Catharose de Petri (fakkeldrager van het Rozenkruis 22) doet met weinig woorden werelden doen opengaan in haar boekje ‘Het zegel der vernieuwing’, deel 2 van de Rozenserie. Daarbij weet zij de evangelische teksten in een verrassend nieuw licht te plaatsen; zó dat men de gnostieke boodschap die in de heilige taal besloten ligt, duidelijk verstaat. Hieronder volgen de integrale tekst van hoofdstuk 2 (Geest en Heilige Geest) en de inhoudsopgave.
Evangelie van Johannes, de verzen 32, en 34 van het eerste hoofdstuk (Johannes 1):
‘Johannes getuigde en zeide: ik heb aanschouwd dat de geest neerkwam als een duif uit de hemel en hij bleef op hem. Ik kende hem niet, maar hij die mij gezonden had om te dopen met water, die had tot mij gezegd: Op wie gij de geest ziet neerdalen en op hem blijven, deze is het die met de Heilige Geest doopt. En ik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is.’
U bemerkt dat er in dit woord van Johannes onderscheid wordt gemaakt tussen ‘Geest’ en ‘Heilige Geest’. Geest wordt eerst dan Heilige Geest als zij op een mens kan neerdalen en op hem kan blijven. Dit is een uiterst leerzaam en merkwaardig evangelisch feit, dat door de moderne Universele Leer volkomen wordt onderschreven.
De Geest is het wezen van de Gnosis, de essentie van het Onbeweeglijk Koninkrijk, de krachtstof van het nieuwe leven. Er is een wijde kloof, geschapen door puurheid en oneindig vibratieverschil, tussen de goddelijke Geest en het bewustzijnsbeginsel waaruit dialectische mensen leven.
De essentie van het oorspronkelijke leven kan zich aan een mens meedelen, wanneer deze mens innerlijk, fundamenteel en structureel, de weg daartoe in zijn microkosmos vrijmaakt, met het volkomen gerichte en al het andere buitensluitende doel: de mensheid te dienen in Gnosis’ dienst, geheel en volkomen. Dan valt de Geest op een mens en deze Geest wordt dan Heilige Geest, heiligende, genezende Geest.
U weet wat wij bedoelen met zelfovergave van het ‘ik’. Indien er bij de zelfovergave ook maar een spoortje van blijdschap en verheugenis zou zijn van: ‘Nu ga “ik” uit de poel der tranen naar een eeuwig Vaderland’ dan zou de Geest zich niet aan u kunnen meedelen. Dit zou een toestand van zeer verfijnde ikcentraliteit zijn, die dus gebondenheid zou betekenen.
Nee, de Geest van het rijk Gods kan zich alleen aan u meedelen, als u de zelfovergave in volkomen mensendienst openbaart. En ook daarin mag geen spoor van zelfgenoegzaamheid zijn. Daarom zingen wij (tempelzang 73):
De vreugden moet ik geven, zelfs dat ik dien, o Heer.
Het ‘ik’ mag ook niet in het dienen bestaan. De werker moet een offerande zijn voor de scharen, ook voor de haters voor en na, in volkomen ikloosheid. Een toestand, vrij van zelfgenoegzaamheid, maar ook een immuniteit voor het lijden dat daarvan het gevolg is. Dan zal Geest, Heilige Geest worden en zijn. De heiligende Geest zal blijvend op de leerling zijn. En deze Geest zal dan een volstrekt genezende Geest zijn.
Onpersoonlijk dienen van de mensheid, daarbij gericht op en uitgaande van de wetten van het bevrijdende leven. Zo volstrekt onpersoonlijk, dat vreugden noch droefheid, zelfgenoegzaamheid noch lijden meer mogelijk zijn.
De openbaring van de Geest geschiedt talloze malen als handreiking tot het ware goddelijke leven, doch deze handreikingen kunnen alleen dan volstrekt bevrijdend zijn als:
Gnosisdienst opgaat in mensendiens en mensendienst in Gnosisdienst.
De aanraking van de Heilige Geest, zijn straalwerking, voert de leerling midden in het werkelijke leven in en tot een intense arbeid. Want de redding van één mensenkind betekent tegelijkertijd de roeping en de opwekking van vele anderen.
U staat op het pad zodra de Heilige Geest u aangeraakt heeft met zijn stralingskracht, u daarvoor vatbaar blijkt en u daarop reageert. En als u dan reageert, dan is het altijd zo, dat u door Lees verder →
Drie sluimerende vermogens moeten zich in het leven van de leerling openbaren: het vermogen tot een nieuwe wil, het vermogen tot een nieuwe wijsheid, en het vermogen tot een nieuwe werkzaamheid.
De mens heeft een wil, doch deze is bandeloos terzake van het ene en experimenteel of speculatief terzake van het andere. De uitkomst van een wilsinspanning staat nooit van te voren vast en mocht dat in enige zaak het geval zijn, dan tast men Lees verder →
Johannes ging naar Jericho; hij verbleef daar bij Alpheus. Toen het volk hoorde dat hij daar was, kwamen zij in drommen om hem te horen spreken. Hij sprak tot niemand; maar toen de tijd gekomen was ging hij naar de Jordaan – en tot de menigte zei hij:
Bekeer u en was al uw zonden weg in de bron van reinheid; het koninkrijk is nabij. Kom tot mij en laat u wassen in de wateren van deze stroom, als symbool van Lees verder →