Tekstgedeelten van Louis Claude de Saint Martin, Anna Bonus Kingsford, Annie Besant en Manly Palmer Hall

Hieronder volgen vier tekstfragmenten uit geschriften van auteurs op het gebied van westerse esoterie. Soortgelijke artikelen op deze website zijn Citaten van negen fakkeldragers van het klassieke Rozenkruis en Citaten van negen fakkeldragers van het Rozenkruis

LOUIS CLAUDE DE SAINT MARTIN

In de toestand van apathie waarin de mens door zijn dagelijkse illusies verzinkt, en waarin hij alleen de uiterlijke orde van de Natuur bestudeert, kan hij de bron van haar schijnbare regelmaat en haar verstoringen niet zien. Hij identificeert zichzelf met dit externe universum, en daardoor kan hij het niet helpen dat het ziet als exclusieve en op zichzelf staande wereld.

En in deze toestand van zijn is het heel moeilijk om de idee van degeneratie van onze menselijke soort en de gevallen staat van de Natuur ingang te doen vinden. De mens heeft de rechten die hij had over de Natuur verloren door ze te misbruiken, en dat leidde ertoe dat hij deze blinde en duistere natuur verwart met zichzelf, met zijn eigen essentie. 

Maar als hij voor een moment een meer correcte en waardevolle kijk op de uiterlijke orde zou hebben, dan zou een eenvoudige opmerking voldoende zijn om hem ogenblikkelijk de degradatie van zijn soort, de waardigheid van zijn wezen en zijn superioriteit daarvan ten aanzien van de uiterlijke orde doen inzien.

Louis Claude de Saint Martin (1743-1803), Le Ministère de l’homme-esprit (1802)

In de wederopbloei van de hermetische filosofie die nu plaatsvindt kunnen we misschien de tekenen en de middelen zien voor de verlossing van de wereld. Dat houdt in dat een periode van verduistering plaats maakt voor een periode van verlichting zodat de mens zich kan verheffen van waardering van de vorm naar die van de substantie, van de letter naar de geest, en zo de betekenis van de goddelijke wereld gaat erkennen, ongeacht er sprake is van geschriften of openbaringen. 

Wanneer het ideaal zo wordt erkend als werkelijkheid, verwijst dat naar een wederopbouw van religie op wetenschappelijke grondslag in van wetenschap op een religieuze basis. Zolang religie louter bouwt op historische feiten en verschijnselen, bouwt zij op zand zal zij vroeg of laat worden weggespeeld door het oprukkende tij van de wetenschappelijke kritiek. 

Maar wanneer zij het geheim leert van de hermetische, dat is de esoterische interpretatie, dan en alleen dan, bouwt zij op een rots die nooit zal schudden. dat is de diepere betekenis van de naam ‘Petrus’, die net als de naam ‘Hermes’ niet alleen verwijst naar rots, maar ook naar uitlegger. 

Anna Kingsford (1846-1888) in ‘Life of Anna Kingsford’ (vol 2, p. 196)  door Edward Maitland (1896)

In Jezus was de Godheid geopenbaard. Aan die geopenbaarde tegenwoordigheid kan terecht de naam “de Christus” gegeven worden. Er straalde koninklijke liefde van hem uit. Door de vermogens van de vrije geest te gebruiken, genas hij zieken. Hij werd verworpen door zijn Esseense broeders omdat hij de geestelijke wijsheid rondvertelde die zij beschouwden als hun geheime schat. De leraren en heersers van zijn volk keken jaloers en boos naar hem. 

De discipelen waren gevorderde zielen maar hadden nog niet alles geleerd. Gedurende ruim vijftig jaar na zijn lichamelijke dood bezocht hun meester hen in zijn ijlgeestelijk lichaam om hen alles te leren. Zij woonden op een afgelegen plek aan de grenzen van Judea. Deze innerlijke leringen vormden de grondslag van de mysteriën van Jezus uit de vroegste kerkgeschiedenis.

Na volledig onderricht te zijn, gingen de apostelen er op uit om te prediken, waarbij ze geholpen werden door hun meester. Bovendien schreven de discipelen alle openbare gezegden en gelijkenissen van de meester op volgens hun geheugen, zoals zij het gehoord hadden. En ze verzamelden allerlei verslagen. De innerlijke leringen die hen door de Christus gegeven waren, werden niet opgeschreven maar mondeling geleerd aan hen die waardig geacht werden ze te ontvangen. De historische Christus is dus een glansrijk wezen dat behoort tot de grote geestelijke hiërarchie die de geestelijke ontwikkeling van de mensheid leidt, en dat drie jaar lang het menselijk lichaam van Jezus gebruikte.

Annie Besant (1847-1933), Esoterisch christendom (1905)

De auteur dr. Franz Hartmann definieert een rozenkruiser als ‘Een persoon die door het proces van spiritueel ontwaken praktische kennis heeft verkregen van de geheime betekenis van de roos en het kruis. Iemand wordt geen rozenkruiser door hem zo te noemen, evenals iemand geen Christus wordt door hem christen te noemen. De werkelijke rozenkruiser of vrijmetselaar kan niet worden gemaakt; hij wordt dat door een groeiproces waarin de goddelijke kracht in zijn hart zich uitbreidt en ontvouwt. Gebrek aan aandacht voor deze waarheid is er de oorzaak van dat vele kerken en geheime genootschappen zich ver weg bevinden van wat hun namen uitdrukken.’ 

De symbolische principes van rozenkruiserij zijn zo diepzinnig, dat ze zelfs vandaag de dag nauwelijks worden gewaardeerd. Hun schema’s en diagrammen hebben betrekking op machtige kosmische principes zij benaderen vanuit een duidelijk filosofisch begrip dat verfrissend is ten opzichte van orthodoxe bekrompenheid in hun dagen. Volgens het beschikbare feitenmateriaal waren de rozenkruisers meer met elkaar verbonden door hun wederzijdse, gemeenschappelijke aspiraties dan door de regels van een broederschap.

Over de broeders van het Rozenkruis wordt gezegd dat ze onopvallend hebben geleefd, ijverig hebben gewerkt in diverse beroepen, hun geheime band met elkaar met niemand hebben gedeeld – in veel gevallen zelfs niet aan hun eigen familie. Na de dood van C.R.C. hadden de meeste broeders kennelijk geen centrale ontmoetingsplaats. Het inwijdingsritueel van de orde werd zo zorgvuldig beschermd dat het nooit is onthuld.

Manly P. Hall (1901 – 1990) in ‘The secret teachings of all ages’ (1928)