Diamant esoterisch beschouwd door Mia Leene in ‘Mijn steen – mijn leermeester’

 

LEES MEER OVER HET SYMPOSION DIAMANT ALS INNERLIJKE RIJKDOM

Niets lijkt deze mens meer te boeien dan de extatische schittering van de diamant, die het licht omzet in een volmaakt kleurenspel, dan wel het licht gedeeltelijk omzet en het dan weerkaatst in een verzadigd geel, blauw of zelfs zwart of groen. De beroemde Dresden-diamant is groen, de Hope-diamant is blauw, de Tiffany-diamant is geel, maar zij gaan aIle vergezeld van zo’n intense straling, dat slechts het geoefende oog de kleurtoon duidelijk kan herkennen. 

De diamantstraling kan verblindend werken, zoals zijn kostbaarheid de mensheid verblindt en haar verleidt tot allerlei excessen. Deze edelste steen is het voorbeeld van een omzetting van het laagste element (koolstof) in het meest edele en stralende, de diamant zelf. 

Daartoe moet hij 1100 – 1300° C. hitte verdragen gedurende eeuwen van wrijving, spanning en verzet. Wonderlijker en vooral symbolisch welsprekender is dan ook het feit, dat de diamant zo hard is (hardheid 10) dat hij vrijwel niet in vuur smelt, niet te slijpen is dan wel met zijn eigen poeder en elke andere bewerking weerstaat. 

Niettemin heeft de aarde-schoot hem gevormd. Hijzelf breekt iedere steen en gaat voor geen enkel natuurgeweld opzij, zodat de mens hem aanwendt bij alle soorten van boringen en hem in de industrie nog meer gebruikt dan in de juwelenhandel, waar hij slechts tot sier van de rijken dient. 

De benamingen van de edelstenen komen veel uit het Grieks en het Latijn; de diamant heeft van oudsher de Griekse naam Adamas, d.w.z. de onoverwinnelijke. 

Voor elke esotericus zal er een licht opgaan bij het vernemen van deze naam, want Adamas is in de oudste legenden de Zoon van het Lichts, die terwille van zijn naasten de “chaos” binnenging en zijn licht ter beschikking stelde van de lichtlozen. Hij werd gevangen genomen door de legioenen van de duisternis, men ontnam hem zijn licht, waarna hij zich met veel moeite een doorgang moest bevechten, zijn hemelse Vader aanroepende, opdat deze hem zou helpen om zijn verloren Vaderland terug te vinden. 

Een fantastische analogie is hier te herkennen met de zoekende mens, wiens geestkern (Adamas) hem steeds helpt herinneren aan de terugweg naar het vaderland, waar deze innerlijke Kern thuis is. Ook vinden we in de Adamas de legendarische eerste Mens terug, die volgens de legenden, Adamas-Hevah heette. In het paradijsverhaal is deze reeds tot Adam en Eva geworden, een stuk oorspronkelijkheid is verloren gegaan. 

En dan ontmoeten we deze zelfde mens nog in zijn degeneratieve of satanische vorm als Lulu en Lillith. De confrontatie met de “chaos” of het aardse levensveld ontnam deze eerste Mens een stuk goddelijkheid. Interessant is hier dat de diamant bij het naar boven brengen dikwijls in een stuk rauwe aardappel wordt gestoken, omdat de plotselinge overgang vanuit zijn moedergrond naar het menselijke levensveld hem in stukken zou doen springen. Natuurlijk gebeurt dit voornamelijk met de wat grotere stenen. 

De analogie tussen de diamant en de geestelijke Adamas is treffend. Hij is ongevoelig voor alle chemicaliën, behalve voor chroomzwavelzuur, dat hem bij 200° C. kan veranderen. Hij houdt stand tegenover alle metalen behalve tegenover het lood. Hij verdraagt alle stralingskracht, inclusief röntgenstralen, die hij alle doorlaat. 

Zijn kristalvorm is kubisch, dat wil zeggen dat de drie assen zijn even lang zijn en loodrecht op elkaar staan. Vooral octaëders komen voor bij de diamant, de zogenaamde achtvlakken. Zijn hardheid is 10. 

En nu de overeenkomst met de innerlijke Adamas, die in alle geestelijke zoekers woont. Deze staat boven alle aanvallen vanuit de natuur; niets kan hem treffen omdat alle natuurlijke trillingen lager zijn dan die van zijn eigen levensgebied. Röntgenstralen beschadigen hem niet omdat deze overeenstemmen met zijn eigen stralingskracht. Röntgenstralen zijn slecht voor de natuurlijke mens, die daartegen door het lood moet worden beschermd. 

Lood staat dus lijnrecht tegenover röntgenstralen of tegenover bovenaardse trillingen. Lood is het eerste metaal bij de alchemische omzetting. Van lood moet goud worden gemaakt door middel van een zeer grote hitte. Goud is analoog met diamant. Vroeger vond men diamant voornamelijk in de goudmijnen.

Diamant kan men slechts slijpen met zichzelf, zijn poeder. De innerlijke Adamas, gevangen in een lagere natuur, kan slechts glinsterend en volmaakt worden indien hij zichzelf polijst. Geen enkele andere kracht kan dit doen dan zijn eigen kracht: de geest. In het Oosten spreekt men van “het diamanten kleinood” dat zich in de omgeving van het hart bevindt, dáár waar de achtvoudige lotus zetelt. 

