De vrucht van de banyanboom, de zaden en Dat. Hoofdstuk 12 van het zesde deel van de Chandoya Upanishad.

open vijg

Shvetaketu: ‘Hoe kan deze veelheid van namen en vormen voortkomen uit puur Zijn, wat zo uiterst subtiel en zonder naam is? ‘
‘Breng me een vrucht van de banyanboom (vijgenboom) daar.’
‘Hier is ze, vader.’
‘Breek haar open.’
‘Ze is opengebroken, vader.’
‘Wat zie je?’
‘Heel kleine zaden, vader.’
‘Breek er een open, mijn zoon.’
‘Het is gebroken, vader.’
‘Wat zie je?’
‘Ik zie helemaal niets, vader’

Daarop zei zijn vader: ‘ Die subtiele essentie, mijn jongen, die je met het oog niet meer kunt waarnemen, is dat waarop het bestaan van deze machtige banyanboom rust. Geef dit je vertrouwen. Dat, die subtiele essentie, is het Zelf van deze wereld. Dat is het werkelijke. Dat is het Zelf. Dat ben jij, Shvetaketu.’

‘Alstublieft , vader onderricht mij verder.’
‘Dat zal ik mijn kind.’

Bron: De Upanishads, vertaald en toegelicht door Wim van de Laar, Hoofdstuk 12 van het zesde deel van de Chandoya Upanishad.

Eén gedachte op “De vrucht van de banyanboom, de zaden en Dat. Hoofdstuk 12 van het zesde deel van de Chandoya Upanishad.

  1. Bacha T

    Wat een wijsheid schuilt er in de Upanishads.Heel veel bewondering voor de uitleg en kennis over het Zelf.
    Het Zelf is de absolute waarheid.

Reacties zijn gesloten.