Een wonderprachtig dier – een dierengedicht voor elke dag van het jaar

BESTEL EEN WONDERPRACHTIG DIER

De opvolger van Ik wou dat ik een vogel was. Opnieuw een prachtig cadeauboek, dit keer met 366 dierengedichten en spectaculaire illustraties van de internationaal bekroonde Britta Teckentrup. Deze rijk geïllustreerde poëziebloemlezing bevat 366 dierengedichten van Nederlandse en Vlaamse dichters – een voor elke dag van het jaar, inclusief schrikkeldag.  

De illustraties van Britta Teckentrup nemen de lezer mee op een reis langs het dierenrijk. Van dolfijnen en walvissen in de diepblauwe zee en olifanten en giraffes op de uitgestrekte savanne, via pinguïnkolonies op de Zuidpool naar apen en tijgers in warme, tropische wouden. Maar ook lammetjes, honden en kikkers worden niet vergeten. Een perfect boek om keer op keer weer te ontdekken hoe leuk en mooi poëzie kan zijn.

Met gedichten van: Hans Andreus, Herman Gorter, Ingmar Heytze, Rutger Kopland, Sjoerd Kuyper, Joke van Leeuwen, Ted van Lieshout, Koos Meinderts, Paul van Ostaijen, Ester Naomi Perquin, Jaap Robben, K. Schippers, Patty Scholten, M. Vasalis, Edward van de Vendel, Bette Westera, Willem Wilmink en vele, vele anderen.

1 JANUARI – LEVENDEN

In dierenogen valt hetzelfde licht
als in het oog van mensen.
Het levende schept adem uit één bron,
vangt vanaf de eerste kreet
tot aan de laatste huivering
dezelfde zon.

Denkenden gaan met dieren
onder dezelfde hemel
dezelfde einder tegemoet,
door één verlangen voortgedreven: leven.

Maurits Mok

2 JANUARI – ALTIJD ZOMER JA OF NEE

muggen in januari en wespen in mei
omdat het nooit meer vriest

de laatste ijsberg is gesmolten
en Amersfoort ligt dan aan zee

liever heb ik het strand bij Zandvoort
gewoon de ijsberen op de ene pool
de pinguïns op de andere

liever niets veranderen

en vooral
geen vogelspinnen in mijn wc

Katelijne Brouwer

3 JANUARI – VERKOELING

een ijsbeer en een ijscoman
stonden samen in de zon.
lekker! dacht ik even,
maar
de ijscoman bleek
helemaal van vlees te zijn,
en de ijsbeer van karton.

Wout Waanders

4 JANUARI – WALVISSEN

Walvissen waren al heel vroeg mijn vrienden;
’t was net alsof ze echt glimlachen konden,
ironisch haast, alsof ze ’t best goed vonden
dat ’k op hun rug de wereldzeeën doorkliefde.

Maar dat ’t natuurlijk wel ’n gunst van ze was,
en dat ik mij verder heel sjakies houden moest,
anders zorgde één zwieper van hun staart
voor een hoogst onverkwikkelijk zeemansgraf.

’k Heb altijd ’t grootst ontzag voor ze behouden,
veel lief en nog meer leed met ze gedeeld:
’k buitelde met ze door de Behringzee,

maar lag ook uitgeflenst naast ze op ’t dek.
Ze schijnen ieder jaar zeldzamer te worden.
’k Hoop niet dat ik de laatste overleef.

Cees Buddingh

5 JANUARI

Ze zinken met
longen vol liedjes van lucht
geplukt en gezeefd uit
het schuim van de zee

Ze nemen ze mee
voor vergeten matrozen
verdwaald onder water
verloren in zee

Ze zingen gedragen
hun trage ballades
ze troosten en wiegen
de zielen in zee

Dan stijgen ze
langzaam weer op uit de diepten
en leggen behoedzaam
een zucht op de zee

Benjamin Sercu

6 JANUARI – ZEVEN SCHAPEN

Ik tel er drie, vier, vijf, zes, zeven.
Zeven schapen in een wei.
En terwijl ik sta te kijken,
kijkt geen enkel schaap naar mij.

