af was.
Veertien bijzondere dierenverhalen van vroeger en nu, prachtig geïllustreerd in kleur door Marieke Nelissen.Annemarie van den Brink en Suzanne Wouda schreven eerder samen Oorlog in inkt, dat bekroond werd met een Vlag en Wimpel.

EVEN ACHTER JE OREN KRABBEN

Frankrijk, 200 jaar geleden. De straten van Parijs stromen vol door de komst van een heel bijzonder dier: een giraffe! In de winkels liggen koekjes in giraffevorm en sommige vrouwen dragen twee knotjes op hun hoofd: coupe ‘à la giraffe’.

Daar komt ze, op haar hoge poten. Terwijl de mensen bewonderend toekijken, ritst Zarafa met haar tong de blaadjes van de bomen.

De geschiedenis zit vol bijzondere dierenverhalen. Verhalen vol avontuur en heldendaden, die je laten nadenken over wat dieren betekenen voor mensen. Want een dier kan op veel manieren handig voor ons zijn. Wat een dier daar zelf van vond en vindt… tja, dat was meestal niet zo belangrijk.

Zarafa werd uit Afrika gehaald zodat de koning van Frankrijk met haar kon pronken. Maar dieren werden ook ingezet om levens te redden, zoals sledehond Togo of oorlogsduif Mary. Of om een moord op te lossen. Daar is de Amsterdamse politiehond Albert het bewijs van.
Je kunt dieren ook tentoonstellen, rekenles geven, als schilders- model gebruiken of bij hen onderduiken. En wat dacht je van op- eten? Dat was het lot van koe Hermien en varken Pigcasso, die op tijd ontsnapten aan het slachthuis.

Wij zijn in de verhalen gedoken van veertien slimme en dappere dieren. Bijzondere wezens, net als jij, met unieke eigenschap- pen, talenten, gevoelens en allemaal hetzelfde verlangen: een prettig leven. We lazen mooie en soms droevige verhalen over dieren die op plekken terechtkwamen of dingen moesten doen waar ze niet zelf voor gekozen hadden.
Stuk voor stuk hebben ze een onvergetelijke indruk achtergelaten, waardoor veel mensen anders zijn gaan denken over wat dieren voor ons betekenen. Wij vertellen de verhalen graag aan je door en zijn benieuwd of jouw kijk op de dierenwereld ook verandert.

Annemarie van den Brink en Suzanne Wouda

EEN MONSTER OP DE BOTERMARKT

Amsterdam, 17e eeuw

Het vroege zonlicht raakt alleen de toppen van de bomen, het pad eronder is nog schemerig. Daar sjokt Hansken achter haar baas aan. Cornelis van Groenevelt heeft haast. Vlug vlug, zo snel mogelijk naar de Botermarkt, de kermis is al begonnen en de eerste dag is de beste dag. Dan heeft iedereen nog geld.

Cornelis denkt aan zijn beurs. Hopelijk is die vanavond niet te tillen zo zwaar, en tot de rand gevuld met stuivers en guldens. Hij gaat nog sneller lopen.

Hansken heeft geen haast. Ze ruikt sappige blaadjes.

In de Breestraat stapt een man zijn huis uit, onder zijn arm een schetsboek en een tas vol tekengerei. Op zijn hoofd houdt een baret zijn krullende haar in bedwang. Hij snuift de ochtendlucht op, die vochtig en fris is, en kijkt naar het licht. Voor hém is licht en donker alles. Zo ziet hij de wereld. Zo tekent hij. Het donker met snelle houtskoollijnen, maar het licht… Licht is de grootste uitdaging. Dat teken je niet, dat laat je juist weg. Licht ontstaat alleen door het donker eromheen.

Wat hij vandaag zal tekenen, weet de man met de baret nog niet, maar hij zet koers naar de kermis op de Botermarkt.

Op het pad staat Hansken ineens stil en strekt haar slurf uit naar het groen. Cornelis pakt zijn olifantenhaak. ‘O nee, hongerlap. We moeten dóór en je hebt al zes broden op.’ Hij port Hansken in haar bil, snel ritst ze een tak kaal.

Verderop schittert water. Het pad loopt over een smalle houten brug. Cornelis kijkt naar Hanskens poten als boomstammen en de zware kisten met attributen op haar enorme rug. ‘Op hoop van zegen,’ zucht hij. Voor omlopen is nu geen tijd. Het kermispubliek wacht, met beurzen vol klinkende munten.
Het hout kraakt, maar houdt dapper stand.

De man met het schetsboek is al bij de Botermarkt aangekomen. Hij gaat op een stoepje zitten en volgt een meisje dat bij een kraampje een suikerappel koopt. Het licht valt op haar witte muts- je, het donker zit in de schaduwen op haar gezicht en haar zwarte haar.

