Tot op zekere hoogte vaagt iedereen om het goede op de wijze waarop iemand een extra kooltje op het vuur legt wanneer het koud is en geen andere beloning verwacht dan het goede van de handeling. Maar niets is moeilijker te begrijpen dan wat het betekent vanuit het goede te handelen in de zin van de evangeliën, hoewel de betekenis hiervan even praktisch en weinig sentimenteel is als een kooltje op het vuur te leggen wanneer het koud is. Handelen vanuit de waarheid, de kennis, valt gemakkelijk te begrijpen. Maar de waarheid op zich is meedogenloos en wie handelt vanuit waarheid alleen, kan anderen het grootste kwaad berokkenen.
Laten we een blik werpen op de gelijkenis van de barmhartige samaritaan, die wellicht een grotere invloed op de mensheid heeft gehad dan enig andere gelijkenis. Het is de bekendste en zij kan, ook zoals het er staat, worden begrepen. En het is een feit dat geen andere gelijkenis zo’n algemene bekendheid heeft verworven. De gelijkenis heeft betrekking op het handelen vanuit het goede en niet vanuit het ware.
Een jood ligt, door rovers verwond, op de gevaarlijke weg van Jeruzalem naar Jericho. Eerst komt er een joodse priester voorbij en daarna een Leviet; zij laten hem aan zijn lot over. Dan komt er een samaritaan langs en hoewel de joden en de Samaritanen, wat betreft de opvatting van de waarheid betreft, niets gemeen hebben, onderbreekt hij zijn tocht en verbindt de gewonde. De gelijkenis wordt gegeven nadat een wetgeleerde, in een poging op Jezus op de proef te stellen, hem gevraagd heeft wat hij moet doen om het eeuwige leven te beërven.
Er kwam een wetgeleerde naar Jezus toe die hem op de proef wilde stellen.
Hij vroeg: “Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aanhet eeuwige leven?”
Jezus zei tegen hem: “Wat staat er in de wet? Wat leest u daar?”
Hij antwoordde: “Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en heel uw ziel, met inzet van al uw krachten en met heel uw verstand, en heb uw naaste lief als uzelf.”
Toen zei Jezus: “Dat is goed geantwoord; doe dat en u zult leven.”
Maar de man wilde zichzelf rechtvaardigen en zei: “En wie is dan mijn naaste?”
Daarop zei Jezus: “Er was eens een man die van Jeruzalem naar Jericho ging en door rovers werd overvallen. Ze beroofden hem en sloegen hem en lieten hem halfdood liggen. Nu kwam daar een priester langs, op weg naar Jericho. Hij zag hem liggen, maar ging met een boog om hem heen. Hetzelfde deed een Leviet die daarlangs kwam; ook hij ging met een boog voorbij. Een Samaritaan die op reis was, kwam daar ook langs.
Hij ging naar hem toe, verzorgde zijn wonden met olie en wijn en verbond ze. Toen zette hij hem op zijn eigen ezel en bracht hem naar een herberg waar hij voor hem zorgde. De volgende dag nam hij twee zilverstukken, hij gaf die aan de herbergier en zei: Zorg voor hem, en mocht u meer kosten maken, dan zal ik u betalen als ik terugkom!”
En Jezus besloot: “Wat denkt u? Wie van deze drie is de naaste geweest van de man die in handen viel van de rovers?”
“Degene die zich het lot van de man aantrok”, antwoordde de wetgeleerde.
En Jezus zei: “Ga dan en doe als hij.”
Wat men uit mededogen of barmhartigheid doet, komt voort uit het goede en niet uit enige gedachte aan beloning. De waarheid op zich heeft niets met mededogen of barmhartigheid te maken. Er zijn in naam van de waarheid de meest meedogenloze en gruwelijke daden verricht. Want in waarheid zonder goedheid is niets werkelijks. Zij heeft niets om haar in toom te houden, niets dat zich met haar kan verenigingen en haar enig werkelijk ‘zijn’ kan geven.
Bron: De nieuwe mens, door Maurice Nicoll