Grazen doen ze, onbewogen,
kop gebogen naar de grond.
Het gras maakt lekkere geluiden
in hun trage schapenmond.

Net als wolkjes aan de hemel
staan ze wollig, zij aan zij,
met zijn allen schaap te wezen
in de malse klaverwei.

Twee aan twee of met zijn drieën,
om het even, ram of ooi.
In een kring of op een rijtje;
zeven schapen: altijd mooi.

André Sollie

7 JANUARI – DE JONGE WOLF

Kom, laat mij los, laat mij maar lopen,
ik vind de weg wel door het bos.
Mijn hart is sterk, mijn oog is open.
Kom, laat mij lopen, laat mij los.

Vrees je dat ik de weg niet vind,
mijn vrijheid al te duur zal kopen?
Jij vader was ook eenmaal kind,
en toch ben jij ook weggelopen.

Kom, laat mij lopen, laat mij los.

Jan van Nijlen

8 JANUARI

Hoe wolf te draven heeft
waarheen hij reizen moet

dat leest hij nu eens
in een wemelend spel van
wolken nevel sneeuw

dan hoort hij het weer
van deze koppige honger
zonder ingewand.

Nooit merkt hij zelf
het onderscheid.

Erik Spinoy

9 JANUARI – ROOFVOGEL BESPIED

Hij draagt zijn blik boven zijn snavel uit,
zijn gele oog bestemd voor schemering,
twee ogen in een kop, altijd apart
op zoek, niet aarzelend in rekenschap.

Hij weet zijn klauw te planten waar het moet,
zijn snavel dicht bij nagels die verscheuren.
Ontmoet hij wat hij hebben wil, hij denkt,
ontmoet hij niets, hij denkt aan wat hij wil.

Chr. J. van Geel

10 JANUARI – HOND MET BIJNAAM KNAK

God, zegen Knak
Hij is nu dood
Zijn tong, verhemelte,
was rood Toen was het wit
Toen was hij dood
God, zegen Knak

Hij was een hond
Zijn naam was Knak
Maar in zijn hondenlichaam stak
Een beste ziel
Een verre tak
Een oud verbond
God, zegen Knak

Jan Hanlo

11 JANUARI – HET HONDJE

Hoe dankbaar is mijn kleine hond
voor beentjes en wat brood!
Hij kwispelstaart, hij loopt in ’t rond,
en springt op mijnen schoot.

Mij geeft men vleesch en brood en wijn,
en dikwijls lekkernij;
maar kan een beest zoo dankbaar zijn,
wat wacht men niet van mij!
Hiëronymus van Alphen

12  JANUARI – BAASJE

baasje roept me – wat is mooier
dan het liedje van zijn stem.
baasje roept me – kom dan, schooier
daarom hou ik zo van hem.
baasje roept me – en de echo
klinkt nog in de verte na.
baasje, roep me nog eens – haast je
dan kom ik je achterna.

Bart Moeyaert

13  JANUARI – ANTARTICA

Waar ze wonen, de pinguïns
staan ze op een grote ijsschots
geduldig in een lange rij te wachten
tot ze een duik nemen in het ijs-

koude water: op zoek naar vis
of zomaar wat achter elkaar
een rondje zwemmen om de schots
en dan weer klimmen en wachten

tot de volgende duik. Wat zeggen ze
terwijl ze schuifelen, hun veren
schikken? Valt er wel iets te zeggen
over de eeuwige sneeuw, de stilte?

Langzaam drijft het ijs naar het noorden.
Ze kiezen zwijgend een nieuwe schots.

Remco Ekkers

BESTEL EEN WONDERPRACHTIG DIER

LEES MEER OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN MET GEDICHTEN VOOR KINDEREN