Oliver Wendell Holmes heeft in zijn gedicht ‘The chambered Nautilus’ het denkbeeld van aanhoudende vooruitgang in steeds betere voertuigen en eindelijke bevrijding weergegeven. De nautilus bouwt haar spiraalvormige schelp (volgend de gulden snede) in afdelingen met kamers, aanhoudend de kleinere, welke zij ontgroeid is, verlatend voor degene die ’t laatst gebouwd werd.
Jaar na jaar ging ongestoord
In stilte de opbouw der kronkels voort;
Steeds wijder werd der spiralen boog,
Terwijl hij van woning tot woning toog,
Zich zachtkens naar ’t nieuwe voortbewoog,
De vergankelijke deur weer gesloten had
Van het laatste tehuis, en het oude vergat.
Gij bracht ons een hemelse boodschap mee,
Heb dank daarvoor, kind van de woelige zee,
Hulp’loos gespoeld op ’t strand, daar verloren,
Kondt ge stervend met schoner geluid ons bekoren,
Dan ooit Triton’s omkranste hoorn deed horen.
en terwijl dit in mijn ziel weerklinkt,
Hoor ik diep in mijn gedachten een stem die zingt:
‘Bouw u, o mijn ziel, in de loop der tijden
Een waardiger woning, een schone, wijde;
Verlaat uw bekrompen verleden en leer
Ieder nieuw verblijf te verbeteren weer,
’t Zij ruimer van welving dan dat van weleer;
Totdat gij, van uw omhulsel bevrijd,
’t Laat liggen op ’t strand der oneindigheid.
Oliver Wendell Holmes
Bron: ‘De mysteriën der grote opera’s’ van Max Heindel