De tekenaar zet de punt van zijn schetskrijtje op het papier. De eerste lijn is altijd spannend. Hij knijpt zijn ogen halfdicht. Waar is het licht? Waar begint het donker?

Maar net als hij een lijn zet, verdwijnt het meisje tussen de mensen. De tekenaar zucht, de jeugd is hem veel te snel.

Ineens wordt het stil op de Botermarkt, tot een jochie roept: ‘Daar, een monster!’

De tekenaar kijkt op. Hij glimlacht en pakt zijn krijtje.

‘Komt dat zien, komt dat zien! De kunsten van Hansken de olifant!’

Cornelis duwt zijn elleboog in Hanskens flank, het teken om te knielen. Dus Hansken knielt, ze weet wat ze moet doen. Haar baas klimt erop en Hansken gaat weer staan.

Vanaf haar rug roept hij theatraal: ‘Hansken, we hebben geen ene droge broodkorst meer, hadden we maar wat geld.’ Zijn blik blijft hangen op een goedgeklede man. ‘Hmm, misschien is vandaag onze geluksdag…’

Hij buigt voorover en fluistert iets in Hanskens oor. Hansken draait zich om naar de man en zet een stap in zijn richting, en nog een… Het publiek trekt zich terug als de zee bij eb. De man ook, maar hij kan nergens heen, het is te druk en de mensen achter hem duwen hem naar voren. Hansken strekt haar slurf naar het gezicht van de man, raakt het puntje van zijn neus aan.

Het is doodstil. Van angst houdt de man zijn ogen stijf dicht. De slurf gaat omlaag naar zijn mond.
‘Van zoenen kunnen we niet eten, Hansken!’ roept Cornelis. De mensen lachen. Hansken laat haar slurf zakken, over de borst van de man naar zijn buik, zo naar de beurs aan zijn riem. Ze haalt er eerst een vieze zakdoek uit. Dan een muntstuk. Het publiek joelt.

Cornelis glijdt van Hanskens rug en houdt zijn hand op, maar Hansken verroert zich niet.

Cornelis zet zijn armen in zijn zij, trekt een boos gezicht en houdt dan opnieuw zijn hand op. De olifant knippert niet eens. ‘Zo beland ik nog in het armenhuis!’ roept Cornelis. ‘En van jou maken ze worst.’
Nu zwaait Hansken de zakdoek de lucht in en blaast hem recht in Cornelis’ gezicht. De munt is op de grond gevallen. Snel zet ze haar poot erop.

Cornelis draait zich briesend om, pakt een degen uit de kist, maar voor hij het wapen op de olifant kan richten komt Hansken op hem afgestormd en pakt een tweede degen. Het publiek oeh’t en oh’t als het gekletter van staal op staal klinkt. Cornelis is snel, maar de olifant is sneller. Ze drijft hem steeds verder tegen de menigte aan en richt haar zwaard op zijn borst. Cornelis laat zijn wapen vallen. Hij knielt en buigt zijn hoofd. ‘Ik geef me over. Genade, o grote Hansken.’

Hansken trompettert triomfantelijk.

De tekenaar staat op de trap om over de mensen heen te kunnen kijken, naar dat immense beest. Hij heeft haar al eens eerder gezien en getekend. Hij wacht tot het optreden afgelopen is en het publiek afdruipt, en stapt dan op de eigenaar af.

‘Mag ik uw olifant schetsen?’ vraagt hij aan Cornelis.

Het ligt al op Cornelis’ lippen om geld te vragen, maar dan ziet hij wíé het vraagt. Rembrandt van Rijn, de beroemde schilder!

‘Natuurlijk, mijnheer Van Rijn, het is mij een eer.’

Rembrandt knikt dankbaar en gaat bij Hansken op een krukje zitten. Heel lang staart hij naar de olifant, naar het donker in de huidplooien rond haar nek, tussen haar poten, achter haar oren en onder haar buik. Naar het licht op haar rug, flanken en hoofd.

Hansken blijft doodstil staan, alsof ze weet dat dat belangrijk is.

Rembrandt begint te schetsen met zwart krijt. De contouren, de huid… Elke plooi, vouw en rimpel loopt anders. Die schaduwen tussen haar poten krijgt hij alleen donker genoeg met houtskool. Dat doet hij op het laatst. Eerst die bolling erin krijgen, want alles aan de olifant is rond.

Aan het einde van de ochtend valt er een schaduw over het papier. Rembrandt kijkt op. Een meisje met een wit mutsje kijkt met gro- te ogen naar zijn tekening. Ze heeft het zoet van een suikerappel rond haar mond.

‘En, lijkt ze?’ vraagt Rembrandt.

Het meisje staart van de tekening naar de olifant en terug. ‘Ze kijkt droevig,’ zegt ze. ‘Tekent u ook paarden?’

Rembrandt lacht. ‘Nee, te moeilijk.’ Hij knipoogt naar Cornelis, die komt aanlopen.

