BESTEL DE WONDERE HISTORIE VAN JUDOCUS VIJD EN HET LAM GODS
Iedereen kent het Lam Gods, maar wie is Judocus Vijd? Karen Dierickx en Inge Misschaert doken in de archieven van dit wereldberoemde kunstwerk en kwamen terug met het wonderlijke verhaal van Joos Vijd, de opdrachtgever van dit schilderij van Hubert en Jan van Eyck. In verschillende hoofdstukken wordt aan de hand van elementen op het veelluik teruggeblikt op de jeugdjaren en het leven van de Beverse edelman Joos Vijd. Doorheen het boek wordt duidelijk welke invloed zijn leven heeft uitgeoefend op de scènes die wij allemaal kennen. De tekeningen van illustratrice en grafisch vormgeefster Gudrun Makelberge stoppen het Lam Gods in een verfrissend modern jasje en maken het boek tot een onmisbare aanwinst voor kunstliefhebbers van alle leeftijden.
PROLOOG
‘Het is af’, zei Jan. ‘Als u wilt, kunt u komen kijken.’
En dus zitten we hier, mijn vrouw Elisabeth en ik. Ik ben Joos Vijd, poorter en schepen van Gent. We zijn genodigden in onze eigen kapel in de grootste en mooiste kerk van deze fiere stede. Elisabeth zit zo stil naast me dat ze wel een gebeeldhouwde madonna lijkt, maar ik schuifel als een klein kind heen en weer op de harde bank. Het klinkt wellicht onnozel, maar ik ben zenuwachtig. Zij niet dan? Op haar gezicht lees ik geen enkele emotie. Maar dan zie ik naast haar oog een adertje kloppen en ik weet: ook zij is gespannen. Ook voor haar is dit een groot moment. Dit altaarstuk moet alle verdriet, alle teleurstellingen, alle vergeefse pogingen om op te stijgen boven het geploeter van alledag goedmaken.
Jan van Eyck, de schilder, staat naast het paneel. Hij wacht. Is hij ook zenuwachtig? Het is zijn broer Hubert die begonnen is met dit altaarstuk, maar na diens dood heeft Jan het afgewerkt en verfijnd. En hij is het die hier nu staat om dit monumentale werk – want dat is het, monumentaal – aan de opdrachtgevers te laten zien. Hij is het die de goedkeuring of afkeuring in onze ogen zal lezen.
Mijn hart springt op en neer, vanuit mijn ooghoeken kijk ik naar het verstilde profiel van Elisabeth. Ik zoek haar hand, die als een vuist in haar schoot ligt. Hoelang moet je wachten op het geschikte moment? Misschien bestaat dat niet eens. Misschien moet je dat zelf bepalen. Al te lang ben ik een twijfelaar geweest, en dus beslis ik: dít is het geschikte moment.
‘Doe maar’, zeg ik daarom, en Jan trekt aan het touw zodat het doek dat over het schilderij hangt naar beneden valt.
Ik sla mijn ogen neer. Ik kijk naar mijn gerimpelde hand op de vuist van Elisabeth. Pas als het doek volledig op de grond ligt, durf ik op te kijken.
En dan zie ik het.
Het schilderij is adembenemend. Dit is het grootste kunstwerk dat ik ooit heb gezien. Het is ook veel mooier dan ik ooit had durven te dromen. Dit is zo mooi. Zo groots.
Lange tijd heb ik gedacht dat ik mislukt was in het leven. Ik ben geen ridder zoals mijn broers, ik heb nooit de status van mijn vader geëvenaard, en kinderen om onze adellijke naam voort te zetten kon ik ook al niet voortbrengen. Ik heb mijn plaats in dit leven gezocht, ik heb een weg voor mezelf en voor mijn familie proberen te bewandelen, en vaak ben ik daarin tekortgeschoten. Maar dit schilderij maakt alles goed. Nu weet ik dat het allemaal niet voor niets is geweest. Niemand leeft zomaar. Elk leven leidt ergens naartoe. En dit was het einddoel van het mijne. Deze wonderlijke Aanbidding van het Lam Gods. Het is zo mooi! Kijk toch eens naar die kleuren! De glans op de gewaden. Zie de gloed van de stralen, de verrukking in de ogen van de engelen, de prachtige natuurtaferelen en de torens. Ook de optische effecten zijn magistraal. Kijk maar naar de weerspiegeling van het raam van de kapel in de ogen van Adam. Het zijn ware meesters, de gebroeders Van Eyck.
Ik kijk en ik kijk. Mijn ogen springen van het ene punt naar het andere en steeds ontdek ik nieuwe dingen. Woorden, de kapel, Elisabeth naast me, Jan naast het paneel, het lost allemaal langzaam op. Het voortdurende voorthollen van de tijd wordt stopgezet. Ik word teruggeworpen naar vroeger. Vroeger is thuis. Mijn lichaam mag dan oud en versleten zijn, mijn herinneringen zijn fris en levendig. De kiem van dit schilderij is niet gelegd op de dag dat ik er Hubert van Eyck voor het eerst over sprak. De kiem voor dit alles ligt ver terug in de tijd, toen ik een kleine jongen was in het verre Beveren, en dat zie je. Geen enkel beeld op dit schilderij staat er zomaar. Achter elk miniatuurtje zit een verhaal verborgen. Het verhaal van mij en van mijn vrouw Elisabeth. Dat komt allemaal terug nu ik vol bewondering neerkniel voor dit meesterwerk.
Proloog
- Het lam
- Het paradijs op aarde
- De rechtvaardige rechters
- Torens
- De zingende engelen
- De ridders
- Pracht en praal
- Kaïn en Abel, Adam en Eva
- Elisabeth en ik
- Pelgrims en heremieten
Epiloog