De vertellingen van Duizend-en-een-nacht: Arabische en Perzische verhalen, vertaald door Henri Borel

DEEL 1DEEL 2DEEL 3DEEL 4 – DEEL 5 – DEEL 6

Duizend en een nacht is de naam van een klassieke verzameling van mysterieuze en sprookjesachtige verhalen. Heel bekend zijn bijvoorbeeld Alladin en de wonderlamp, Sinbad de zeeman en Ali Baba en de veertig rovers. Henri Borel (1869-1933) publiceerde de verhalen in een Nederlandse vertaling in twee delen in 1922. Hij is ook bekend door onder andere zijn Nederlandse vertaling van de Daodejing uit het oud-Chinees en zijn geschrift Woe Wei, dat is opgenomen in ‘Wijsheid en Schoonheid uit China’. Uitgeverij Pantheon heeft de Vertellingen van Duizend en een Nacht door Borel in 2015 opnieuw uitgegeven, maar dan in een zesdelige reeks.

Koning Scheherban is bedrogen door zijn vrouw. Vastbesloten om dat nooit meer mee te maken, besluit hij elke avond een nieuwe maagd te trouwen om haar de volgende ochtend te doden. Zo trouwt hij ook met Scheherezade, de dochter van zijn grootvizier. Zij vertelt hem elke nacht een onvoltooid verhaal en hoopt zo in leven te blijven. Dit houdt ze duizend en één nacht vol totdat de koning beseft dat hij van haar houdt. Het lot van de andere maagden zal Scheherezade bespaard blijven en haar sprookjesachtige vertellingen leven voort.

VOORWOORD DOOR HENRI BOREL – NOVEMBER 1921

Er zijn van die onsterfelijke geschriften in de wereldliteratuur, die bijna iedereen geheel of gedeeltelijk kent, en die hem zelfs in zijn eersten kindertijd reeds lief waren. Tot deze zeldzame geschriften behoort de verzameling sprookjes en vertellingen, die Duizend en Een Nacht worden genaamd. Als een boek met kindersprookjes krijgen wij het reeds in handen, maar op latere leeftijd mogen wij toch niet vergeten, dat al deze vertellingen in hun oorspronkelijke vorm voor volwassenen waren bestemd. Trouwens, in de uitgaven voor kinderen is doorgaans slechts een deel van de vertellingen, voor de jeugd apart bewerkt, opgenomen, en niet de complete verzameling.

Over de oudheid van de Duizend en één Nacht hebben verschillende geleerden en schrijvers als Galland, Coussin de Perceval, Scott, Habicht, von Hammer, Silvestre de Sacy en anderen ieder het hunne gezegd. De een schrijft er een verleden aan toe van niet meer dan 600 jaar, de ander van veel langer. Het doet er eigenlijk, voor het genieten er van, weinig toe, wanneer al deze geschiedenissen, die niet door één dichter, maar door verschillende dichters uit verschillende volken in opeenvolgende eeuwen zijn geschreven, precies ontstaan zijn.

Vermoedelijk is de allereerste bron er van nog veel ouder dan de islam. In elk geval, hoeveel eeuwen er ook tussen ons en die 1001 Nacht-verhalen mogen liggen, zij zijn in ’t geheel niet verouderd, maar eeuwig jong. Het vreemdsoortige Oosterse kleed er van is, zooals Ludwig Fulda er terecht van gezegd heeft, gewaad en niet wezen, want het wezen is de volle, diepe menselijkheid, die van alle volken en alle tijden is. Al de personen er uit zijn van ons vlees en ons bloed, en zij bevatten een kern van levenswijsheid, die bestaan zal zolang de mensheid bestaat.

De werkelijkheid van sprookjes, en mythen en legenden is een hogere dan die, welke wij de gewone realiteit noemen, die immers slechts tijdelijk is, terwijl die der sprookjes van alle tijden blijft.

Het is mij daarom een waar genot, en niet enkel arbeid geweest, om als ‘groot mens’ deze complete uitgave in bewerking te nemen van de sprookjes, die mij als kind, in beperkte vorm, reeds bekoorden, maar waarvan een kind den volle rijkdom van wijsheid en schoonheid onmogelijk kan beseffen.

DEEL 1DEEL 2DEEL 3DEEL 4 – DEEL 5 – DEEL 6