De kristaIlen van de diamant zijn dikwijls octaëders, achtvlakken. De acht (8) is het getal van wedergeboorte, het samengaan van twee levensvelden, die door een kruis met elkaar worden verenigd. Zowel van boven naar beneden als omgekeerd, moet men eerst door een “enge poort” gaan, een kruisweg volbrengen. 

Het hardheidsgetal (10) van de diamant vertelt tevens van de eenheid tussen het eeuwige (0) en het tijdelijke (1). In de Tarot van Memphis tonen slechts twee samengevoegde kaarten dit getal 10, n.l. de 1 van de Magiër en de 0 van de Dwaas (Adamas). De Magiër die moet leren dat de Dwaas (Adamas) zijn leidsman is, door middel van al die innerlijke inwijdingservaringen van de volgende kaarten of mandala’s. 

Een diamant van het zuiverste water is de meest kostbare. Hij reflecteert uit zichzelf heel het regenboogkleurenspel. Een gekleurde diamant is zeldzaam (daarom kostbaar), maar niet zuiver, hij heeft een gedeelte van het “licht achtergehouden om zichzelf te kleuren”. 

Hij splijt goed, maar zeer moeilijk, volgens zijn octaëder. Daarom is het diamantsplijten en het diamantslijpen een kunst, die slechts specialisten beheersen. Hij heeft een zeer sterke lichtbreking, is tamelijk goed warmte geleidend, maar voelt koud aan op de tong. 

Hij bezit dus die zeldzame eigenschap, die elke spiritualist zou willen bezitten: het samengaan van warmte en koude, het beheersen van de twee tegengestelden en hen, door middel van zichzelf, aan elkander voegen. Vuur en water heeft hij in zich en via deze beide straalt hij dat schitterende, aIle kleuren omvattende, witte licht uit. 

In het kimberliet, zijn blauwe moedergrond (hemelsblauw) wordt hij op 1.000 meter diepte gevormd. Fosforbrons aan het diamantstof toegevoegd helpt bij het slijpproces: fosfor is het uit zichzelf lichtende chemische element. Medisch wordt het aangewend indien het organisme uitgeput is, het schenkt geestelijke levenskracht. Geestelijk actieve mensen bezitten meer fosfor in hun organisme dan de doorsnee-mens. 

De diamant zou eigenlijk niet als siersteen, maar uitsluitend therapeutisch moeten worden gebruikt, een heilig symbool dat de mens er steeds aan herinnert, dat in hem een Adamas woont, een wezen uit een bovenaardse wereld, dat slechts op aarde is om zijn terugweg, of kruisweg, te volbrengen. 

Therapeutisch werkt de diamant sterk op het zenuwgestel in en irriteert dit met zijn sterke straling. Niet voor niets zegt Plinius, dat hij weerstand biedt aan de twee sterkste energieën ter wereld: ijzer en hitte. De hitte staat voor de levensdrift, het ijzer staat voor agressie en wil. 

Het “diamanten kleinood” weerstaat de agressieve wil en de driftige natuur. Het forceren heeft hier totaal geen zin. Interessant is ook de overlevering, waarin staat dat de diamant smelt in het bloed van een bok. De bok is van oudsher het symbool van satan, de omgepoolde goddelijke kracht. Adamas werd gevangen genomen door de legioenen van “satan”, die zijn licht stalen. 

Over de astrologische heerser van de diamant zijn verschillende opvattingen in omloop, doch deze zijn aIle interessant en het opmerken waard. De diamant ontvangt zijn kracht en zijn gaven van de ster de Medusakop, in het sterrenbeeld Perseus. Maar ook van Jupiter heeft hij zijn kracht, die hem geestelijke vreugde geeft. De Medusa-kop beschermt in de mythe Perseus tegen alle vijanden, en deze Medusa wordt geregeerd door Saturnus (satan), die ook het lood voortbrengt, dat het menselijke organisme tegen de röntgenstralen beschermt. 

Anderen zeggen: “In de diamant werken de hitte van de zon en de koude van de maan harmonisch samen en maken de steen onoverwinnelijk.” Paracelsus meende dat het diamantpoeder dermate giftig is, dat er geen enkele remedie tegen bestaat. In verre tijden werd de edelsteen therapeutisch gebruikt tegen de pest, tegen dierlijke giften (ook tegen menselijk venijn), tegen vervloekingen, tegen betoveringen en tegen panische schrik. 

Diverse diamanten zijn omgeven door merkwaardige verhalen. Deze berusten op de werking van zijn hoge trillingen waarvan vooral immorele, dubieuze karakters hinder ondervinden en hen zelfs ongeluk brengt. Gevoelige naturen zouden nooit diamanten moeten dragen, omdat deze een te zware belasting vormen voor hun zenuwgestel. 

Deze edelste onder alle stenen werd nooit gerangschikt onder de stenen – die bij de zodiakale typen behoren, want de diamant is “bovenaards”, hij komt uit de “hemelen” tot ons om te getuigen van de hemelse afkomst van Adamas, onze geestelijke kern.

Bron: Mijn steen – mijn leermeester van Mia Leene