De laatste woning van Rembrandt op Rozengracht 184 in Amsterdam, uitstapje van wandelroute 1 van Spoor van Licht. De wandelroute 1 van de stadswandeling ‘Spoor van licht’ door de noordwestelijke Amsterdamse binnenstad vermeldt de plek van de laatste woning van de beroemde schilder Rembrandt Harmenszoon van Rijn (1606-1669) op het adres Rozengracht 184, maar niet gaat er niet langs. Het boekje vermeldt het als ‘uitstapje’ en biedt de onderstaande tekst over Rembrandt.
In 1634 schrijft Rembrandt in een gedenkboek: ‘Een vroom gemoed, acht eer voor goed’. Hij was geen groot zakenman, maar zoals de jonge groothertog Cosimo III de Medici hem bij een bezoek op de Rozengracht in 1667 noemde, een ‘uomo famoso’ en ook een ‘pittore famoso’. Bovenal was Rembrandt de schilder van het ‘clair-obscur’ – de meester van het licht.
Nadat Rembrandt op 14 juli, een dag voor zijn vijftigste verjaardag, bij de Staten-Generaal een zogenaamde boedelafstand had aangevraagd, moest hij al zijn bezittingen afstaan aan de Desolate Boedel- kamer in het stadhuis van Amsterdam. Zijn schildersezel, zijn penselen en verf mocht hij na zijn faillissement in 1658 houden en meeverhuizen naar de woning op de Rozengracht 184. Daar ging hij door met het schilderen van het wonder ‘mens’.
Op deze plek schilderde hij een aantal van zijn zelfportretten, maar ook een van zijn mooiste én bekendste schilderijen: ‘Het Joodse bruidje’.
In 1667 waren het enkelingen die het werk van Rembrandt gadesloegen. Cosimo was een van de gelukkigen. Toen hij twee jaar later na een volgend bezoek aan Rembrandt op de Rozengracht weer naar Florence terugkeerde, zat er in zijn bagage een van de laatste zelfportretten uit 1669. Anno 2009 – 340 jaar later – zijn er jaarlijks honderdduizenden mensen die naar Amsterdam komen om het werk van Rembrandt te bekijken. Op de terugreis slepen ze in hun bagage boeken en talloze reproducties mee van de ‘pittore famoso’.
Op 8 oktober 1669 wordt Rembrandt Harmenszoon van Rijn op 63- jarige leeftijd begraven in een anoniem huurgraf in de Westerkerk voor de kosten van 15 gulden. Ook zijn zoon Titus en zijn vrouw Hendrickje Stoffels lagen daar begraven. De rouwstoet bestond in ieder geval uit Cornelia, Rembrandts dochter, en zijn kleindochter Titia met haar moeder Magdalena. Leden van het St. Lucasgilde waren verplicht de begrafenis bij te wonen.
Een schilder spreekt in beelden, in kleur en sfeer, niet in woorden. Daarom een citaat uit een brief van Vincent van Gogh aan zijn broer Theo (10 oktober 1885):
Rembrandt gaat zoo diep in ’t mysterieuse dat hij dingen zegt waarvoor in geen taal woorden bestaan. Het is teregt dat men zegt van Rembrandt – magicien – dat is geen makkelijk beroep.
Bron: Spoor van licht – een wandelroute door het hart van Amsterdam