7 Oorsprong nu! Sterfelijk en onsterfelijk

 

OORSPRONG NU!WEEK 1WEEK 2 – WEEK 3 – WEEK 4 – WEEK 5 – WEEK 6 – WEEK 7

BESTEL DE NAG HAMMADI-GESCHRIFTEN

Neem het bijzondere van de woorden van Asclepius in je op: ‘de mens is sterfelijk’ – dat zie je, dat is bekend. En ‘de mens is onsterfelijk’, dat is onzichtbaar, nog onbekend. 

De onsterfelijkheid van de goden is in hun geval de wetenschap en de kennis dat ze uit pure materie zijn ontstaan. God schiep hem met een tweevoudige natuur: sterfelijk en onsterfelijk. En het gebeurde op deze manier dankzij de wil van God dat de mens beter werd dan de goden, want weliswaar zijn de goden onsterfelijk, maar alleen de mens is zowel sterfelijk als onsterfelijk.

Uit: Asclepius

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN EN OVER HERMES TRISMEGISTUS

Sterfelijk en onsterfelijk.

Het is bijzonder dat in deze tekst van Asclepius wordt gezegd: Dankzij de wil van God werd de mens beter dan de goden, want weliswaar zijn de goden onsterfelijk, maar alleen de mens is zowel sterfelijk als onsterfelijk. Zijn wij ons eigenlijk wel bewust van onze onsterfelijkheid? Wij mensen weten nog zo weinig af van onze grootse opdracht om weer goden te worden. 

Ik kijk naar mijzelf niet als alleen maar een lichaam. Nee, voor mij is het veel groter. Ik zie een microkosmos. Dat geeft al een veel ruimer zicht op mijzelf. Een kosmisch wezen met een goddelijke kern, waarin steeds opnieuw een mensenkind geboren wordt en weer sterft. Ieder mensenkind maakt zijn ervaringen door en die worden opgeslagen in de microkosmos. Niets gaat dan ook verloren. Hoe logisch. De volgende mens die in de microkosmos geboren wordt, bouwt weer verder op de ervaringen van zijn voorgangers. Zo krijg ik, als kosmisch wezen, door vele eeuwen heen, steeds meer ervaring.   

Door al deze ervaringen wordt inzicht en wijsheid verkregen en ik kan niet anders dan dit met andere mensen delen. Dat hoeft zeker niet met woorden, dat kan ook in alle stilte, door te zijn wie we zijn. Dienstbaarheid aan ‘de ander’ in ons, aan ‘die goddelijke kern’ is een logisch gevolg. Daardoor word ik werkelijk een ander mens, een steeds bezielder mens. En als vanzelf probeer ik ook anderen te helpen, want die goddelijke vonk eist niks voor zichzelf, maar schenkt zich weg aan alles en allen. 

Ik ga langzaam steeds meer begrijpen van de enorme grootsheid van de mens, die zowel sterfelijk als onsterfelijk is. Het eeuwigheidswezen de microkosmos met haar goddelijke kern gaat altijd voort en steeds kan ik als sterfelijke persoonlijkheid meewerken aan een bewustzijnsontwikkeling van dit goddelijke wezen. Wat is er nu mooier in het leven dan hier aan mee te mogen werken aan dit proces van bewustzijnsontwikkeling?

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER DE NAG-HAMMADI GESCHRIFTEN