‘Hansken moet weer optreden,’ zegt hij. ‘En geld verdienen.’

De schilder slaat zijn schetsboek dicht en drukt Cornelis als dank een gulden in handen.

Vlak voor de avond valt, pakt Cornelis z’n boeltje in. Hij wil voor het donker de stad uit zijn. Zijn beurs is zo zwaar als hij zich had voorgesteld en hij klopt Hansken op haar flank. ‘Goed gedaan, meisje. Geen droge broodkorsten voor ons, vandaag.’

Met Hansken achter zich aan sloft hij de Botermarkt af, de straten door, over de Amstel, naar die kleine houten brug. Cornelis kijkt naar het water, diep is het niet. Vol vertrouwen stapt Cornelis erop. Hansken volgt hem aarzelend. Het hout zucht opnieuw on- der haar gewicht. Zelfs nog iets harder dan die ochtend, alsof de brug ook moe is van de dag.

Cornelis loopt wat vlugger. Het hout knarst en kermt en klaagt. Bijna aan de overkant. De laatste stap… Hou vol.
Krak! Ineens verdwijnt de grond onder Hanskens poten. Met brug en al zakt ze het water in. Van angst trompettert ze luid. Cornelis staart vanaf de kant naar de versplinterde planken en balken. En naar de olifant die tot halverwege haar lijf in het water staat. Als ze doorheeft waar ze is, spuit ze met haar slurf een fontein aan water op en rolt om voor een lekker koel bad. Wat een heerlijk einde van de dag!

Cornelis zucht diep. Wat een vreselijk einde van de dag. Hij steekt zijn handen in zijn zakken en denkt aan het geld dat hij verdiend heeft. Vast niet genoeg voor een nieuwe brug. Hij belandt nog eens écht in het armenhuis. En hoe krijgt hij die olifant ooit uit het water?

Hansken werd in 1630 op Ceylon (nu Sri Lanka) geboren. Via Batavia (nu Jakarta) kwam ze in Holland terecht, als cadeau voor stadhouder Frederik Hendrik van Oranje. Ze werd tentoongesteld in zijn paleis in Rijswijk en iedereen die haar wilde zien moest ervoor betalen. De opbrengst daarvan ging naar goede doelen.

Later gaf Frederik Hendrik Hansken cadeau aan zijn neef, die de olifant doorverkocht. Aan wie is niet bekend. Cornelis van Groenevelt kocht Hansken van deze onbekende voor 20.000 gulden. Als je dat vergelijkt met onze tijd, zou dat ongeveer 500.000 euro zijn.

Hansken was een slimme, zachtaardige olifant die wel 36 verschillende kunstjes kon en daarmee overal optrad. Ze kon zwaardvechten, ‘dieven’ aanwijzen in het publiek, huppelen en dansen. Cornelis reisde met haar Europa rond en de voorstellingen trokken veel publiek. Hij werd er behoor- lijk rijk van, al was het niet goedkoop om voor Hansken te zorgen. Ze at elke dag meer dan 25 broden.

Hansken was in 1633, 1637, 1641 en 1647 in Amsterdam. Rembrandt zag de olifant waarschijnlijk op de Botermarkt (nu het Rembrandtplein) en schetste haar in 1637 en een paar jaar later nog eens. Rembrandt was toen al erg beroemd als schilder en etser.
De tekeningen van Rembrandt zijn bijzonder. Hij wist met een paar lijnen de olifant levendig neer te zetten.

Of Hansken echt door de brug gezakt is, is niet duidelijk. Maar dichter Joannes Six van Chandelier schreef in 1657 het volgende versje:

Op d’Olifantsbrugh

Dees brugge, nu van steen, langh om een naam verleegen,
Droegh korts een Olifant, op synen houten rugh:
Hy dacht, dit ’s Stoffels God, dies neegh hy, en geneegen,
In d’Emster, doopte sy hem d’Olifantsche brugh.

Vertaling:
Deze brug, nu van steen, lang om een naam verlegen.
Droeg kortgeleden een olifant op zijn houten rug,
Hij dacht: ik ben als Christoffel*, dus boog hij, en gebroken
In de Amstel doopte men hem de Olifantsbrug.

*Christoffel droeg Jezus op zijn rug door de rivier

Op oude kaarten van Amsterdam zijn ook een Olifantssluis en Olifantspad te zien. Deze namen zouden heel goed kunnen verwijzen naar Hansken.

Hanskens leven was zwaar. Ze trok met Cornelis twintig jaar door Europa, liep lange afstanden en kreeg veel te eenzijdig voedsel. Daardoor ging ze er steeds slechter uitzien. Ze stierf in Italië in 1655 door een ontsteking aan haar poot. Haar skelet is bewaard en tegenwoordig nog te zien in museum La Specola in de Italiaanse stad Florence.

BESTEL WOLVENHART EN ANDERE WAARGEBEURDE VERHALEN