BESTEL DE MENS ALS KRUISPUNT TUSSEN TIJD EN EEUWIGHEID
Hieronder volgt de tekst van citaat 39 uit het boekje De mens als kruispunt tussen tijd en eeuwigheid, wijze woorden uit vele eeuwen. Die uitgave bevat veertig korte tekstgedeelten uit boeken van uitgeverij Rozekruis Pers en is ontwikkeld als geschenk voor deelnemers aan het gelijknamige symposion dat Stichting Rozenkruis organiseerde op 17 oktober 2021 (klik voor foto’s).
Binnen in me zit een heel diepe put. En daarin zit God. Soms kan ik erbij. Maar vaker liggen er stenen en gruis voor die put, dan is God begraven. Dan moet hij weer opgegraven worden. Ik stel me voor dat er mensen zijn die bidden met hun ogen naar de hemel geheven. Die zoeken God buiten zich. Er zijn ook mensen, die het hoofd diep buigen en in de handen verbergen; ik denk, dat die God binnen in zich zoeken.
Waarom heb ik zo’n beklemd gevoel vanbinnen? Ik heb nog geen grondmelodie. Er is nog niet één vaste onderstroom. De innerlijke bron, waaruit ik gevoed wordt, slibt altijd weer dicht en bovendien denk ik veel. Met denken kom ik er toch nooit uit. Uit moeilijke gemoedstoestanden kun je niet herausdenken. Dan moet je je passief maken en luisteren. Weer contact vinden met een klein stukje eeuwigheid.
Ik ben niet alleen moe of treurig of angstig, maar ik ben het samen met miljoenen anderen uit vele eeuwen en het hoort bij het leven en het leven is toch schoon en het is ook zinrijk. Het is zelfs zinrijk in zijn zinloosheid, mits men maar voor alles plaats inruimt in z’n leven en het hele leven als een eenheid in zich draagt en dan is het toch op de een of andere manier een gesloten geheel.
Uit: Licht en tegenlicht, de onmetelijke mens herkent zich in het goddelijke (woorden van Etty Hillesum)