Hoofdstuk 124 van het Aquarius Evangelie van Jezus de Christus – de wonderbare spijziging en de storm op het meer

Hieronder volgt de tekst van hoofdstuk 24 van het Aquarius Evangelie van Jezus de Christus door Levi Dowling. De bovenstaande aquarel is van William Brassey Hole. 

De christenen steken het meer over. Jezus geeft aan zijn discipelen lessen over geheime leerstukken. Onderwijst het volk. Voedt vijfduizend mensen. De discipelen vertrekken om over het meer terug te varen. Een storm steekt op. Jezus komt, gaande over de golven, tot hen. Proef van het geloof van Petrus. Zij komen aan land in Gennesareth.

De twaalf apostelen hadden nu de staat van geestelijk bewustzijn bereikt en Jezus kon hun nu de diepere zin van zijn zending aan de wereld openbaren. De volgende week zou het grote feest van de joden worden gevierd, en Mattheus zei: Zullen wij ons niet aangorden en naar Jeruzalem gaan? Maar Jezus zei: Wij zullen niet naar het feest gaan; de tijd is kort en ik heb nog vele dingen aan u te zeggen; komt gij afzonderlijk in een afgelegen plaats en rust een weinig.

En toen namen zij hun boten en staken het meer over en kwamen op een afgelegen plaats nabij Julius Bethsaida. Het volk zag hen gaan en volgde hen in grote drommen, en Jezus had medelijden met de verlangende menigte, en hij kwam naar voren en onderrichtte hen de gehele dag, omdat zij een licht zochten en waren als schapen zonder herder. En daar de avond daalde, waren de twaalf in twijfel wat de menigte zou doen, en Thomas zei: Heer, wij zijn hier in een afgelegen plaats; de mensen hebben niets te eten en zijn wee door gebrek aan voedsel, wat moeten wij doen?

En Jezus zei: Ga en voedt de menigte.En Judas zei: Zullen wij naar beneden gaan en voor  tweehonderd penningen brood kopen, dat zij iets eten kunnen? En Jezus zeide: Ga in onze voorraad kijken hoeveel broden wij hebben. En Andreas zei: Wij hebben geen brood, maar wij hebben een jongen gevonden, die vijf gerstebroden heeft en twee kleine vissen; maar dit zou voor een tiende van hen nog niet genoeg zijn. Maar Jezus zei: Laat al deze mensen in groepjes van twaalf op het gras gaan zitten; en zo deden zij.

Toen nam Jezus de broden en de vissen en opziende naar de hemel, sprak hij het heilige woord. En toen brak hij het brood en gaf dit aan de twaalf; ook gaf hij de vis aan de twaalf en zeide: Ga heen en voed de menigte. En alle mensen aten en waren verkwikt. Er waren ongeveer vijfduizend mannen, een groepje kinderen en niet weinig vrouwen. En toen iedereen voldaan was, zeide de meester: Laat geen kruimeltje verloren gaan; ga heen en verzamel alle stukjes brood en vis voor anderen die gebrek hebben. Zij verzamelden de resten en vulden twaalf manden vol. De mensen waren door deze wonderbare machtsdaad verbijsterd; zij zeiden: En nu weten wij dat Jezus de profeet is, die door onze profeten voorzegd is; en toen zeiden zij: Heil, de koning.

Toen Jezus hen hoorde zeggen: Heil, de koning, riep hij de twaalf en verzocht hen hun boten te nemen en vóór hem uit te gaan naar de overzijde; En hij ging alleen naar een bergpas om te bidden. De twaalf waren op het meer en hoopten Kapernaüm te bereiken in korte tijd, toen er plotseling een verschrikkelijke storm opstak en zij aan de golven overgeleverd waren. En in de vierde nachtwake werd de wind een wervelwind en zij werden zeer bevreesd. En in de donkere storm zagen zij een gedaante die zich over de golven bewoog, het leek op een mens, en een van hen sprak het uit en zeide: Het is een spook, een slecht voorteken.

Maar Johannes herkende de gedaante en zeide: Het is de heer. En toen woei de wind minder hard en Petrus, staande in het midden, riep uit: Mijn heer, Mijn heer, als gij het waarlijk zijt, zeg mij over de golven tot u te komen. De gedaante stak de hand uit en zeide: Kom. En Petrus stapte op de golven en zij waren zo vast als een rots; hij ging over de golven. Hij liep, totdat hij in zichzelf dacht: Als die golven nu maar niet onder mijn voeten breken. En toen braken de golven onder zijn voeten en hij begon te zinken, en in zijn ziele-angst, riep hij uit: O heer, red mij of ik ben verloren.

En Jezus nam hem bij de hand en zei: O gij kleingelovige, waarom twijfelde gij? En Jezus leidde hem in de boot. De storm had zijn kracht verloren; de winden waren gaan liggen en zij waren bij de kust, en toen zij geland waren, waren zij in de vallei van Gennesareth.

LEES OVER DE BOVENSTAANDE EVANGELIËN